2020 Hosea - Aflevering 2: Hosea 1 en 2

donderdag 07 mei

Hosea, hoofdstuk 1

vrs1 Het woord van Jahweh kwam tot Hosea, de zoon van Beëri, in de dagen van Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia, koningen van Juda en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël.

Hosea betekent: hij geeft heil en daarmee is het thema van dit boek bepaald. Natuurlijk wordt ook veel aandacht aan de oordelen besteed die God over Israël afroept. Die vormen echter geen doel op zichzelf. Dat is wel zo met de vervulling van de Raad Gods; de bestemming van Israël en Juda in deze wereld. Die zal zijn bekroning vinden in het Messiaanse Rijk en het koningschap van Jezus Christus.

 

vrs2 Jahweh begon door Hosea te spreken: Toen zei Jahweh tot Hosea: Ga heen! Neem een over- spelige vrouw tot u en accepteer ontuchtige kinderen. Want omdat zij voortdurend overspel gepleegd heeft is het land schuldig aan hoererij. Aldus werd Jahweh verlaten.

God spreekt door de mond van Hosea en daarmee wordt zijn boek tot een heilig geschrift verklaard.

   2b Neem een overspelige vrouw tot u – Hosea krijgt een vreemde opdracht. Hij moet een hoer trouwen om zo door een stuk aanschouwelijke profetie de slechte relatie tussen God en Israël aan de kaak te stellen. Hosea typeert daarin God en de hoer het tienstammenrijk Israël. Veel verklaarders zeggen dat Gomer pas na haar huwelijk hoer werd. Dat is  niet zo en wel om de volgende redenen:

  1. Omdat de tekst zegt dat Hosea een overspelige vrouw moet trouwen. Dat is, op zich, al duidelijk.
  2. In Ezechiël 23 wordt Israël ook als hoer voorgesteld. Daar heet ze Ohola en daar blijkt ze al hoer in haar jeugd was, voordat zij een huwelijk met God aanging (Ezechiël 23:3). De parallellen tussen het boek Hosea en Ezechiël zijn onmiskenbaar. Gomer was dus al een hoer, voordat ze trouwde.

Hosea spreekt in vers 2 niet van Israël, maar van het land. Dat is geen vergissing, want in de belofte aan Abraham (Genesis 17), die de basis vormt voor het bestaansrecht van Israël, zijn land (Kanaän; het Beloofde Land) en volk (Israël en Juda)  onverbrekelijk aan elkaar verbonden. Het land is schuldig aan hoererij. Israël heeft God verlaten en aanbidt andere goden. Een (eens) Goddelijke natie is bezoedeld met afgodendienst. Er staat schuldig. Dat suggereert een rechtszaak en die komt er ook, in Hosea 2.

  2b Accepteer ontuchtige kinderen – Het kan nauwelijks een verrassing zijn dat een vrouw, die hoer is, in verwachting raakt. De mogelijkheden tot anticonceptie waren beperkt. Wel verrassend is dat deze kinderen door de profeet Hosea als de zijne geaccepteerd moeten worden.

 

vrs3 Aldus ging hij heen en hij trouwde Gomer, de dochter van Diblaïm (dochter van twee vruchtenkoeken). Toen werd zij zwanger en baarde hem een zoon.

De betekenis van de naam Gomer is tot stand brengen of voltooien. Dat ziet op de beëindiging van het Sinaïtische verbond tussen God en Israël. De profeet Hosea gehoorzaamt God en neemt een hoer tot vrouw. Er staat niet hoe en waar hij Gomer vindt. Het antwoord ligt in 3b.

3b vertaling 1: de dochter van Diblaïm – In de Bijbel is niets bekend over Diblaïm, we zoeken dus verder.

3b vertaling 2: Dochter van twee vruchtenkoeken – De betekenis van namen speelt een belangrijke rol in Hosea, zo ook hier. In de naam Diblaïm wordt op tempelprostitutie geduid.

Israël zondigde zwaar door de afgoden uit buurlanden over te nemen; de dienst aan de Baäls en Ishtar. Tempels van Ishtar waren in feite bordelen. Betaalmiddel waren o.a. vruchtenkoeken. Gomer was dus  tempelprostituee en haar ‘diensten’ kostte slechts twee vruchtenkoeken. Dat was wel een erg lage prijs en dat suggereert weer dat Gomer niet erg in trek was, dus bepaald niet knap. De tempels van Ishtar  waren bekende publieke plaatsen. Die afgodendienst staat model voor de zonden van Israël. Dus is het logisch dat Hosea dáár een vrouw zocht om als rolmodel te dienen voor het komende oordeel. Voor Gomer was het huwelijk met Hosea aantrekkelijk. Zo verkreeg zij status en de kinderen een vader.

