2019 - Jesaja deel 2, aflevering 6: Jesaja 43-44

vrijdag 08 februari

A. Jesaja 43:1-8 Het Ware Israël Vrijgekocht – De Grote Terugkeer

In dit hoofdstuk openbaart God ons details over het Messiaanse Rijk. Die zijn helaas niet altijd zichtbaar in vertalingen, omdat Bijbelgeleerden daar niet naar zochten of die negeerden. Jesaja spreekt namelijk over de Eindtijd, alsof hij daar zelf aanwezig is. Jesaja 43 begint met een oproep aan alle gelovige Israëlieten om terug te keren naar het beloofde land.

1: Maar nu, zo zegt Jahweh – Hij die u schiep, o Jakob; Hij die u vormde, o Israël –: Vrees niet want Ik kocht u vrij. Ik riep u bij uw naam: u bent van Mij.  

Het volk dat God in oude tijden uitverkoos, wordt Jakob genoemd, de aartsvader die zich met list en bedrog staande hield. Israël is de naam van dezelfde man die God gevonden heeft. En daarmee wordt ook het ware Israël getypeerd. Dat is niet geschapen, maar door een proces van loutering gegaan – Hij die u vormde. Wat overblijft is een volk dat God toegewijd is. Heden is Israël nog niet vrijgekocht, want het erkent Jezus niet als Messias. Jesaja spreekt dus over een tijdstip nadat het tot bekering is gekomen en de Geest der genade en gebeden ontvangt (Zacharia 12:9-14 ) en dat ligt onmiskenbaar in de Eindtijd.

Met de woorden Ik riep u bij uw naam roept Jahweh alle dan nog levende Israëlieten om terug te keren naar het beloofde land. God claimt hen als zijn volk (u bent van Mij) en zo wordt een oude profetie vervuld; Exodus 19:5 (HSV):

Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij.

Wat in het verleden misgelukte, zal in de Eindtijd wel tot vervulling komen, want dan zal het volk Israël Gods stem gehoorzamen, terugkeren naar Kanaän en zijn verbond in acht nemen.

2: Wanneer u de wateren oversteekt, zal Ik u nabij zijn en rivieren doortrekt, zij zullen u niet overspoelen! Wanneer u door het vuur loopt, zult u niet geschroeid worden en zal de vlam u niet verbranden.

En ze zullen komen; honderdduizenden – wellicht miljoenen – uit alle streken van de wereld. Die terugtocht – we noemen dat de laatste Aaliyah – zal geen gemakkelijke tocht worden. Want op dat moment in de toekomst is De Grote Verdrukking net achter de rug. In de tweede helft van die periode van zeven jaar zal de aarde geteisterd worden door de oordelen van God. Een groot deel van de aardbevolking zal het leven laten en de infrastructuur (wegen, spoorlijnen en vliegvelden) zal nagenoegd vernietigd of zwaar beschadigd worden. Veel repatrianten zullen dus te voet moeten terugkeren, uit Afrika, Europa en Azië. Jahweh belooft Zijn volk ondersteuning en die is totaal. Niemand zal het volk Israël dan nog deren, want God zelf zal hen voorgaan als eens aan hun verre voorvaderen, die uit Egypte door de woestijn naar het beloofde land trokken.

3: Want Ik, Jahweh, uw God, de heilige van Israël, ben uw redder. Als losgeld en genoeg- doening geef Ik u Egypte, Cush en Seba.

Met Cush  en Seba worden Nubië en Ethiopië bedoeld. Zij vormden met Egypte ook wel een verenigd koninkrijk. Ook Jesaja 19:23 en 25 wijst op deze drie landen. Daar wordt geprofeteerd dat Egypte dienstbaar zal zijn aan Jahweh, dus onderhorig aan Israël en Messias Jezus.

4: Daar u kostbaar en belangrijk bent in Mijn ogen en Ikzelf u lief heb, daarom zal Ik de mensheid onder u stellen en naties die onder u leven.

