2019 - Jesaja deel 2, aflevering 14: Jesaja 56 en 57

vrijdag 05 april

Jesaja 56:1-9 Huisregels voor het Messiaanse Rijk

In de komende verzen wordt gesproken over  huisregels voor al degenen die het Messiaanse Rijk mogen binnengaan. Dat betreft niet alleen het ware (= gelovige) Israël; ook gelovige heidenen.

 

1: Zo zegt Jahweh: Houd rekening met het rechtmatig oordeel en doe wat recht is, want de verlossing is nabij als Ik kom en dan zal Mijn gerechtigheid geopenbaard worden.

Je kunt dit als aansporing voor een heilige levenswandel zien en daar is niets mis mee. Toch ziet het rechtmatig oordeel ten diepste op het komende oordeel.

Als de wereldbevolking zich aansluit bij de Antichrist en Satan volgt, breekt aldus het Noachitische verbond. Dat roept een terechte reactie van God op, vandaar de uitdrukking rechtmatig oordeel. In feite wordt tot de gelovige gezegd: Houd je gereed, het kan zomaar gebeuren. We moeten dan wel onderscheid maken tussen Israël en de Gemeente van Christus. Want de Gemeente zal opgenomen worden voordat de oordelen losbarsten (Johannes 5:24 / 1 Thessalonicenzen 4:13-18). Daarna, als Jahweh komt en Hij zijn gerechtigheid openbaart, breekt het Messiaanse Rijk  aan. Want Jahweh (Ik) verlaat de hemel en komt naar de aarde (Jesaja 26:21) en dan wordt Israël verlost.

2: Gezegend is de mens die dat doet en de zoon van Adam die daarin vasthoudend is; die de Sabbat houdt zonder die te ontheiligen en zijn hand weerhoudt van alle kwaad,

3: opdat de erkende zoon, die verbonden is aan Jahweh, niet als excuus zal zeggen: De breuk scheidt mij van Jahweh als Zijn volk. En de ontmande niet zal zeggen: zie ik ben een dorre boom.

Twee typen mensen: De eerste is ’?nôwsh en dat is het algemene woord voor mens. Die mens blijkt vasthoudend (v2) met het rechtmatig oordeel (v1) rekening te houden (v1). Jesaja spreekt dus over de ware gelovige van alle tijden. En, u begrijpt het al, de profetie spreekt hier over de Gemeente van Christus. Voor hen geldt dat de verlossing nabij is (vs 1). Die verlossing (de Opname) is de zegening die hen volgens 2a te wachten staat.

De tweede groep bestaat uit zonen van Adam. Dat is de geslachtslijn van het heil: Adam – Noach –Abraham – David – Jezus; Israëlieten dus. Maar, niet alle Israëlieten worden bedoeld. Alleen de erkende zoon die verbonden is aan Jahweh. Ook voor hen geldt dat de verlossing nabij is; echter in een ander kader. Zij moeten nog wachten op de wederkomst van Christus en dan zullen ook zij gezegend worden. Ziet u de fantastische detaillering van de profetie?

Van die tweede groep zegt Jesaja dat zij de Sabbat houden, die niet ontheiligen en zich onthouden van alle kwaad (de Antichrist). Overbodige opmerking? Gelovige Joden houden de Sabbat toch al? Beslist niet! Jesaja ziet De Grote Verdrukking. Halverwege zal de Antichrist zijn masker afgooien en tonen wie hij echt is; een werktuig van Satan. Dan zal het beeld van het beest worden opgericht (Openbaring 13:15). Dat beeld, de Gruwel van de Verwoesting (Mattheüs 24:15), zal spreken. Een ieder op aarde zal verplicht worden dit satanische beeld te aanbidden. Op weigeren volgt de dood. Het aanbidden van dit beeld levert een mens over aan Satan (alle kwaad). Alle volgelingen van Satan krijgen een merkteken (666 – Openbaring 13:17-18) als een slaaf in lang vervlogen tijden. Die verdorven mens zal de sabbat zeker wel verzaken en ontheiligen. Nu gaat ook Mattheüs 24:20 HSV spreken: bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter en ook niet op een sabbat.

