2019 - Jesaja deel 2, aflevering 12: Jesaja 53

vrijdag 22 maart

Inleiding

Jesaja 53 ligt onder het vergrootglas van dogmatici van allerlei stromingen. Dat betreft de identiteit van de Dienaar. Die mag van alles zijn, behalve Jezus. Voor de onbevooroordeelde lezer zal die keuze niet moeilijk zijn, want de tekst wijst onmiskenbaar op Jezus en dat is ook onze leidraad. Dit is een belangrijk hoofdstuk dus besteden we er meer aandacht aan. Let vooral op de details!

Jesaja 53:1-12 Geboorte en Sterven van Jezus Voorzegd

1: Wie hecht geloof aan onze tijding en aan de arm van Jahweh? Aan wie werd dat geopenbaard?

Vers 1 is een uitspraak van alle tijden. Jesaja spreekt over de Raad Gods door de mond van Zijn profeten die in Christus ten uitvoer wordt gelegd. Maar de wereld luisterde niet; Johannes 1:10

Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend.

En in Lucas 24:25 klaagt Jezus:

O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben!

Want wie houdt nog rekening met de arm (= macht) van Jahweh. Slechts een ware christen die verlicht wordt door Gods Geest en kennis heeft van de profeten.

2: Want Hij kwam als een twijgje op voor Zijn aangezicht en gelijk een wortelstomp uitspruit in dorre grond. Hij was geen opvallende verschijning en bezat geen luister, zoals wij Hem ook zullen zien; ja Hij had geen uiterlijk waarmee Hij ons zou bekoren.

In prachtige poëtische stijl spreekt Jesaja over de geboorte van de Jezus; eeuwen daarvoor.

God is geest en alom vertegenwoordigd. Dat wil zeggen dat Hij op meerdere plaatsen tegelijk kan zijn, waar Zijn aandacht naar uitgaat. Dat noemen we: voor Zijn aangezicht en dat keerde Hij naar de kribbe in Bethlehem. God zelf was daar!

Met de geboorte van Jezus werd een nieuw begin gemaakt aan de uitvoering van de Raad Gods. Want op dat moment was het, geestelijk gezien, dor in de wereld. En in die dorre grond ontsproot aan een ogenschijnlijk levenloze wortelstomp (Jesaja 11:1; de afgehouwen stam van Isaï – dus van koning David) nieuw leven. Het was slechts een twijgje; een tere spruit; nog maar een baby. Hij groeide op – het was geen opvallende verschijning. Hij leefde niet aan het hof, luisterrijk, als een koningskind. Kortom, geen verschijning waarmee Hij ons zou bekoren. Dat komt nog, want zo zullen wij Hem ook zien, als Hij koning wordt in Jeruzalem.

3: Hij was veracht, door mensen uitgestoten, een man van smarten en bekend met ziekte, zoals iemand die zijn eigen gezicht verbergt. Hij was veracht en wij hebben geen rekening met Hem gehouden.

Jezus keerde zich tot eenvoudige mensen; tot zieken en verdrukten. Daarmee plaatste Hij zich buiten de gevestigde orde en werd Hij uiteindelijk door bijna iedereen veracht en uitgestoten. Jezus gaf niet om rituele reinheid maar zocht de zieken op; zelfs melaatsen die hun eigen gezicht verborgen om hun melaatsheid te verhullen. Hij werd veracht en bijna niemand zag in Hem de komende vredevorst; ja wij hebben geen rekening met Hem gehouden.

4: Evenwel heeft alleen Hij onze zwakheden op Zich genomen en droeg Hij onze smarten. Maar wij, ja wij, beschouwden Hem als een aangeraakte, door de goden geslagen en vernederd.

Jezus deed afstand van zijn goddelijke staat en werd zwak als een mens (onze zwakheden). Dat is een enorme degradatie in heiligheid. Paulus beschrijft dat in Filippenzen 2:7-8.

Het unieke is dat Jezus onze schuld op zich nam. Dat leidde tot de beproeving in Gethsémane en zijn kruisdood. Proeft u de toon van extreme verbazing over de stap die Jezus zette om ons te redden – alleen Hij! Zo maakt Jesaja zich woordvoerder van de gelovige van alle tijden en geeft hij ruimte aan hun eerbiedige verwondering. Kreeg Jezus daarvoor waardering? Neen, Hij werd verguisd. Jesaja spreekt van wij en daarin is hij tevens woordvoerder van de gehele mensheid. Die wees Jezus af en zag hem als iemand die door de goden was aangeraakt. Dat is een uitdrukking; daarmee werden mensen bedoeld die gek waren of vervloekt.

