2019 - Jesaja deel 2, aflevering 19: Jesaja 66

vrijdag 10 mei

Jesaja 66:1-5 De Wet die Uitgaat over het land Kanaän

1: Zo spreekt Jahweh: De hemel is Mijn troon en de aarde is een voetbank voor Mijn voeten. Wat is de aard van het Huis dat u voor Mij zult bouwen? Wat is het doel van de plaats van Mijn rust, maar ook van de volmaaktheid van dit alles wat Mijn hand bewerkte, ja van alles wat er gebeurd is?

Deze vraag leidt Jesaja 66 in. Die betreft het doel waarom God naar de aarde komt*, wat de functie van de tempel is (het Huis) en over de grote werken van Zijn hand. Jahweh noemt Sion (de tempel) de plaats van Mijn rust, omdat Hij daar weer gaat wonen (zie ook Jesaja 11:10). Ook Psalm 132:8 en 14 (HSV) spreken daarover: 8 Sta op, HEERE, ga naar Uw rustplaats (= Sion), U en de ark van Uw macht. 14 Dit is, zei Hij, Mijn rustplaats tot in eeuwigheid), hier zal Ik wonen, want naar haar heb Ik verlangd. Dit alles betreft uiteraard de Raad Gods  die dan tot volledige vervulling zal komen en alles wat er gebeurd is wijst op het ingrijpen van Jahweh.

*     De profetie staat in de Perfectum Propheticum; de verleden tijd van de profeten. De spreker acteert alsof hij in de toekomst aanwezig is en spreekt van daaruit over verleden en toekomst.

2: Aldus verklaart Jahweh: En deze zijn degenen waar Ik naar zal omzien: naar de nederige en de boetvaardige van geest en die beven voor Mijn woord.

De nederige en de boetvaardige van geest zijn de gelovigen die zwaar geleden hebben onder de vervolgingen van de Antichrist. Die beven voor Mijn woord is geen alternatieve beschrijving van dezelfde groep, zoals velen verklaren. Gelovigen beven niet voor Gods woord, want die hebben het lief. Jesaja doelt op de heidenvolken die capituleren voor Zijn almacht. Zij gehoorzamen God uit vrees, maar hebben Hem nog niet lief. Ook naar hen zal Jahweh omzien. God biedt hen vrede aan vs6 mits die volken zijn wetten gehoorzamen.

3: Wie een stier slacht (om te offeren), slaat een man neer; wie een lam offert, breekt de nek van een hond. Wie een graanoffer doet opstijgen, offert bloed van een varken; wie gedenkt met wierook, zegent ongerechtigheid. Zij verkiezen zelf hun wegen en in hun gruwelen heeft hun ziel een welgevallen.

Als Jahweh regeert, is er maar één plaats waar Hem offers gebracht mogen worden: in de tempel te Jeruzalem. Alleen afstammelingen van Aäron – de Kohaniem – zullen daartoe gerechtigd zijn. Zijn die heden dan nog te herkennen? Ja, sinds kort wel. Want zij blijken unieke genetische kenmerken te hebben (DNA), waardoor ze met zekerheid geïdentificeerd kunnen worden. Is dat geen wonder?

4: Zo zal Ik, ja ook Ik, hen uitverkiezen aangaande hun lichtzinnige gedragingen en wat zij het meest vrezen zal Ik over henzelf doen komen. Want Ik riep en niemand antwoordde; Ik sprak  en niemand luisterde. Zij deden wat kwaad is in Mijn ogen, ja zij verkozen wat Mij mishaagde.

Zij die de bepalingen van vers 3 overtreden, worden gestraft. Dat is logisch, want in het Messiaanse Rijk worden openlijke zonden niet meer getolereerd, zoals ook uit de tekst van Zacharia 5:1-4 en Zacharia 14:17-18 blijkt. De overtreders vallen onder het oordeel (= wat zij het meest vrezen).