En zijn hand weerhoudt van alle kwaad: Logisch;… een door God uitverkoren mens geen kwaad meer zal doen, zult u wellicht zeggen. Maar de profetie gaat dieper. Het Hebreeuwse woord voor zonde of zondeschuld is châtâ’. Pesha‘ betekent overtreding/rebellie. Echter ra‘ is de wortel, waar die twee op bloeien. Dat is het pure kwaad; de vingerafdruk van Satan. Dat kwaad is zo diep verdorven dat het een mens overlevert aan Satan. Daar is geen vergeving voor mogelijk. God gelast zijn volk om zich in geen enkel opzicht daarmee in te laten (Mattheüs 24:15-21). Satanisme is een besmettelijke, dodelijke ziekte. Daar moet je ver vandaan blijven. Dat geldt heden al occultisme; de aanraking van Satan. In De Grote Verdrukking zal dat kwaad wereldwijd verspreid worden.

3: opdat de erkende zoon, die verbonden is aan Jahweh, niet als excuus zal zeggen: De breuk scheidt mij van Jahweh als Zijn volk. En de ontmande niet zal zeggen: zie ik ben een dorre boom.

De  profetie richt zich op die verbonden zijn aan Jahweh; gelovige Israëlieten; de erkende zoon. Overal in de Bijbel wordt de oproep tot heilige levenswandel gericht tot gelovigen én ongelovigen. Dat is hier een gepasseerd station, want wie niet gelovig is, heeft zich dan met de Antichrist verbonden en staat aan de kant van Satan.

Jesaja spreekt van een breuk (in het Sinaïtische Verbond) dat een belemmering is voor Israël om weer Gods (Zijn) volk te worden. Vers 3 ademt fatalisme uit; van mensen die niet meer geloven in Gods beloften. Het zijn mensen zonder toekomst. Want de woorden ontmande en zie ik ben een dorre boom zien op het einde van een geslachtslijn. 

4: Want zo zegt Jahweh ten behoeve van de ontmanden die al Mijn Sabbatten in acht nemen, die verkiezen wat Mij behaagt en vasthouden aan Mijn verbond:

De ontmande is Israël, na de breuk in het Sinaïtische Verbond, omdat het geen vrucht meer draagt.  Israël heeft de kansen op herstel ongebruikt voorbij laten gaan. Nu wacht het De Grote Verdrukking waarna de Messias komt. De profetie is verbazend gedetailleerd en omschrijft precies wie van het volk Israël dan door God uitverkoren worden. Die hebben de volgende kenmerken:

1: Zij houden nauwgezet de Sabbatten – nadrukkelijk meervoud. Sommige feestdagen vielen op andere weekdagen. Dat waren buitengewone sabbatten. Deze profetie duidt op beide. 

2: Zij verkiezen wat Mij behaagt. Dat is: Zij dienen zich te onthouden van elk contact met de Antichrist of zijn leer – het kwaad dus – en verloochenen God niet.

Z3: Zij houden vast aan Mijn verbond. Dat is niet het Sinaïtische, maar het Abrahamitische. Dat belooft dat Israël talrijk zal worden en Kanaän tot een altijddurend bezit krijgt (Genesis 17).

5: Ik zal ten behoeve van hem in Mijn huis en binnen Mijn muren hem een handreiking doen. Ja hem een naam geven, goed voor toekomstige voor zonen en dochters. Een eeuwige naam zal Ik hem geven die niet zal worden afgesneden.

Mijn huis is de tempel die weer herbouwd zal worden (Ezechiël 40-43), in Jeruzalem (binnen Mijn muren). De handreiking wijst op maatregelen waarin God bijstand verleent aan het ware Israël.

Het woord shêm kan naam betekenen, maar ook reputatie; dus een vereerde positie. Dat is hier het geval. Israël, Gods volk, zal een hoge positie ontvangen in het Messiaanse Rijk vs6.

6: En de erkende zonen, die aan Jahweh verbonden zijn, Hem dienen en de naam van Jahweh onvoorwaardelijk lief hebben: zij zullen functioneren als dienaren voor Hem; allen die de Sabbat onderhouden zonder die te verontreinigen en vasthouden aan Zijn verbond.

Als God weer in de tempel woont, is de stad Zijn eigendom geworden. Israëlieten die daar wonen, zijn dan aan Jahweh verbonden. Want de erkende zonen – het ware Israël – zullen Jahweh dienen en de naam van Jahweh onvoorwaardelijk lief hebben. De tekst zegt dat zij zullen functioneren als dienaren voor Hem. Te denken valt o.a. aan de stromen pelgrims die begeleid moeten worden.

