2020 Amos – Aflevering 5: Amos 7

dinsdag 31 maart

Amos 7

Het eerste deel van Amos 7 behoort tot de mooiste perikopen van de Bijbel. Het spreekt over een God die begaan is met ons, mensen; Die een warme emotie toont; liefde en mededogen. In Amos 7:1-9 toont God een diep verdriet over de ontsporingen van Zijn volk en over de kwade gevolgen daarvan. Maar,… God is toch geen mens? Neen, Hij is Geest en alom vertegenwoordigd – een onbegrijpelijk concept. Toch, God wil met ons communiceren; hij wil een relatie. Daarom spreekt Hij in menselijke begrippen. We noemen dat antropomorfisme. Zo komt God ons genadig tegemoet.

 

Amos 7:1-9 Grondtekst

God geeft ons, door de profeet Amos, nu een aantal voorbeelden, waarin Hij Israël geholpen heeft.

1 Aldus toonde mij de soeverein Jahweh: Zie toch! er vormde zich een zwerm sprinkhanen, toen de late oogst net begon op te komen. En zie! het betrof de tweede oogst, na de afmaaiing van de koning.

God neemt de profeet mee naar de nabije toekomst en toont Amos een sprinkhanenplaag. Dat was ramp; zwermen konden zo groot worden dat alle groen werd verslonden. Hier komen de sprinkhanen op het slechts mogelijke moment. De late oogst werd namelijk in de lente ingezaaid en betrof vooral bladgroenten en knolgewassen. Deze beginnen juist op te komen en dan vreten sprinkhanen alles kaal. De graanoogst is dan net aan de gang, want het eerste deel van de oogst werd de afmaaiing van de koning genoemd; dat was een vorm van belasting. De rest van de graanoogst was voor het volk en ook dat wordt door de sprinkhanen opgevreten. Dat betekende hongersnood!

2 En het geschiedde dat het veldgewas van het land geheel kaalgevreten werd. Toen sprak ik: O soeverein Jahweh, vergeef hen; ik smeek u! Hoe kan Jakob staande blijven, hij is immers klein?

Dan, verrassend, verlaat Amos zijn rol als spreker voor God. Hij stelt zich op als middellaar voor Israël en smeekt God om vergeving. Amos gebruikt hier de naam Jakob, niet die van Israël; waarom? Omdat het volk (zowel het Twee- als het Tienstammenrijk) de verbondsnaam Israël niet meer waardig is. Israël (= God strijdt) werd beschermd door Jahweh, Jakob niet. Daarmee wordt dit (kleine) volk een gemakkelijke prooi voor de grootmachten van die tijd.

3   Jahweh zuchtte diep en gaf toe. Wat dit betreft: Het zal niet geschieden, zo sprak Jahweh.

Het is altijd verrassend, als de Bijbel God eigenschappen toekent, die ons heel menselijk toe lijken. Want vergeven tegen beter weten in, is één van die eigenschappen die mensen van andere wezens onderscheidt. Die heeft de Almachtige niet van ons, die hebben wij van God ontvangen. Daarin toont zelfs een ongelovige iets van Gods liefde, zonder het te weten. Het oordeel wordt afgewend, dat blijkt. De sprinkhanenplaag komt niet en daarmee wordt Israël bewaard voor de hongersnood.

4 Dit is wat de Soeverein Jahweh mij deed aanschouwen: Zie!, de soeverein Jahweh was bezig een rechtsgeding door vuur op te roepen. Dat zal de overvloed van de Tehom verslinden. Toen begon (het vuur) het toegewezen deel te verslinden.

5 Toen sprak ik: Soeverein Jahweh, laat het ophouden; ik smeek u!Hoe kan Jakob staande blijven, hij is immers klein!

Amos ziet een tweede visioen. God roept een verwoestend vuur op om de aarde te louteren en de Tehom te verslinden. Tehom is de naam voor levenbrengende wateren. Het wordt wel vertaald met watervloed, diepte, afgrond, oerwateren, oervloed of vloed. De grote variatie geeft al aan dat men er geen raad mee weet. Wij nemen gewoon het Hebreeuwse woord over – Tehom.