5a: Maar alleen Hij werd om onze overtredingen doorboord. Voor onze ongerechtigheden werd Hij verbrijzeld. De straf die ons de Shalom brengt, was op Hem

Ook hier klinkt de verwondering door – alleen Hij. Niemand anders kan de zondeschuld van de mens afnemen! Daarin zien we een echo van het Sjema; de belijdenis dat Jahweh uniek is. Nu  in

de hij-vorm, als een uitspraak van God over Jezus, waarmee ook Hij uniek verklaard wordt.

Het woord châlal (doorboord) heeft een dubbele betekenis. Het kan doorboren betekenen, maar

ook ontheiligen of schenden. Jezus is goddelijk, dus heilig. Toch werd hij veracht, gegeseld, bespot en gekruisigd. Zijn lichaam werd bezoedeld en ontheiligd. Aldus spreekt de profetie tot in het detail over het leven en sterven van Jezus Christus.

Shalom is niet alleen een synoniem voor vrede; het is veel meer dan dat. Het vertegenwoordigt ook liefde, balans, schoonheid, welzijn en zingeving; kortom het Heil van onze God. Dat vindt zijn voleinding in het Messiaanse Rijk en – wat de Gemeente van Christus betreft – in de hemel.

5b: en door Zijn striemen is ons genezing geworden.

In 1 Petrus 2:24 worden deze woorden  aangehaald; het zijn woorden van eeuwig heil.

6: Wij allen dwaalden als schapen; een ieder keerde zich naar zijn eigen weg. Maar Jahweh liet geheel de ongerechtigheid van ieder van ons op Hem neerkomen.

De schuld, die de weg naar God blokkeert, wordt in Christus weggenomen. Dat wordt niet aan een selecte groep aangeboden, maar aan ieder van ons die Jezus erkent als Heer. De prijs voor het ‘openen van de weg naar God’ is hoog, want Jezus droeg geheel de ongerechtigheid van ieder van ons. Dat is een geschenk waarvoor geen woorden zijn; dan wordt een gelovige stil.

7: Hij werd hardvochtig behandeld, ja juist Hij werd vernederd. Toch deed Hij zijn mond niet open. Als een lam naar de slachter werd hij voorgeleid en zoals een schaap stom is voor het aangezicht van haar scheerders, zo deed Hij zijn mond niet open.

Ook deze tekst ademt opperste verbazing uit. Want Hij, die al die vernedering onderging, is goddelijk. Hij kon met één bevel legioenen engelen ontbieden en zijn belagers doden. Dat zou ook begrijpelijk zijn geweest; een volkomen menselijke en logische reactie. Maar Jezus is meer dan een mens. Jahweh zelf noemt Hem Zijn geliefde Zoon (Mattheüs 3:17).

Yâbal (voorgeleid) duidt op publiek vertoon. Jezus werd niet in het geheim veroordeeld, maar openbaar, door een geestelijke rechtbank (het Sanhedrin) én een wereldlijke rechtbank (Pilatus), maar Hij reageerde niet op de aanklacht, alsof Hij daarmee de absurditeit van de beschuldigingen wilde aantonen (Marcus 15:3-5).

8a: Door insluiting en rechtmatig oordeel werd Hij weggenomen. En wie van heel Zijn generatie zal er oog voor hebben?

Tot in detail worden belangrijke momenten in het leven van Jezus voorzegd. Zijn gevangen- neming (insluiting) en zijn veroordeling vs7. Jezus werd via een officiële rechtsgang (rechtmatig oordeel) ter dood veroordeeld (weggenomen).

De betekenis van het woord generatie (dôwr) wordt bepaald door de context. Het kan zowel opeenvolgende geslachten benoemen, als een bepaalde tijdsperiode van een volk of zelfs van de gehele aarde. Als wij spreken van de naoorlogse generatie, dan duidt dat op de gehele periode vanaf 1945. Jesaja nu doelt hier op Zijn generatie, dus de generatie Israëlieten/Joden die toen leefden tot in de Eindtijd. Die generatie eindigt pas als Israël tot bekering komt, zoals in Zacharia 12:10-14 beschreven wordt. In heel die periode gaat het volk Israël gebukt onder een bedekking, waardoor het zicht op Jezus verduisterd wordt (wie zal er oog voor hebben?).

8b: Want Hij werd afgesneden van het land van de levenden. Om de overtredingen van Mijnvolk was de plaag op Hem.