   3c Toen werd zij zwanger en baarde hem een zoon – De meeste exegeten gaan ervan uit, dat Gomer niet van de profeet Hosea zwanger raakte. De Bijbel is duidelijk op dit punt (zie: Ruth 4:13 Toen nam Boaz Ruth en zij werd hem tot vrouw en hij ging tot haar in). Hier missen we die woorden.

Hosea was niet verliefd op Gomer. Hem wordt opgedragen haar te trouwen, niet om gemeenschap met haar te hebben. Vers 2 spreekt van ontuchtige kinderen en dat is duidelijk genoeg.

vrs4 Voorts zei Jahweh tot hem: Geef hem de naam Jizreël! Want nog een korte tijd en Ik zal het bloedvergieten van Jizreël aan het huis van Jehu bezoeken. Dan zal Ik een eind maken aan het koninkrijk van het huis van Israël.

De naam Jizreël (God zaait) duidt het eerste oordeel over Israël. Dat was de residentie van koning Jehu (2 Koningen 9:16, 10:1). Het lag ten oosten van de Karmel. Daar begon het bloedbad, dat de nieuw gezalfde koning Jehu aanrichtte (2 Koningen 9:3). Op Goddelijk bevel (2 Koningen 9:7-10), liet Jehu namelijk koning Joram, koningin Izebel en alle mannelijke leden van het huis van Achab doden. Dat zou een einde moeten maken aan de goddeloosheid en Israël op het goede pad brengen.

   4b Ik zal het bloedvergieten van Jizreël aan het huis van Jehu bezoeken - God droeg koning Jehu op om het huis van Achab uit te roeien (2 Koningen 9:1-10), maar hij ging verder dan dat. Op eigen houtje besloot hij ook koning Ahazia van Juda (naaste familie van Achab) en zijn meereizende familieleden (die toen in Israël waren) te doden (2 Koningen 9:27-28 en 10:13-14).

Ahazia stamde van koning David af. Uit die geslachtslijn zou Jezus Christus, de Messias, geboren worden. De moeder van Ahazia, Koningin Atalia (een dochter van Achab en Izebel!), probeerde in de verwarring, die na de dood van koning Ahazia was ontstaan, de macht over Juda aan zich te trekken. Zij liet alle nog levende nazaten van koning David, die ze vinden kon, doden. Alleen de kleine Joas (de laatste nakomeling van David; 2 Koningen 11) ontsnapte aan het bloedbad. Deze aanslag was een satanisch complot. Want indien Atalia ook Joas had gedood, was de geslachtslijn die naar Jezus zou voeren, afgesneden! Aldus had Jehu grote bloedschuld op zich geladen. Die werd gewroken in de vierde generatie, toen de achterkleinzoon van Jehu, koning Zacharia werd vermoord met heel zijn familie. Zo werd het koningschap van het huis van Jehu afgenomen (2 Koningen 15:10).

   4c Dan zal Ik een eind maken aan het koninkrijk van het huis van Israël. – Het woordje dan leidt de periode na koning Zacharia in (2 Koningen 15:8-12). Toen begon een tijdperk waarin binnenlandse twisten Israël verscheurden. In dat laatste tijdperk had Israël liefst zes koningen in 31 jaar, waarvan er vier vermoord werden. In 722 v. Chr. ging het rijk ten onder, zoals Hosea voorzegd had.

 

vrs8 Nadat zij Lo-Ruchama gespeend had werd zij weer zwanger en baarde een zoon.

Gomer verandert haar gedrag niet en blijft Hosea ontrouw. Ook bij het derde kind wordt zijn naam niet genoemd, dus was Hosea niet de vader van Lo-Ammi. Het kind werd uit ontucht geboren (vers 2).

 

vrs9 Hij dan zei: Noem hem Lo-Ammi (niet mijn volk)! Want gij zijt mijn volk niet en Ik zal voor u IK-BEN niet meer zijn.

Met deze profetie verbreekt God het verbond met Israël. Dit vers roept dan ook de herinnering op aan een oude profetie, die het begin van het Sinaïtisch verbond markeerde, Exodus 6:6-7

6 Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn, opdat gij weet, dat Ik, de HERE, uw God, het ben, die u onder de dwangarbeid der Egyptenaren uitleidt.