In de Hof van Eden ontsprong een grote bron uit de Tehom, waar levenbrengende wateren uitstroomden (Genesis 2:10). Die bevloeiden de Hof en bracht deze tot uitbundige bloei, waardoor het een Paradijs werd. Die bron putte uit de Tehom, maar wordt later afgesloten (Genesis 2:15) en daarmee verliest de wereld een belangrijke bron van zegen. Er wordt hier een metafoor gebruikt, dat zal duidelijk zijn. We kunnen daaraan maar moeilijk reële, aardse beelden ontlenen. Duidelijk is slechts dat water uit de Tehom zijn oorsprong in God zelf heeft en een belangrijke invloed had op het leven op aarde. En tevens, dat dit water, mits onder Gods zegen, levenbrengend water blijkt te zijn, waardoor zelfs dorre en dode streken tot extreme vruchtbaarheid kunnen komen.

Ezechiël 47 profeteert over een toekomstige tijd, waarin de bronnen van de Tehom weer geopend worden (de tempelrivier). Die bron is, volgens de profeet Ezechiël, bestemd voor het Messiaanse Rijk. Jezus is de beheerder van die bron; Johannes 4:13-14 (HSV):

13     Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen,

14     maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.

Een heilig Israël had uiteindelijk de beschikking over het levende water gekregen. Door de breuk in het Sinaïtische verbond is dat voorlopig uit zicht gegaan. Pas met de komst van Jezus Christus kwam er iemand die de bronnen van de Tehom – levend water – weer kan ontsluiten en dat ook zal doen als het Messiaanse Rijk gevestigd wordt.

  6 Jahweh zuchtte diep en gaf toe. Ook dit zal niet gebeuren, zo sprak de Soeverein Jahweh.

Weer laat God zich door de profeet Amos verbidden.

  7 Dit toonde Hij mij en zie: De HEER stond boven een loodrechte muur en in zijn hand was een paslood.

In dit visioen staat God boven een muur. Uit vers 7 en 8 blijkt dat Hij een paslood gebruikt om de gerechtigheid van het volk Israël te meten. Daarmee rijst dan de logische vraag: Wat doet die muur in dit visioen? Sommigen zien er een zinnebeeldige voorstelling van ‘wat had moeten zijn’. Israël had voor God als een rechte muur moeten zijn; uitbllinkend in gerechtigheid. Een tweede verklaring is, dat de muur een standvastig Israël voorstelt. Rechtvaardig, zich sterk makend voor zijn God. Beide exegeses zijn echter wel ‘erg gezocht’. De wil om hoe dan ook een verklaring neer te leggen lijkt hier de drijfveer, niet een vertaling die door de context gesteund wordt. Een derde verklaring vloeit voort uit een andere vertaling. Want het woord ’?nâk (loodrechte) komt maar viermaal voor in Amos, verder nergens in de Bijbel. We weten niet zeker wat het betekent. Het kan ook afgeleid zijn van ’?naq (zuchten). Dan is sprake van een muur van zuchten, of De Klaagmuur. Wellicht is sprake van een spel op woorden, waarvan Amos zich zo vaak bedient Dan lezen we: Jahweh stond boven een muur der zuchten en in zijn hand was een zucht/klacht).

  8 Daarop stelde Jahweh mij een vraag: Wat ziet u, Amos? En ik antwoordde: Een paslood. Toen sprak de HEER: Zie Mij aan! Die een paslood tussen mijn volk Israël zal neerlaten. Ik zal er niet langer aan voorbij gaan.

Dit beeld, het neerlaten van een paslood, wat een symbolische handeling is om de gerechtigheid van Israël te meten, heeft altijd diepe indruk op Bijbellezers gemaakt. Het was een geliefd onderwerp voor dichters en schilders en inspireerde talloze predikers door de eeuwen heen.