7a: Die van u toestromen naar de berg van Mijn heiligheid zullen verblijd worden in het Huis van Mijn aanbidding. Hun brandoffers en slachtoffers zullen welgevallig zijn op Mijn altaar, want Mijn Huis zal uitgeroepen worden tot een huis van gebed voor alle verbonden volken.

De pelgrimage naar Jeruzalem (vs 6) wordt hier bevestigd. Er wordt gesproken van een voortdurende toestroom van pelgrims naar Jeruzalem om Jahweh te eren. Dat is geen verplichting die als een last wordt ervaren. Jesaja zegt dat zij verblijd zullen worden in het Huis van Mijn aanbidding.

7b: Hun brandoffers en slachtoffers zullen welgevallig zijn op Mijn altaar, want Mijn Huis zal uitgeroepen worden tot een huis van gebed voor alle verbonden volken.

Met deze uitspraak begint feitelijk het Messiaanse Rijk. Van die tijd af zal de stad Jeruzalem en de tempel het doel van een eindeloze stroom pelgrims zijn, die van overal ter wereld zullen komen om Jahweh eer te bewijzen; om Hem te aanbidden en te offeren; Joden én gelovige heidenen.

8: Verklaring van de Soeverein Jahweh over het samenbrengen van de verdrevenen van Israël: Ik zal voortgaan Israël samen te brengen tot hen die reeds samengebracht zijn.

Behalve de reeds aanwezige bevolking in Kanaän, komen de ballingen uit Petra erbij en – op Gods bevel – gelovige Joden en Israëlieten in de verstrooiing. Dat is geen eenvoudige zaak. Vooral het vaststellen van de identiteit van de verloren tien stammen van Israël zal zeker tijd kosten. Daar wordt in voorzien, want God verklaart dat Hij voortgaat Israël samen te brengen tot hen (= die reeds in Kanaän aanwezig zijn). Alle ware Israëlieten keren terug naar het beloofde land.

Voor een veel uitgebreider bespreking en Jesaja 56:9-12 verwijzen we naar:  De Profeet Jesaja, deel 2.

Jesaja 57:1-8 De Vromen Opgenomen, de Goddelozen Veroordeeld!

1: De rechtvaardige verdwijnt en geen mens zal het zich aantrekken. Ja, de vromen worden weggenomen en men zal het niet begrijpen, omdat de rechtvaardige met het oog op het kwaad wordt weggenomen.

Naast 1 Thessalonicenzen 4:16-18 en Jesaja 57:1-2 is er nog een tekst die getuigt over een tijd, waarin alle rechtvaardigen en vromen van de aarde verdwijnen: Micha 7:2-6 en die beschrijft een wereld, waaruit elke vorm van liefde verdwenen is. Dat gebeurt kort voor De Grote Verdrukking en dan heerst het pure kwaad van Satan. De rechtvaardige (de Gemeente van Christus) wordt daarvoor bewaard en opgenomen in de hemel. Is er dan geen vrome meer over? Jawel, er zullen nog velen tot bekering komen. Maar die nieuwe gelovigen zullen ondergronds moeten gaan om aan de Antichrist te kunnen ontsnappen. De rechtvaardige wordt met het oog op het kwaad weggenomen, dus van de aarde geëvacueerd. We noemen dat de Opname. Het kwaad is de periode van zeven jaar waarin de Antichrist de macht in de wereld grijpt en de oordelen Gods vallen. Echter wie deel uitmaakt van het lichaam van Christus (de Gemeente) wordt daarvoor bewaard. 1 Thessalonicenzen 1:10 (HSV):

en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk Jezus, Die ons verlost van de komende toorn. En 1 Thessalonicenzen 5:9 Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus.

Als Paulus over toorn spreekt, is dat een synoniem van de oordelen van God over de mensheid.

2: Zij zullen de Shalom binnengaan. Zij zullen rust vinden op hun ligplaatsen en wandelen aan de overzijde.

De vromen vs1a en rechtvaardigen zullen de Shalom binnengaan – de zaligheid. Mysterieus zijn de woorden: zij zullen rust vinden op hun ligplaatsen. Gaan zij, door goddelijke ingeving geleid, op hun bed liggen om dan de Shalom binnen te gaan? Of blijft hun lichaam achter als God hen roept? We laten het maar open. Wel duidelijk is dat zij zullen wandelen aan de overzijde. Dat is de hemel.