Jesaja spreekt over de kruisdood van Jezus, eeuwen voordat het plaatsvond. Hij voegt ook de motivatie toe, waarom Jezus moest lijden en sterven: Om de overtredingen van Mijn volk. Wie zijn dat, Mijn volk? Dat is niet alleen het gelovige Israël. In Christus wordt Gods volk uitgebreid, zoals Paulus dat zo prachtig in Romeinen 10:17-24 uitlegt. Hij spreekt over wilde takken (dat zijn bekeerde heidenen) die op de boom van het heil worden geënt. Dat is de Nieuwtestamentische gemeente en zo viel het heil ook niet-Joden toe.

9: Men plaatste Hem in de nabijheid van goddelozen

Jezus werd tussen twee misdadigers gekruisigd. Nabijheid (’êth) heeft een bijzondere ondertoon. Want het betekent eigenlijk koesterende nabijheid. Daarin herkennen we het mededogen van Jezus voor deze misdadigers. Zelfs aan die twee werd verzoening geboden. Eén wees het af en ging verloren. De ander herkende Jezus als zijn Heiland en werd behouden.

9b: en stelde zijn graf bij de rijke in zijn dood.

Ook deze profetie werd letterlijk vervuld. Jozef van Arimatea was een rijk man. Hij stond zijn graf af om daar Jezus te kunnen begraven (Lucas 23:50-53). Jozef was lid van het Sanhedrin en hij had tegen de veroordeling van Jezus gestemd. Hij was het die Jezus van het kruis haalde en in linnen doeken wikkelde. Hij heeft, samen met de vrouwen die met Hem uit Galilea gekomen waren (Lucas 23:55), Jezus begraven.

Waarom Jozef van Arimatea tot zijn daad kwam, vinden we ook in de grondtekst; zij het wat versluierd. Want het woord rijke wordt voorafgegaan door ’êth (hier vertaald door: bij) en dat heeft een ondertoon van genegenheid. Jozef deed het dus uit liefde tot Christus!

9c: Hij gebruikte geen geweld, noch was er bedrog in zijn mond.

10a: Toch heeft Jahweh verkozen Hem te verbrijzelen in zijn lijden, als Hij zijn leven tot een schuldoffer stelt.

Ondanks zijn schuldloosheid verkoos Jahweh Jezus te verbrijzelen in zijn lijden. Zo werd zijn leven tot een schuldoffer gesteld. Dat deed Jezus vrijwillig, vandaar dat er staat: als Hij! De keuze was aan Hem!

10b: Hij zal nageslacht zien, hun dagen verlengen en het welbehagen van Jahweh zal in zijn hand rusten; Hij zal voorspoedig zijn.

Met nageslacht doelt Jesaja op de het nageslacht van Jezus. Dat zijn uiteraard zijn volgelingen, de Gemeente van Christus en ware gelovigen in de Eindtijd. Maar, de profetie gaat nog verder.  Want van dat nageslacht zal God hun dagen verlengen. Daarin wijst de profetie tot in de Eindtijd – het Messiaanse Rijk – als de leeftijd van de mens die van olijfbomen benadert. Dat is wellicht duizend jaar, evenals dat voor de zondvloed het geval was. Jesaja 65:22b (HSV) spreekt erover:v

Want de dagen van Mijn volk zullen zijn als de dagen van een boom, en Mijn uitverkorenen zullen lang genieten van  het werk van hun handen.

Dat is tevens het tijdperk van het welbehagen van Jahweh, als onder de heerschappij van Jezus de gehele aarde voorspoedig zal zijn.

11: Vanwege de beproeving van zijn leven zal Hij inzicht ontvangen en verzadigd worden met Zijn kennis. De rechtvaardigheid van Mijn Dienaar zal velen rechtvaardigen en hun ongerechtigheden zal Hij alleen dragen.

De beproeving, die Jezus onderging, blijkt een verrassend neveneffect te hebben. Hij ontvangt inzicht en wordt verzadigd met Zijn (= Gods) kennis als beloning voor zijn beproeving (Hebreeën 5:8). De apostel Paulus legt dat verder uit in Filippenzen 2:9-11 (HSV):

9: Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam,

10: opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn,

11: en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.

Het koningschap van Christus is dus een rechtstreeks gevolg van zijn lijden en sterven. De rest van vers 11 spreekt voor zich.

12a: k zal naar billijkheid ten behoeve van Hem overvloedig toewijzen. Samen met de machtigen zal Hij buit verdelen als genoegdoening, omdat Hij zijn leven uitstortte voor de dood.