Nadat God zich tweemaal door de profeet Amos heft laten overhalen het oordeel niet uit te voeren, wordt de gerechtigheid van het volk Israël gemeten. De oordelen van de eerste twee visioenen werden niet op basis van de verdiensten van Israël afbesteld. Het was de smeekbede van Amos die dat bewerkte. Nu gaat God er toe over om de schuldvraag te stellen: Heeft Israël recht op dispensatie van het komende oordeel? Het antwoord is kort en duidelijk: Ik zal er niet langer aan voorbij gaan. Dus, Israël is schuldig en daarom zal God het niet langer sparen. Met die constatering keert God zich af van het volk Israël. Zo vervalt de bescherming die het nog had en staat dit volk (Israël en Juda) alleen in een vijandige wereld.

  9 Dan zullen de hoge plaatsen van plezier (Izak) verwoest worden en de heiligdommen van Israël zullen een tot desolate plaats worden. Ook zal Ik Mij tegen het huis van Jerobeam verheffen met het zwaard.

Wel, Amos heeft zijn uiterste best gedaan om het oordeel alsnog te keren. Het mocht niet baten; Israël is schuldig en moet het oordeel ondergaan.

Amos past in vers 9 weer een spel op woorden toe. Want we kunnen zowel: Hoge plaatsen van Isaak, als hoge plaatsen van plezier vertalen.

De hoge plaats van plezier bevond zich in Bersheba, aan de zuidgrens van Juda. Daar was een heiligdom van de aartsvaders die geëerd werden in een eredienst. Zowel uit Juda als Israël ging men op bedevaart naar dit heiligdom. In Amos 5:5 en 8:14 veroordeelt God dat. Kennelijk werd het heiligdom (mis)gebruikt om plezier te maken, in welke vorm dan ook. De Bijbel spreekt er verder niet over. Deze profetie ziet ook op het einde van het koningshuis van Jerobeam, dat door Jehu werd gesticht. De vervulling van deze profetie vinden we beschreven in 2 Koningen 15.

 

Amos 7:10-17 Grondtekst

In dit gedeelte botst een profeet van God met de gevestigde kerkelijke autoriteit. Dat leidt tot een opmerkelijke discussie, waarin de aanklager – Amaziah – listige trucs toepast om te kunnen winnen.

10 Toen zond Amaziah, de priester van Bethel, tot Jerobeam, koning van Israël, de volgende boodschap: Amos smeedt een samenzwering tegen u in het midden van het huis van Israël. Het land kan al zijn woorden niet verdragen.

Uit vers 10 wordt duidelijk, dat Amos zich in Bethel bevindt. Daar was één van de twee centrale heiligdommen van Israël. Die waren door Jerobeam I gesticht. Hij liet gouden stierkalveren maken, zette die op een sokkel en bouwde er een tempel omheen. De cultus in Dan en Bethel leek op de ware eredienst in de tempel te Jeruzalem en Jerobeam had daar eigen bedenksels aan toe gevoegd, zoals uit 1 Koningen 12:32 blijkt. De priesters van Bethel en Dan kwamen niet uit de stam van de Levieten, zoals voorgeschreven was. Jerobeam had ze uit het gewone volk gekozen (1 koningen 12:31).  Amaziah was kennelijk de hogepriester van Bethel. Hij wordt nu geconfronteerd met een profeet uit een ander land (Juda), die luidkeels het komende oordeel over Israël verkondigt.

 

De Confrontatie

De ontmoeting tussen Amaziah en Amos is een dramatische confrontatie. Voor Amaziah is Amos een indringer. Een ongekwalificeerde amateur, die een concurrerende godsdienst vertegenwoordigt.