7 En Ik zal u brengen naar het land, waarvan Ik gezworen heb het aan Abraham, Isaak en Jakob te zullen geven, en Ik zal het u geven tot een bezitting, Ik, de HERE.

God (in Exodus vertaald met HERE *) werd Jahweh genoemd; de Ik-Ben-Die-Ik-Ben. Die band wordt verbroken. De IK-BEN is er niet meer. De Beschermer trok zich terug en Israël ging ten onder. En zo verdwenen deze stammen in de anonimiteit van de volken: Dan, Aser, Naftali, Manasse, Efraïm, Ruben, Simeon, Issaschar, Zebulon en Gad. Toch, zij zullen terugkeren zoals heden de Joden. Want de onder- gang van Israël is een onduldbare smet op de reputatie van God; Ezechiël 36:20 (Grondtekst) getuigt:

(Zo) schonden zij mijn heilige naam. Want er werd van hen gezegd: Deze zijn het volk van Jahweh, toch hebben zij zijn land verlaten.

Israël moet dus terug naar Kanaän om die smaad weg te nemen. De Joden (Juda en Benjamin) kennen we, echter de tien stammen zijn verdwenen. Toch spreekt Ezechiël 36:24 over twee volken:

Ik zal u uit de heidenvolken te voorschijn brengen (= Israël) en Ik zal u verzamelen uit alle landen (= Juda) en Ik zal u terugbrengen naar uw eigen land.

Israël werd als kaf uitgestrooid (Hosea 13:3) en verdween, maar wordt door God weer te voorschijn gebracht. Dat proces is in onze tijd begonnen. Want er melden zich volken uit India, China en Afrika die zeggen van het volk Israël af te stammen: Telugu Joden (Efraïm), Bnei Menashe (Manasse), Beta Yisrael (Dan), Pathanen, Chiang-Min Joden. De Joden kennen we; zij worden heden al verzameld uit alle landen van de wereld. De tien stammen zullen volgen; ook zij gaan uiteindelijk terug naar Kanaän.

Vrs10 Nochtans zal het getal van de kinderen Israëls als het zand der zee zijn, dat niet kan worden afgemeten, noch kan worden geteld. Ook zal het geschieden dat ter plaatse waar tot hen gezegd werd: U bent niet mijn volk, hen de naam gegeven zal worden: Kinderen van de levende God!

Wat moet je hier nog uitleggen? Deze profetie staat als een huis en kan niet misverstaan worden. Hier klinkt de echo van de oude verbondsbelofte aan Abraham; Genesis 22:17 (NBV-vertaling):

Ik zal je rijkelijk zegenen en je zoveel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn en zandkorrels op het strand langs de zee, en je nakomelingen zullen de steden van hun vijanden in bezit krijgen.

De koppeling van Hosea 1:10 en Genesis 22:17 maakt duidelijk, dat deze profetie niet beperkt blijft tot maar drie stammen – zoals de Joden, maar over geheel Israël spreekt.

 

Vrs 11 Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël herenigd worden en zij zullen één hoofd over hen aanstellen. Daarna zullen zij opschieten uit het land, want groot zal de dag van Jizreël (God zaait) zijn.

De kinderen van Juda worden verenigd met de kinderen van Israël. Samen worden ze weer Gods volk in de Messiaanse betekenis. Dat is onvervulde profetie. Ezechiël 37:19-22 bevestigt dat nog eens.  Eén hoofd, dat is Jezus Christus. Hij zal zich in de Eindtijd aan het hoofd van zijn volk stellen. Dan zal de beloofde Messias (David, mijn knecht, Ezechiël 37:25) eenhoofdig herder over hen worden.

   11c De dag van Jizreël is in de Bijbel altijd de dag van de wrake Gods – dus de oordelen van de Eindtijd. Als Juda en Israël weer verenigd worden, zal God ook met zijn vijanden afrekenen.

___________________________________________________________________________________________________________

 

Hosea, hoofdstuk 2

Vrs1 Klaagt uw moeder aan, klaagt haar nú aan! Want zij is mijn vrouw niet meer en Ik ben haar man niet meer. Laat haar die hoerige opschik verwijderen van haar gezicht en de tekens van haar overspeligheid van tussen haar borsten.