5a: Hoor het woord van Jahweh, gij die opgeschrikt bent door de God van Zijn Woord.

Die opgeschrikt worden door de God van Zijn Woord zijn Joden en heidenen die Jezus niet kenden. Zij vallen nu onder Zijn soevereiniteit. Johannes 1:1-3 (NBV) spreekt daarover:

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat.

Johannes beschrijft de Raad Gods waardoor alles geschapen is. Toen die schepping in zonde viel, werd dat Woord in de gedaante van een sterfelijk mens, Jezus, naar deze wereld gezonden, om de mensheid te genezen van zonde en een nieuwe weg tot God te openen; Johannes 1:14 (NBV):

Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.

En enige verzen later (Johannes 1:23) gaat hij verder met een verwijzing naar Jesaja 40:3 (NBV):

23: Ik ben de stem die roept in de woestijn: “Maak recht de weg van de Heer,” zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.’

Wel, Zijn roepen tot het volk Israël werd genegeerd en daarom stichtte Jezus zijn Gemeente. Maar Zijn taak is niet af. Pas in de Eindtijd zal de weg van de Heer (Jahweh) werkelijk recht worden; niet alleen in het heilige land, maar op de gehele aarde.

5b: Gij zegt: Uw broeders haten u, omdat u zich afgescheiden hebt ten behoeve van Mijn Naam; -  In De Grote Verdrukking zijn christenen en gelovige Joden een vervolgde minderheid – uitschot in het oog van de wereld, gehaat door hun broeders. Dan zegt Jahweh:

5c: Jahweh zal u eren en wij zullen u in grote vreugde zien; maar zij zullen beschaamd worden.

De rollen worden radicaal omgedraaid. De godgetrouwen die vervolgd werden, zullen uitverkoren worden om grote eer te ontvangen en zo zullen hun vijanden beschaamd worden.

Jesaja 66:6-14 Troost, Troost, Mijn Volk

6: Een groot geluid klinkt uit de stad – een stem vanuit de tempel ––; de stem van Jahweh, die vrede bewerkt als vergelding ten behoeve van zijn vijanden.

Er klinkt een dwingende roep. Het is de stem van Jahweh, die een bevel tot vrede uitvaardigt.

Vergelding (Hebreeuws gemûwl) heeft de betekenis van compenseren. Dat kan positief en negatief zijn. Hier is het positief, want de oordelen van God zijn gestopt. In plaats dat God alle ongelovigen  vernietigt – wat recht zou doen aan hun opstandige daden –, biedt hij hen nu vrede aan. God biedt dus genade voor recht en dat kan want Jezus is nu koning. Het is een eenmalig aanbod.

7: Voordat zij ineenkromp van pijn, baarde zij – voordat het toegewezen gebied tot haar kwam – en zij baarde een mannelijk kind.

Degene die baarde is het volk Israël. Het mannelijke kind is Messias Jezus die immers een Jood is, dus uit Israël voortkwam. De profetie spreekt over het verleden, toen nog geen sprake was van een eigen land (voordat het toegewezen gebied tot haar kwam). De Romeinen waren de baas in Israël. Toen, in Bethlehem, baarde zij een mannelijk kind. Dat gebeurde voordat zij ineenkromp van pijn – Die pijn wijst op de Joodse oorlogen, in 66-70 en 132-135 na Chr., op vervolgingen in de eeuwen daarna, op de Holocaust en op De Grote Verdrukking.

8: Wie heeft ooit zoiets gehoord? Wie heeft iets dergelijks ooit gezien? Is de aarde slechts één dag van pijn ineengekrompen? – Of: Kan een heidenvolk op slag geboren worden? Want krimpend van pijn baarde Sion al haar toegenegen kinderen.

Jesaja spreekt over de geboorteweeën van het Messiaanse Rijk. Daar hoort de geboorte van Jezus ook bij vs7 en Zijn verwerping, waardoor de Gemeente van Christus ontstond. Maar, het gaat hier vooral om De Grote Verdrukking, als de aardbevolking zich tot de Antichrist keert (tot Satan) en de oordelen Gods over de wereld komen. Dat komt niet slechts in één dag tot stand. Het is een proces van genoegdoening en loutering dat drieënhalf jaar zal duren.