In zijn bericht aan de koning spreekt Amaziah niet over een boodschap van de ware God van Israël, maar: Amos smeedt een ... In zijn visie verkondigt Amos dus menselijke woorden; een boodschap van een concurrerende god en dat zet de toon – Amos is dus een rebel én een concurrent.

Amaziah zendt koning Jerobeam II een bericht die de concurrent in één kap moet uitschakelen. Daarvoor gebruikt hij grote woorden. Hij spreekt van een samenzwering (vers 10; wat niet waar is) en plannen voor een moordaanslag op koning Jerobeam II (vers 11a; is ook niet waar). Zo verdraait hij de boodschap en maakt hij van een algemeen geldend oordeel over de volken van Juda en Israël, een samenzwering tegen koning Jerobeam II. Wel, sterkere argumenten bestaan niet. De koning zal het ongetwijfeld met hem eens zijn: Amos is staatsvijand nummer 1.

11 Want aldus spreekt Amos: Jerobeam zal door het zwaard sterven en Israël zal weggevoerd worden in ballingschap, weg uit hun land.

Amaziah zendt een boodschap naar koning Jerobeam II, die Amos in een kwaad daglicht stelt. Want de profeet heeft helemaal niet beweerd dat Jerobeam II door het zwaard zal sterven; hij spreekt over het huis van Jerobeam (Vers 9). Dat gebeurt dan ook niet, want volgens 2 Koningen14:29 stierf Jerobeam II een natuurlijke dood. Amaziah dikt de profetie van Amos aan om er zeker van te zijn, dat Amos door Jerobeam II veroordeelt zou worden. Het tweede argument in de beschuldiging lijkt van veel minder belang. Koning Jerobeam zal het ongetwijfeld voor kennisgeving hebben aangenomen. Voor hem ging het om de samenzwering en een mogelijke moordaanslag (vers 10).

12 Toen zei Amaziah tot Amos: Ziener verdwijn! Ga terug! Want u hoort thuis in het land Juda. Verdien daar uw brood en profeteer daar!

Er is geen duidelijke aanwijzing dat er een aantal dagen tussen vers 11 en 12 liggen. Er wordt namelijk niet gerept van een antwoord van koning Jerobeam II. De verbanning van Amos sluit waarschijnlijk aan op het moment, dat Amaziah de brief schrijft. Het heeft er dus alle schijn van, dat de ‘brief aan Jerobeam’ bedoeld was om Amaziah rugdekking te verschaffen bij de koning.

Het is verrassend, dat Amaziah de profeet Amos niet in de boeien laat slaan, of terecht laat stellen. Dat was de normale gang van zaken met samenzweerders. Ook is het wel bijna zeker, dat de ‘geheime dienst’ van Jerobeam II graag de samenzweerder verhoord zou hebben, om zo ‘andere samenzweerders’ te kunnen pakken. Zo gaat het echter niet. Amaziah wijst Amos het land uit.

Waarschijnlijk was Amaziah er helemaal niet zo zeker van, dat Amos geen ware profeet van God was. Anders is zijn reactie niet te verklaren. Ook het keiharde antwoord van Amos (vers 16) wijst daarop. Amaziah durft de profeet van God niet aan te pakken. Amaziah noemt Amos een ziener, geen profeet. Want Amos was niet door de koning benoemd, dus geen profeet van professie.

De Bijbel geeft in Amos 7:10-17 een beeldvorming van de hervormer versus de gevestigde orde en die is van alle tijden. Ook de verdediging van Amaziah. Weinig conflicten in de kerk zijn, waar ook in de geschiedenis, biddend opgelost. In de meeste gevallen eindigt het in juridische haarkloverij, die de gevestigde orde in het gelijk stelt. Zo wordt de genade begraven onder quasi theologische argumenten en het evangelie verstikt. Dat overkwam ook Amos en met hem verdween één van de schaarse lichten van hoop uit de samenleving van Israël.