In het Messiaanse Rijk gaan de verhoudingen op z’n kop. Dan spelen niet de wereldmachten van deze tijd de hoofdrol: de USA, de EU, Rusland of China, maar regeert Jahweh de aarde. De Messias, Jezus Christus, zal Zijn stadhouder zijn en dan wordt Israël verheven naar de positie van belangrijkste volk op aarde (daarom zal Ik de mensheid onder u stellen).

5: Vrees niet, want Ik ben met u. Ik zal uw afstammelingen uit het oosten halen en u bijeen brengen uit het westen.

6a: Ik zal tegen het noorden zeggen: Geef hen op! En tot het zuiden: Houd hen niet tegen!

De Hoogheilige zal zich persoonlijk bemoeien met de terugkeer van zijn volk. Overal op aarde zal die oproep gehoord worden en niemand zal Gods volk tegen mogen en kunnen houden.

6b:  Breng Mijn zonen van verre en Mijn dochters van de einden van de aarde. Een ieder die in mijn Naam geroepen wordt en tot mijn eer.

De nieuwe status van Israël wordt treffend geïllustreerd. Zonen en Dochters van Jahweh. Ook het tweede deel van 6b spreekt over het ware Israël; alle twaalf stammen. Dat blijkt wel uit Jesaja 27:13 waar over Joden én Israëlieten gesproken wordt. We herhalen de grondtekst:

Ook zal het te dien dage geschieden, dat een grote sjofar luid zal schallen. En zij die verloren waren in het land van Assyrië (de tien stammen) zullen komen, evenals degenen die verdreven werden naar het land van Egypte (de Joden). Dan zullen zij zich neerbuigen voor Jahweh op de heilige berg in Jeruzalem.

Jesaja 43:9-15 Israël opnieuw Uitverkoren

In vers 9-15 wordt het fundament gelegd voor een nieuwe tijd: Het Messiaanse Rijk. Daarin geeft de Hoogheilige instructies die daarvoor de basis vormen. Tevens wordt Israël tot uitverkoren dienaar aangesteld om als Zijn getuige in de wereld op te treden. We beginnen met vers 10.

10: Gij zult Mijn getuige zijn – zo spreekt Jahweh – en Mijn dienaar die Ik uitverkoren heb, ten behoeve van de doelstelling dat zij (de heidenen) kennis verkrijgen en zij in Mij mogen geloven en ook zullen begrijpen dat Ik de enige ben. Er zal voor Mijn aangezicht geen god vervaardigd worden, noch zal dat achter Mij gebeuren.

Jahweh richt zich nu tot Israël (Gij). Hij geeft het instructies met betrekking tot de heidenvolken (zij). De afgevaardigden van de heidenvolken treden elk voor hun eigen volk op. Israël getuigt voor Jahweh, de overwinnaar. Daarin eist Jahweh dat de heidenvolken (zij) Hem erkennen als enige God. Ook wordt de heidenvolken verboden nog enige andere god te vervaardigen of te aanbidden. Niet openlijk (voor Mijn aangezicht), noch in het verborgene (achter Mij). De heidenvolken – dat zijn allen die geen Israëliet of christen zijn – moeten opnieuw worden opgevoed. Dat onderwijssysteem zal onder controle van de geestelijke leiding te Jeruzalem komen en zal een eind maken aan alle theologische geschillen, want Jahweh en Jezus Christus zullen als enigen bindende uitspraken kunnen doen. De verspreiders van de goddelijke kennis op aarde zullen Israëlieten zijn (Hebreeën 8:10-11).

11: Ik ben het immers; Ik ben toch Jahweh en geen verlosser die voortdurend faalt!

12: Ik, ja Ik was het Die verkondigde en Ik bracht redding en Ik maakte Mij bekend. Ook is er geen enkele heiden meer onder u, daarom zult gij mijn getuige zijn – zo spreekt Jahweh – want Ik alleen ben God.