En als die periode van diepe ellende voorbij is, zijn de heidenvolken dan ineens gelovig geworden? Of: Kan een heidenvolk op slag geboren worden? (bedoeld wordt opnieuw geboren). Natuurlijk niet! Dat zal een lange periode van heropvoeding beslaan.

En zouden die geboorteweeën van het Messiaanse Rijk dan nutteloos zijn, alsof het een gril van een machtige godheid is? Blijkt het dan een eindstation te zijn, zonder dageraad (toesluiten)?

9: Zou de Ik-Ben doen breken en niet voortbrengen, spreekt Jahweh? – Of:  Zou de Ik-Ben doen voortbrengen en dan toesluiten, spreekt uw Godheid?

Natuurlijk niet! Het breken is een noodzakelijke periode waarin de aarde wordt gezuiverd en dat zal het Messiaanse Rijk voortbrengen. Het heeft dus een doel; de verwezenlijking van de Raad Gods.

Als dan aan alle ellende een einde is gekomen en Jezus in Jeruzalem regeert, kan het feest beginnen:

10: Wees vrolijk, gij toegenegen Jeruzalem; jubel in haar, allen die haar liefhebben. Verblijd u in haar koesterende nabijheid.

Maleachi 4:2 (HSV): Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal.

11: Laat u opmonteren, allen van u die over haar treuren, opdat u gezoogd zult worden en verzadigd aan haar vertroostende borst. Opdat u gelaafd zult worden en u zich verlustigen mag in haar overvloed en glorie.

Als het Messiaanse Rijk aanvangt, zal de bevolking van Jeruzalem de gruwelen van De Grote Verdrukking nog vers in het geheugen hebben. Zeer velen zullen geliefden verloren hebben en – ondanks de dagenraad van de nieuwe tijd – terneergedrukt worden door droefenis. Tegen hen wordt gezegd: Laat u opmonteren. Dat betreft geen geforceerde wijze van plezier die niet past bij echt verdriet. Hier wordt gesproken over een helingsproces. Over de troostende hand van Messias Jezus die genezing brengt (Maleachi 4:2). Voor een veel uitgebreider bespreking van dit boeiende hoofdstuk en de verzen 15-19, verwijzen we naar:  Weerd, De Profeet Jesaja, deel 2.

Jesaja 66:15-19 Wee over de Goddelozen – Genade voor Recht

Tot nu toe stond Jesaja 66 in de Perfectum Propheticum – de verleden tijd van de profeten. De spreker acteert, alsof hij in een visioen naar de gebeurtenis, die hij beschrijft, overgeplaatst is. Vanaf vers 15 verandert dat en spreekt Jesaja over een onvervulde toekomst. Die betreft de grote oordelen Gods. Het heeft de toon van een waarschuwing voor het heden en zo is het ook bedoeld.

 15: Want zie toch: Jahweh komt in vuur en zijn strijdwagens zijn als een wervelstorm – als antwoord in razernij op zijn toorn – en zijn tuchtiging is in vlammend vuur.

Jesaja spreekt over vlammend vuur. Ezechiël 1:4 (Grondtekst) noemt dat chashmal. Toen Ezechiël dat zag, viel hij op zijn aangezicht. Hij kon het niet verdragen. Begrijpelijk, want er was sprake goddelijk oordeelsvuur en dat is een verterend vuur (Hebreeën 12:29 en Deuteronomium 4:24).

16:Want Jahweh zal over een ieder en alles wat leeft, in vuur en met Zijn zwaard, het oordeel vellen en velen daarvan zullen gedood worden door Jahweh.