13 U zult niet langer profeteren in Bethel, want dit is een heiligdom van de koning en dat betreft een rijksgebouw.

De argumentatie van Amaziah is heel verhelderend. Hij gaat niet in discussie over wat Amos heeft geprofeteerd. Hij stelt slechts vast dat Amos zich op verboden gebied bevindt. Want het heiligdom behoort de koning toe; het is een rijksgebouw. Daar hebben alleen officieel gekwalificeerde priesters en profeten, zoals Amaziah, enige bevoegdheid. Zo wordt Amos monddood gemaakt. Niet op basis van argumenten, maar op een rigide uitleg van ‘de kerkorde van Bethel’.

14 Daarop antwoordde Amos en hij zei tot Amaziah: Ik ben geen profeet noch de zoon van een profeet. Ik was een veehouder en iemand die moerbeivijgenbomen kweekte.

Amos doorziet Amaziah. We krijgen dan ook sterk de indruk dat het antwoord van de profeet een spottende ondertoon heeft. Amaziah was een beroepsprofeet. Echter, hij was niet door God, maar door Jerobeam II aangesteld. In eerste instantie beaamt Amos dus, dat hij de officiële status mist, waar Amaziah zich op beroemt. Hij was van beroep veehouder en kweker die door God (vers 15) tot een profetische taak geroepen werd. Hier staat dus de autoriteit van beide profeten ter discussie.

15 Maar Jahweh nam mij van achter de kudde weg. Voorts zei Jahweh tot mij: Ga! profeteer tot mijn volk Israël.

Verwijst Amos hier naar David, die ook van achter de kudde werd weggehaald? Het lijkt er wel op, want in Amos 6:5 spreekt hij ook over koning David. Amos geeft met vers 15 zijn legitimatie af. Die is getekend door Jahweh; het hoogste adres. Dat blijkt echter weinig indruk te maken. De kennis van God was zo gering geworden in Israël, dat Amaziah daar niet op reageert.

16 Welnu, hoor het woord van Jahweh: U zegt: Profeteer niet tegen Israël en laat uw woorden niet tegen het huis van plezier (Izak) stromen.

Amos spreekt hier over twee manieren van profeteren. De eerste betreft het gesproken woord van God (Profeteer niet tegen Israël). Dat is een boodschap, die je bijvoorbeeld van papier kan aflezen. Het tweede betreft het profeteren in extase (laat uw woorden stromen). Dat overkwam een profeet als deze een boodschap van God ontving en die direct doorgaf.

Ook hier vinden we weer een subtiel spel op woorden. De profeet Amos profeteert tegen het volk Israël en tegen het huis van Izak. Daarmee wordt volgens velen hetzelfde volk bedoeld; … niet dus. De naam Israël staat voor het volk van God. Echter de naam Izak (= God doet lachen) voor hetzelfde volk dat geringschattend lacht om God. Zo maakt de profeet haarfijn duidelijk hoe het met Israël gesteld is.

17a Daarom, zo spreekt Jahweh: Uw vrouw zal hoer worden in de stad en uw zonen en dochters zullen vallen door het zwaard.

Voordat Amos gaat, spreekt hij een vervloeking over Amaziah uit. Hij is kennelijk niet bang voor hem. Dat getuigt van uitzonderlijke moed, want hij tartte zo de gevestigde orde.

17b Dan zal het land opgemeten worden en verdeeld. Ook zult u op onreine grond sterven, want Israël zal weggevoerd worden in ballingschap, weg uit hun thuisland..

Het was een Assyrische gewoonte om een veroverd land, waarvan de bevolking was weggevoerd, te verdelen onder bondgenoten en belangrijke families/personen van het Assyrische rijk.

17c Ook zult u op onreine grond sterven, want Israël zal weggevoerd worden in ballingschap, weg uit hun thuisland.

De ballingen werden over het Assyrische rijk verstrooid. Joden die stierven werden daar begraven, niet in de heilige grond van het beloofde land.

 

* Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar:  De Profeet Amos.

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2020 Amos – Aflevering 5: Amos 7