3: Maar gij zult hierheen naderen, gij zonen van een tovenares, zaad uit overspel en hoererij.

Gij wijst op dat deel van de achterblijvers dat de kant van de Antichrist kiest. Het woord naderen wijst op een rechtszaak; het komende oordeel. We moeten de profetie plaatsen in het kader van zijn tijd: namelijk De Grote Verdrukking. Dan zal een groot deel van Israël de kant van de Antichrist kiezen. Dat z.g. Jakob-deel wordt zonen van een tovenares genoemd. Die tovenares is natuurlijk het Babel van de Eindtijd, dat vertegenwoordigd wordt door de Valse Profeet en de Antichrist.

4: Over Wie maakt u zich vrolijk? Tegen Wie zet u een grote mond op en steekt u de tong uit? Ben u niet het gebroed van rebellie; het zaad van de leugen?

5: U loopt warm voor afgoden onder iedere lommerrijke boom. U slacht kinderen op de bodem van rotsspleten in de kloven.

Met Wie wordt Jahweh bedoeld. De tekst schetst een totale verloedering van het kwaadwillige deel (of: Jakob-deel) van Israël. Dat deel kiest voor de Antichrist (dus voor Satan) en draagt het teken van het beest (Openbaring 13:16). Zij allen zijn God-vijandig en zo wijst Jesaja ook nu weer op De Grote Verdrukking.

De uitdrukking onder iedere lommerrijke boom duidt meestal op plaatsen van afgodendienst. In de Eindtijd staan daar replica’s van het afgodsbeeld dat in de tempel zal worden opgericht.

5b spreekt van kinderoffers, maar geeft geen details; de tekst is niet duidelijk. Wellicht wordt op het plegen van abortus gedoeld. Ook dat zijn kinderoffers, nu op het altaar van egoïsme en eigenbelang.

6: In een door Mij (= God) gespleten kloof ligt een aandeel voor hen alleen. Zij zijn hun eigen lotsbestemming. Ja, vanwege uzelf zal Ik u uitstorten als een plengoffer; u doen offeren als schatting. Zal Ik daarover berouw hebben?

Vertalers hebben deze tekst aangepast aan eigen theologie. Wij houden ons wel aan de grondtekst. Daar staat dat God een kloof maakt. Het Jakob-deel van Israël vindt daar zijn lot. Het is een offer als schatting. Dat is: De doodstraf als genoegdoening. Zacharia 14:5 en 6 (HSV) spreekt daarover:

Op die dag zullen Zijn voeten (= Jezus) staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de ene helft van de berg naar het noorden zal wijken en  de andere helft ervan naar het zuiden. Dan zult u vluchten door het dal van Mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal reiken tot Azal (= toesluiting). Ja, u zult vluchten, zoals u gevlucht bent voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda.

Na de nederlaag van de Antichrist slaan zijn handlangers (het Jakob-deel van Jeruzalem) op de

vlucht in het zojuist ontstane dal. God sluit zelf die kloof toe zodat zij allen omkomen.

We gaan naar vers 14. Een uitgebreider bespreking en vers 7-13 vindt u in: Weerd, De Profeet Jesaja 2.

Jesaja 57:14-16 Heil voor de Nederige en Verbrijzelde

14a: Maar wie schuilt bij Mij zal het land beërven en de berg van Mijn heiligheid in bezit nemen.

De Grote Verdrukking is gaande. Voor de vromen is dat een verschrikkelijke tijd en velen zullen door de Antichrist gedood worden. Na drieënhalf jaar (als het beeld van het beest wordt gebouwd) zal een grote groep vromen wegvluchten naar Petra, waar ze door God beschermd zullen worden (wie schuilt bij Mij zal het land beërven). Aan het einde van De Grote Verdrukking zal een tweede groep bescherming ontvangen. Dat zijn de resterende vromen in Jeruzalem. Voor hen schept God een koepel op de berg Sion. Dat zijn zij die de berg van Mijn heiligheid in bezit nemen. Die twee groepen vormen de kern voor het nieuwe Israël, want kort daarna begint het Messiaanse Rijk.

14b: Dan zal gezegd worden: Bouw op, bouw op, richt je op de weg! Verwijder elk struikelblok van de weg van Mijn volk (uit Petra).