Gomer, de vrouw van Hosea die het volk Israël typeert, wordt aangeklaagd voor de hemelse rechtbank. Centraal zindeel is: Want zij is mijn vrouw niet meer en Ik ben haar man niet meer. Dat was in het oude Midden-Oosten een traditionele echtscheidingsformule – dat typeert het einde van het Sinaïtische verbond. De aanklagers zijn de kinderen van de moeder; Jizreël, Lo-Ruchama en Lo-Ammi. Zij staan als type voor de trieste toestand van het volk Israël. Dat blijkt wel uit de betekenis van hun namen. Want Israël is uitgezaaid (Jizreël) over de wereld, ontvangt geen mededogen (Lo-Ruchama), noch van God noch van andere volken en is niet meer Gods volk (Lo-Ammi).

De hoerige opschik ziet op het zondige gedrag van Israël. Dat moet veranderen en dat kan alleen door een radicale bekering. Dat is tot op heden niet gebeurd. Alleen een bekeerd Israël mag het Beloofde Land binnengaan. Daarom zal er een scheiding ontstaan die het gelovige deel van Israël losmaakt van het ongelovige deel. Ezechiël 20:35-38 spreekt daarover. Dan wordt ook Zacharia 13:9 vervuld:

Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God.

Hosea 2:1 spreekt van de echtscheiding tussen Hosea en Gomer. Zij heeft Hosea verlaten en zich weer op ‘haar beroep’ van hoer teruggetrokken. Ze doet geen enkele moeite om dit leven vaarwel te zeggen.

Wel, zult u misschien zeggen, misschien kon zij dat wel niet en was zij verplicht om in de heidense tempel te dienen. Dat zou kunnen; echter niets wijst erop dat zij met haar zondige leven wilde breken. Bovendien verloopt haar leven parallel aan dat van de relatie tussen Israël en God. Ook in dat geval is sprake van voortdurend en ‘met overgave zondigen’, dus zal dat hier ook het geval zijn geweest.

Vrs2 Opdat Ik haar niet naakt zal uitkleden en haar doen worden als op de dag dat zij geboren werd. Ja, Ik zal haar tot een wildernis maken en haar tot een verdord land doen worden. Zo zal Ik haar doen sterven van dorst.

Het aanklagen van Gomer (Israël) is een laatste kans tot bekering, waardoor het oordeel kan worden afgewend. Bekeert zij zich niet, dan wordt haar alles afgenomen wat God haar gegeven heeft.

Wij weten nu dat die bekering inderdaad niet plaatsvond. Daarom werd het land door de Assyriërs verwoest en een groot deel van de bevolking afgeslacht. Wie overleefde, werd weggevoerd en verstrooid onder de heidenvolken. Zo veranderde het land Kanaän in een dorre wildernis en ‘stierf’ Israël/Kanaän omdat zij afgesneden werden van het levenswater, waarmee God hen voedde.

 

Vrs3-4 Voorts zal Ik haar kinderen geen mededogen tonen, want zij zijn kinderen uit overspel. Aangezien hun moeder ontrouw was en zij schandelijk handelde toen zij hen ontving. Want ze zei: Ik zal achter een ieder aangaan die mij wil beminnen; een ieder die mij mijn voedsel en mijn water zal geven, mijn wol en mijn linnen, mijn olie en mijn drank.

Gomer heeft Hosea verlaten. Daarmee worden de kinderen wees, want zij zijn kinderen uit overspel. Ze waren niet verwekt door Hosea (die God typeert), maar door vreemde mannen (Egypte, Assyrië en Babel), die voor haar gunsten betaalden met aardse goederen: water, wol, linnen, olie en drank.

 

Vrs5a Daarom: Zie Mij aan! Die haar pad zal bezaaien met doornstruiken.

Vers 5 opent met een Goddelijke aankondiging (Mij). Die betreft een oordeel over Israël. God beschikt dat Hij haar pad zal bezaaien met doornstruiken. Daar hoef je  geen uitleg bij te geven, die tekst spreekt voor zich. Het is de echo van Deuteronomium 28:64 en 65.

 

Vrs5b Aldus zal Ik haar met een doornhaag omwallen, zodat zij haar weg niet meer kan vinden.

Voor zowel Gomer als Israël wordt een sombere toekomst voorzegd en er zijn geen lichtpuntjes. Want een (doorn)haag blokkeert het zicht naar buiten, dus naar de toekomst. Slechts het eigen pad, het heden, blijft nog zichtbaar. Het volk Israël verliest dus het uitzicht op de heilrijke toekomst, te weten haar bestemming in het toekomstige Messiaanse Rijk. Dat is tot op heden zo gebleven.

 

Vrs13 Daarom, zie! Ik zal haar lokken en haar leiden in de woestijn. Dan zal Ik spreken tot haar hart.