De tekst benadrukt de unieke persoonlijkheid van God. Hij is wie Hij is en dat houdt in dat Hij niet falen kan. Jesaja gaat verder met een bijzondere constatering. Er is geen heiden meer over in Israël. De schapen zijn van de bokken gescheiden. Die overblijven zullen Jahweh met heel hun hart dienen en aldus zullen zij het ware Israël vormen dat waardig is om Gods getuige te zijn.

Jesaja 43:16-21 Jahweh Gaat Iets Nieuws doen

19a: Let op Mij, Die iets nieuws ga doen! Nu zal het tot bloei komen. Begrijpt u het wel?

Dat nieuws is dat Jahweh de vervulling van zijn Raad niet meer laat afhangen van mensen, zoals in het verleden, toen het volk Israël Hem keer op keer teleurstelde. Ook is de wet Gods geen leefregel meer die je wel of niet kunt eerbiedigen, zoals heden het geval is. De wet zal dwingend worden opgelegd en het Messiaanse Rijk zal gevestigd worden door daden Gods die rechtstreeks naar het doel leiden. Binnen dat traject is voor de ‘deelnemers’ geen keuze meer mogelijk: doen we mee of niet. Iedereen zal zich moeten schikken naar Gods wensen.

19b: Ik zal zelfs een weg maken in de wildernis en rivieren in de woestenij.

De weg in de wildernis is de Camino Sacra (de Heilige Weg) die Petra met Jeruzalem zal verbinden en over die weg zullen de gevluchte Joden naar huis terugkeren. De rivieren in de woestenij zijn de twee takken van de tempelrivier, waar Ezechiël 47:12 (HSV) over spreekt:

Aan de oevers van de rivier zullen allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan de bladeren niet verwelken en de vruchten niet zullen opraken; elke maand zullen ze vrucht dragen. Het water stroomt immers uit het heiligdom. De vruchten zullen eetbaar zijn en de bladerengeneeskrachtig.

Voor een veel uitgebreider bespreking van Jesaja 43 verwijzen we naar:  De Profeet Jesaja, deel 2.

Jesaja 44:1-6 Het Ware Israël Ontvangt de Heilige Geest

Jesaja 43:22-28 spreekt over de tweedeling van het volk Israël. Het gelovige deel wordt Israël genoemd, het ongelovige Jakob. Het eindigt met de veroordeling van Jakob, want zij rebelleren tegen God (Jesaja 43:27). Jesaja gaat nu verder met profetie over het ware Israël.

1: Maar nu, luister: Jakob mijn dienaar en Israël die Ik verkozen heb.

2: Zo spreekt Jahweh, uw Maker en uw Formeerder: Van de moederschoot af heb Ik u geholpen. Zou u niet vrezen, mijn dienaar Jakob, nu Ik de Kleine Oprechte heb uitverkoren?

Hier wordt de tegenstelling tussen de listige Jakob en het gelovige Israël scherp neergezet. De profetie wordt uitgesproken in Jesaja’s tijd, als het Sinaïtische Verbond nog werkzaam is, want Israël wordt mijn dienaar genoemd. Het dient dus in eerste instantie als waarschuwing voor toen. In tweede linie is het een profetie die tot in de Eindtijd reikt, want alleen het ware Israël – de Kleine Oprechte – is uitverkoren en mag het Messiaanse Rijk binnengaan.

3: Want Ik zal wateren uitstorten op de dorstige, ja stromen op wat verdord is. Ik zal mijn Geest uitstorten op uw zaad en mijn zegen op wat zij voortbrengen.

4: En zij zullen gedijen als een groene tamarisk, gelijk wilgen aan stromend water.

In Joël 2:28-29 vinden we een soortgelijke profetie. Bijbelvaste lezers weten dat die tekst meestal verbonden wordt met de uitstorting van de Heilige Geest op Pinksterdag. Dat is juist, maar men vergeet gewoonlijk dat er een tweede uitstorting van de Geest komt en daar spreekt Zacharia 12:10 over. Wie wat verder doorleest in Joël vindt een profetie over De Grote Verdrukking (vers 30-31) en over het ware Israël, dat ontkomt aan de Antichrist (vers 32). Joël 2:28-32 (HSV):

28: Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien.