17: Die weg van hen, die zich heiligen en reinigen, de god van de tuinen volgen en iemand is die verkeert onder eters van varkensvlees, onrein gedierte en muizen; – zij zullen tezamen weggevaagd worden, zo spreekt Jahweh.

Ook Openbaring 6:15-17 getuigt over het oordeelsvuur in huiveringwekkende bewoordingen.

Vers 17b is gericht tot het volk Israël, dat onder de wet leeft, want het spreekt van reinheidsgeboden die overtreden worden. Die geboden blijken ook in het Messiaanse Rijk te gelden.

18: En omdat Ik ben die Ik ben vanwege hun gedrag en hun samenzweren zullen wereldwijd al de heidenvolken tot de samenkomst komen, in welke taal zij ook spreken. En zij zullen komen en de nabijheid van Mijn Glorie zien.

In vers 18a onderstreept Jahweh zijn heiligheid. Die verdraagt geen tegenstand meer en daarom draagt Hij alle volken van de wereld op om delegaties naar Jeruzalem te sturen en om daar trouw te zweren aan Hem en aan koning Jezus. Zacharia 8:20-22 (HSV) spreekt erover:

 20: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Er zullen weer volken komen en inwoners van veel steden.

21: De inwoners van de ene stad zullen gaan naar die van de andere en zeggen: Laten we meteen gaan om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen, om de HEERE van de legermachten te zoeken; ík zal ook gaan.

22: Dan zullen veel volken komen en machtige heidenvolken, om de HEERE van de legermachten in Jeruzalem te zoeken en om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen.

Dan zullen ook de volken van de wereld Gods Glorie zien. Dat is niet alleen de tempel, zoals sommigen stellen. Veel meer nog Zijn aanwezigheid die zichtbaar zal zijn in de enorme wolkkolom die op de tempel rust en als een beschutting over Jeruzalem hangt

19: En Ik zal er van hen tot teken stellen, want Ik zal uit degenen die ontkomen zijn uitzenden naar de heidenvolken: Tarsis, Pul en Lydië – die de boog spannen, Tubal en Griekenland, de verre kustlanden die niet al het goede nieuws hoorden en de nabijheid van Mijn glorie niet gezien hebben. En zij zullen de nabijheid van Mijn glorie verkondigen onder de heidenvolken.

Degenen die Jahweh tot teken stelt, worden gerekruteerd uit de pelgrimages van vers 18 (zij zullen komen).  Dat zijn geen Joden, maar heidenen. De aanblik van Gods Glorie vs18, de nieuwe koning, Jezus Christus en de wonderen van de tempelrivier zullen hun uitwerking niet missen en velen tot bekering bewegen. Uit hen zal Jezus boodschappers kiezen die de glorie van Jahweh en van zijn Naam en al de werken van God die zij gezien zullen hebben, onder de heidenvolken zullen verkondigen. Zij zijn de evangelisten van de Eindtijd! Zij zullen het nieuws, dat Jahweh is terug- gekeerd naar de tempel, overal brengen waar die mare nog niet is doorgedrongen.

Tarsis, Pul en Lydië, Tubal en Griekenland en de verre kustlanden waren belangrijke landen in de tijd van Jesaja. Ze staan typologisch voor alle landen van de wereld in de Eindtijd.

Jesaja 66:20-23 De Laatste Aaliyah

20a: Dan zullen al uw toegenegen broeders uit de heidenvolken vertrekken als een erkenningsoffer ten behoeve van Jahweh. Zij komen in strijdwagens, op vrachtwagens, op muilezels en op kamelen naar de berg van Mijn heiligheid, in Jeruzalem; zo spreekt Jahweh – Gelijk de zonen van Israël een toegenegen erkenningsoffer zullen brengen in reine vaten van het huis van Jahweh.