God gelast het nieuwe Israël om wegen te bouwen. Dat zal ook nodig zijn, want de oordelen zullen de infrastructuur ernstig beschadigen. Tussen  Petra en Jeruzalem is dan door de grote aardbeving helemaal geen weg meer (het struikelblok). Er moet dus een nieuwe weg gebouwd worden waarlangs de vluchtelingen kunnen terugkeren. Dat is Camino Sacra – de Heilige Weg.

15: Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in eeuwigheid gevestigd is – wiens hoge Naam heilig is en Die in een heilige plaats gevestigd is: Ik ben de verbrijzelde en nederige van geest nabij om de nederige van geest te doen leven; om het hart van de verbrijzelde te doen herleven.

Het zal een weinig imponerende groep zijn, de ballingen uit Petra en de overlevenden uit Jeruzalem en omgeving. Ze zullen een beeld bieden zoals grote groepen vluchtelingen in onze tijd. Dat zijn zij die verbrijzeld en nederig van geest zijn. Die miserabel ogende groep ontvangt nu kracht van God om hun geest en hart te doen leven. We hebben daar een prachtige uitdrukking voor: En de Geest des HEEREN werd vaardig over hen en dat is precies wat hier geprofeteerd wordt. En met die Geest kan men bergen verzetten. De toezegging van hulp wordt bekrachtigd met een goddelijke eed.

16: Want Ik zal niet altijd blijven twisten. Ook zal Ik Mijn toorn nooit meer ruim baan geven, want de levende geest zou voor Mijn aangezicht bezwijken en Ik was het Die de levensadem schiep.

De Grote Verdrukking eindigt met het laatste oordeel (Openbaring 16:17). God perkt zijn toorn in ter wille van de overgebleven vromen (Mattheüs 24:22). Anders zou elke levende geest voor Zijn aangezicht bezwijken. En dat zou strijdig zijn met Zijn Raad; Hij schiep immers de levensadem!

Jesaja 57:17-21 Een Samenvatting van de Raad Gods

17: Ik was vertoornd over de ongerechtigheid en zijn hebzucht. Ik sloeg hem door Mij te verbergen, want Ik was vertoornd. Toch ging hij voort op zijn eigenzinnige weg.

18: Ik zag zijn wegen, maar Ik zal hem genezen. Ook zal Ik hem leiden en de Shalom invoeren;  degenen troost bieden die tevens treuren.

19: De vrucht van de lippen zal Shalom doen ontstaan; Shalom voor wat ver weg is en dichtbij –  zegt Jahweh – ja Ik zal hem genezen.

Als gevolg van de breuk in het Sinaïtische verbond verborg God zich voor Israël. Dat was hun straf (Ik sloeg hem). De Bijbel noemt dat een bedekking. Slechts eenmaal vertoonde God zich in die eeuwenlange periode. Dat was toen Jezus op aarde kwam en de Joden het heil aanbood. Maar zijn volk wees Hem af en daarom verborg God zich nogmaals tot op de huidige dag. In heel die periode ging Israël een eigenzinnige weg, los van Christus die hun enige hoop op heil is. Dan volgt in vers 18 het ontroerende: Ik zal hem genezen en hem leiden. En met die Goddelijke leiding zal Israël de Shalom verwerven. Maar, dat geldt natuurlijk alleen degenen die berouw hebben en zich bekeerd hebben (die treuren). Dan zal Israël veranderen in een zendingsvolk dat de Shalom van Jahweh over de wereld (wat ver weg is en dichtbij) zal verspreiden (De vrucht van de lippen).

21: Maar de goddelozen zijn als de beukende zee, want die kan niet tot rust komen en zijn wateren woelen slijk en modder op.

22: Er is geen Shalom voor de goddelozen, zo zegt Mijn Godheid.

Voor de goddelozen rest slechts het oordeel. Bijzonder is dat gesproken wordt van Mijn Godheid. Jahweh spreekt, dus Hij kan het niet zijn. Het is dus een goddelijk persoon in dienst van Jahweh en dat is natuurlijk de Christus die dan koning zal worden van het Messiaanse Rijk. Ook Hij zal geen pardon geven aan vijanden van God; de goddelozen.

 

Terug naar overzicht
2019 - Jesaja deel 2, aflevering 14: Jesaja 56 en 57