29: Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten.

30: Ik zal wondertekenen geven aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookzuilen.

31: De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende (= De Grote Verdrukking – de oordelen Gods).

32: Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden.  Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal.

5: Deze zal zeggen: Ik hoor bij Jahweh, maar de ander zal bij de naam Jakob genoemd worden. Weer een ander zal met zijn hand schrijven: Voor Jahweh en met de naam van Israël onderscheiden worden.

Het ware Israël zal getuigen: Ik hoor bij Jahweh. Het afgevallen Israël zal God verloochenen; dat is Jakob. Maar er is nog een derde groep; heidenen die zich bij Israël aansluiten. Zij hebben tijdens De Grote Verdrukking God niet verloochend. Zij worden beloond en mogen zich bij het ware Israël voegen. Ezechiël 47:21-22 (HSV) spreekt daarover:

21: Dit land nu moet u voor uzelf verdelen over de stammen van Israël.

22: En het zal gebeuren dat u het als erfelijk bezit zult doen toevallen aan u en aan de vreemdelingen die in uw midden verblijven, die in uw midden kinderen verwekt hebben. Zij zullen voor u zijn als een ingezetene onder de Israëlieten. Hun zal het met u in erfelijk bezit toevallen, te midden van de stammen van Israël.

Psalm 87 (berijmd), waar dat zo prachtig door een dichter wordt verwoord, getuigt daarvan:

God zal ze zelf bevestigen en schragen, En op Zijn rol, waar Hij de volken schrijft, Hen tellen, als in Isrel ingelijfd, En doen den naam van Sions kind'ren dragen.

Voor een veel uitgebreider bespreking en Jesaja 44:6-22 verwijzen we naar:  De Profeet Jesaja, deel 2.

Jesaja 44:23-27 Profetie over het Messiaanse Rijk

De profetie springt nu weer naar de toekomst. Dat is een logisch gevolg op vers 22. Daar zegt Jahweh: Keer terug tot Mij, want Ik zal u verlossen. Vers 23-27 spreekt over de vervulling.

23a: Jubel, gij hemelen, want Jahweh handelde! Juich luide, gij diepten van de aarde;

Als Jesaja van de diepten van de aarde spreekt, dan heeft hij het over Sheol*, het dodenrijk. Valt daar dan iets te juichen? Zeker wel, 1 Thessalonicenzen 4 (HSV) spreekt daarover:

Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen (=Jahweh handelde). Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan.

17: en daarna zullen wij, die nog in leven zijn, samen met hen op de wolken worden weggevoerd en gaan we in de lucht de Heer tegemoet. Dan zullen we altijd bij hem zijn. De doden die in Christus ontslapen zijn, worden dus gewekt in het dodenrijk en meegevoerd.

23b: Breek uit in gezang, gij bergen, gij woud en alle bomen die in u zijn, want Jahweh gaf Jakob lossing en in Israël toont Hij zijn luister.

Het losserschap hield in dat een schuld voldaan kon worden door iemand die een bloedband had met de schuldenaar. Dan denk je aan familieleden, maar die band kan ook op een andere manier ontstaan. Zo heeft de Gemeente een bloedverwantschap met iemand die toch geen familie is. Dat is Jezus, want Hij kocht ons met zijn bloed en opende zo de deur naar God. Vandaar dat de Bijbel leert dat ware gelovigen één zijn met het lichaam van Christus – aldus worden zij toch bloed- verwanten. Dat speelt ook in vers 23.