Uw toegenegen broeders zijn die Israëlieten – Joden en de afstammelingen van de verdwenen tien stammen – die, evenals de bewoners van Kanaän, tot het ware Israël geteld worden. Dat zijn zij die Jahweh niet verloochend hebben of tot bekering zijn gekomen. Zij worden opgeroepen om naar Kanaän te gaan, want daar horen ze thuis. Het is de laatste Aaliyah (= opgang in heiligheid) en duidt op de emigratie van Israëlieten naar het beloofde land. Die terugkeer – het gaat waarschijnlijk om miljoenen mensen – wordt gepresenteerd als een erkenningsoffer voor Jahweh. De diepe gedachte daarachter is dat het volk Israël aan Jahweh wordt aangeboden; Deze het volk accepteert en hen ‘terugschenkt’ aan de aarde, om daar tot zijn eer te wonen.

20b: Zij komen in strijdwagens, op vrachtwagens, op muilezels en op kamelen naar de berg van Mijn heiligheid, in Jeruzalem; zo spreekt Jahweh – Gelijk de zonen van Israël een toegenegen erkenningsoffer zullen brengen in reine vaten van het huis van Jahweh.

Zo kort na De Grote Verdrukking zal het openbare leven nog grotendeels verlamd zijn. Er rijden geen treinen meer, wegen zijn kapot en even een vliegticket boeken is er ook niet meer bij. Dus komen de Israëlieten op allerlei manieren naar het beloofde land. Op vrachtwagens, op muilezels en op kamelen naar de berg van Mijn heiligheid, in Jeruzalem. En zoals de vaten van het huis van Jahweh rein moeten zijn om in de tempel gebuikt te mogen worden, zijn de terugkerende Israëlieten gereinigd in het bloed van Christus.

21: Voorts zal Ik uit hen aanstellen als de priesters en levieten, zo spreekt Jahweh.

Die priesters zullen afstammelingen van Aäron zijn, kohaniem genaamd.

22: Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik-ben zal maken, zullen voortbestaan voor mijn aangezicht, zo verklaart Jahweh, zo zal uw nageslacht en uw naam in rechte voortbestaan. Dit vers spreekt voor zich.

Jesaja 66:24 Een Waarschuwing

De kroning van Jezus Christus en de instelling van het feest van de Volheid van de Sabbat  vs23 zal, bij benadering, enige maanden na de afloop van De Grote Verdrukking plaatsvinden. De karkassen van de soldaten van het enorme leger van Gog uit Magog, dat aan het eind daarvan vernietigd wordt door De Plaag (Zacharia 14:12), zijn dan nog niet opgeruimd. Ezechiël 39:12-13 (HSV) getuigt:

12: Het huis van Israël zal hen begraven om het land te reinigen, zeven maanden lang.

13: Heel de bevolking van het land zal begraven. En het zal hun tot een naam zijn op de dag dat Ik Mijzelf verheerlijk, spreekt de Heere HEERE.

Ook Zacharia 14:12 spreekt over die gruwelijke slachting:

En dit zal de plaag zijn waarmee de HEERE al de volken zal treffen die tegen Jeruzalem hebben gestreden: Hij zal ieders vlees, terwijl hij nog op zijn voeten staat, doen wegteren; de ogen van allen zullen wegteren in hun kassen en de tong van allen zal wegteren in hun mond.

We moeten dit letterlijk nemen. Zacharia zegt dat na De Plaag alleen de skeletten van de lichamen nog over zijn. Het vlees is weggeteerd.

24: En als zij naar buiten gaan dan zullen zij in de karkassen zien van de mannen die tegen Mij rebelleerden, want hun worm sterft niet en hun vuur zal niet doven. En dat zal de generatie van het kwaad geschieden aangaande alle vlees.

De profetie van Jesaja is dus heel nauwkeurig als die getuigt dat de mensen die naar buiten gaan, in de karkassen zullen zien, want er liggen geen lijken, maar geraamtes.

En een ieder, die het getal van het beest draagt – zich overgeleverd heeft aan Satan – zal hetzelfde lot treffen. Want vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God (Hebreeën 10:31).

 

Terug naar overzicht
2019 - Jesaja deel 2, aflevering 19: Jesaja 66