Niets heeft geholpen, het zenden van Gods profeten bleek nutteloos. Gods wetten werden genegeerd. De onvermijdelijke ondergang heeft zich voltrokken. Dan, verrassend, opent vers 13 met Daarom! Omdat niets geholpen heeft, gaat de Almachtige het geheel anders doen. Ik zal haar lokken! Dat is de taal van geliefden, zoals in Genesis 34:3. Als in een relatie alles faalt, blijft pure liefde als laatste redmiddel over. O liefde Gods, oneindig groot, ver boven ons verstand

 

Vrs14 Ik zal haar (Israël) aldaar haar wijngaarden teruggeven en het dal van Achor maken tot een deur van hoop. Dan zal zij aldaar (mijn liefde) beantwoorden als in de dagen van haar jeugd; als op de dag waarop zij uittrok uit het land Egypte.

Als God besluit Israël te lokken vrs13, dan zal die liefde ook beantwoord worden. Het  wordt weer als in de dagen van haar jeugd, toen Israël uittrok uit Egypte. De Exodus vormde de bruidsdagen van het Sinaïtische verbond. Die dagen keren in de Eindtijd terug onder een nieuw verbond. En wie de tekenen des tijds verstaat, zal opmerken dat de vervulling van de profetie is begonnen. Het is op handen!

   14b Het dal van Achor vinden we in Juda, westelijk van de stad Jericho. Daar werd Achan gestenigd omdat hij zich vergreep aan de schatten van het verslagen en verwoeste Jericho. Schatten die aan God geheiligd waren (Jozua 6:18-19 en 7:24-26). Het was een dieptepunt in de relatie tussen God en zijn volk. Door die zonde onthield de Almachtige zijn zegen en werd Israël door het leger van de stad Ai verslagen (Jozua 7). Na berouw en boetedoening, werd Ai alsnog veroverd (Jozua 8).

Achor betekent ongeluk of beroering. Indien we dat in de vertaling verwerken, staat er: De vallei- of, het dal van ongeluk of beroering. Het is dan nog maar een kleine stap naar Ezechiël 37; de profetie over het dal van de dorre doodsbeenderen. En ook daar is sprake van een uitzichtloze situatie van het volk Israël, net als in Hosea. Ook daar spreekt de profetie over een glorieus en heilrijk herstel van Gods volk. Beide profetieën zijn dan ook, grotendeels, complementair.

De boodschap is duidelijk. Het volk Israël moet door het dal van Achor – een dieptepunt, zoals ook vers 5 en 12 al aangaven. Echter, als dat dieptepunt bereikt is - dan spreken we over een periode aan het einde van De Grote Verdrukking, de toekomst dus -, zal God een deur der hoop geven en Israël weer aannemen als zijn volk.

 

Vrs17 Daarna – op de gestelde dag – zal Ik een verbond voor hen sluiten met de wilde dieren van het veld, de vogels des hemels en de wezens die over de aarde kruipen. Ook zal Ik boog, zwaard en oorlog in het land afschaffen, aldus zal Ik hen doen rusten in veiligheid.

Dit is een eschatologische formule en die leidt altijd in tot de Eindtijd. Als het Messiaanse Rijk gesticht wordt en Jezus Christus, koning wordt in Jeruzalem, zal een nieuwe maatschappij gevestigd worden. Dat geldt niet alleen voor de relatie tussen God en de mens. Ook de natuur zal worden ‘bekeerd’.

Eten of gegeten worden, natuurrampen en oorlogen; het zal allemaal verleden tijd zijn. Want God zelf zal een verbond sluiten tussen de mensheid en de dieren, de vogels, de vissen, ja alles wat leeft.

Dan zal de aarde weer een paradijs worden, een hof van Eden. Over die tijd zegt Jesaja 65:25 (NBV):

Wolf en lam zullen samen weiden, een leeuw en een rund eten beide stro, een slang zal zich voeden met stof. Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg – zegt de HEER.

 

Vrs18-19 Dan zal Ik u voor Mij tot bruid nemen, voor altijd. Ja, Ik zal u voor Mij tot bruid nemen in rechtvaardigheid en gerechtigheid, in barmhartigheid en geborgenheid. Zo zal Ik u voor Mij tot bruid nemen in getrouwheid en dan zult u Jahweh kennen. Deze tekst spreekt voor zich!

 

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar:  De Profeet Hosea door G.A. van de Weerd.

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2020 Hosea - Aflevering 2: Hosea 1 en 2