In eerste instantie lijkt het dat de tekst strijdig is met de context. Want als Jesaja over Jakob versus Israël spreekt, dan duidt Jakob altijd dat deel van Israël, dat zondig is en verloren gaat en Israël het overgebleven gelovige deel dat behouden wordt. Hier krijg je de indruk dat beiden behouden worden; Israël en Jakob. Dat is helaas niet zo, want het woord  gâ’al kan zowel een positieve betekenis hebben (bijvoorbeeld tot een vorm van verlossen leiden) als een negatieve (bijvoorbeeld bloedwraak, als in Numeri 35:19, 21, 24,25, enz). Die tegenstelling wordt helder  als we de kernbetekenis van gâ’al meenemen; dat is: vereffening van schuld. In beide gevallen is sprake van vereffening van de schuld aan God. In het eerste geval gebeurt dat door de band met- en het bloed van Christus en leidt dat tot verlossing en zaligheid. In het tweede geval wordt Christus afgewezen en betaalt de zondaar de schuld met zijn leven, want dat deel van het volk Israël (dat de kant van de Antichrist zal kiezen) zal de dood vinden. In beide gevallen wordt Jahweh dus schatting betaald en in beide gevallen bestaat die schatting uit bloed. In het eerste geval het bloed van Christus, in het tweede het bloed van de zondaar.

Als Jesaja zegt: Jahweh gaf Jakob lossing, dan wordt hier niet op het vergoten bloed van Jezus Christus gewezen, maar op de vereffening van schuld aan God zonder Jezus Christus. Dat is een oordeel, want het leidt tot vergelding, dus de dood. Dat geldt ook de Gemeente van Christus. Alleen het bloed van Christus slaat de brug naar God en de sleutel tot dat bloed is bekering. Jezus stierf voor ons, maar ook voor het ware (= gelovige) Israël. Het is daarom dat alleen het ware Israël vrijgekocht kan worden, want zij zullen Jezus uiteindelijk herkennen en aannemen als hun Messias en dan zal die ‘bloedband’ Israël redden. En in de heiliging van het ware Israël  verheerlijkt God zijn naam (toont Hij zijn luister).

24: Zo zegt Jahweh, uw Losser, die u ook in de moederschoot vormde: Ik ben Jahweh die alles maakte en de hemelen uitspande. Voor mijn eigen belang heb Ik de aarde gemodelleerd; wie evenaart Mij?

25: Die de tekenen van grootspraak verbreekt en waarzeggers laat prijzen; die wijzen doet terugtreden en hun kennis tot dwaasheid bestempelt.

26:  Die het woord van Zijn dienaar bevestigt en de Raad van zijn boodschappers volbrengt. Die over Jeruzalem zegt: Zij zal bewoond worden. En over de steden van Juda: zij zullen gebouwd worden en Ik doe haar puinhopen herrijzen. En de Raad van zijn Boodschappers volbrengt.

27: Die zegt tot wat verzonken is: Wees droog! Ja, uw wateren zal Ik doen opdrogen.

Ter wille van de tijd moeten we kort zijn. Jesaja 44 eindigt met een lofspreuk over de grote daden Gods in het verleden en de toekomst. De tekenen van grootspraak wijst op de Antichrist die zich in de Eindtijd zal verheffen als een god (2 Thessalonicenzen 4).

Het woord mal’âk betekent: boodschapper en dat is vaak een aartsengel. Jesaja spreekt over de Raad der Heiligen: zeven aartsengelen en Jezus Christus, die de Raad Gods uitvoeren. Jesaja sluit met een belofte over Jeruzalem en de steden van Juda. Er zal in De Grote Verdrukking namelijk veel schade worden toegebracht, maar het beloofde land zal in alle glorie herrijzen. En de Dode Zee (wat verzonken is) zal opgeheven en vruchtbaar worden als eens de tuin van Eden.

Vers 28 hoort bij Jesaja 45 en bespreken we daar.

Voor een veel uitgebreider bespreking van Jesaja 44 verwijzen we naar:  De Profeet Jesaja, deel 2.

Terug naar overzicht
2019 - Jesaja deel 2, aflevering 6: Jesaja 43-44