In dit vers staat veel. Dat begint al met billijkheid. Dat is niet het woord mishpât, wat rechtmatig oordeel betekent. Hier vinden we het woord ken en dat betekent: juist, terecht, waarachtig of eerlijk. Het is recht naar billijkheid. Dat vertegenwoordigt geen dorre letter van de wet, maar een warm invoelend vermogen – de Sjalom van Jahweh. Dat recht naar billijkheid wordt door Hem (= Jezus) uitgeoefend in Naam van zijn Vader (Ik).

De buit komt voort uit de ondergang van de Antichrist en Gog, aan het einde van De Grote Verdrukking. Ezechiël 39:10 en 18-20 spreekt daarover en Zacharia 14:14. Die buit zal naar billijkheid verdeeld worden. Dat doet koning Jezus niet alleen. Hij wordt geholpen door de machtigen; de zeven aartsengelen die God trouw zijn gebleven.

12b: Want Hij werd onder overtreders gerekend. Alleen Hij droeg de zonde van velen en ten behoeve van overtreders deed Hij voorspraak.

Hoewel deze tekst grotendeels voor zich spreekt, moeten we nog wel een kanttekening zetten bij de woorden deed Hij voorspraak. Deze profetie staat namelijk in de Perfectum Propheticum; de verleden tijd van de profeten. Er wordt dus teruggekeken vanuit een tijdstip in de toekomst dat in de Eindtijd ligt. Dat houdt dan wel in dat die verleden tijd (deed) niet voor ons geldt. Dat heden Jezus nog steeds onze voorspraak bij Jahweh is en dat is toch een troostvolle gedachte. In het toekomstige Messiaanse Rijk is dat niet meer nodig, want dan is alles onderworpen aan Gods wetten.

____________________________________________________________________________________________

Genade, de brug naar God

In Jesaja 53 wordt over het plaatsvervangend lijden van Jezus Christus gesproken. Hij droeg onze zonden en zo verzoent Hij een ieder met God die in Hem geloofd. Dat is genade en dat begrip willen we nog wat verder uitdiepen.

In de christelijke leer is genade een kernbegrip, waar de Gemeente van Christus op gefundeerd is. Over de oorzaak, dat er überhaupt zoiets als genade bestaat, hebben we het echter zelden. Het is Jesaja 43:25 waarin dat in één enkele zin wordt uitgelegd. Daar staat:

Ik ben het, ja Ik alleen, Die ter wille van Mijzelf (= Jahweh) uw overtredingen tenietdoet en uw zonden niet meer gedenkt.

Sinds de zondeval bestaat er een onoverbrugbare kloof tussen God en de mens. Wij noemen die kloof zonde en dat wordt uitgelegd als een soort besmetting. Ik zie het meer als een gebrek aan heiligheid. Aan de andere kant van de kloof staat Jahweh. Hij koestert liefde voor de mens, maar is niet in staat om zelf die kloof te sluiten.

Wellicht verbaast deze uitspraak u, want God is immers Almachtig? Inderdaad, echter zelfs almacht kan in zekere zin beperkt zijn. En die beperking zit in de rechtvaardigheid van Jahweh. Want God is Zichzelf tot wet en zijn rechtvaardigheid eist genoegdoening voor de zonde van elk individueel mens. Een mens kan die prijs niet betalen zonder er het leven bij in te schieten. Zo ontstaat een patstelling en ontzegt de Hoogheilige Zichzelf mensen die naar Hem willen overkomen en waardoor Hij vereerd zou kunnen worden. Om nu die kloof te sluiten zond Jahweh zijn zoon, Jezus Christus en Hij betaalde de prijs voor onze zonde met zijn leven. In Christus is de gelovige wel heilig, want hij wordt onderdeel van Zijn lichaam. Genade is dus een brug die over de kloof reikt en ons bij God brengt. Als Jahweh zegt, dat Hij uw overtredingen teniet doet, dan spreekt Hij dus indirect over het werk van Christus. 

Genade leidt tot liefde

De verering van God is geen ‘adoreren van’ zoals een machtig staatsman soms ten deel valt of een popster. Die verering is geworteld in het wezen van Jahweh, waaruit de zaligheid – de Sjalom – ontspringt. En die Sjalom – vrede, liefde, balans, welbevinden, schoonheid en zingeving –, doet alles op zijn plaats vallen. In het proces dat wij bekering noemen, ontdekken we iets van die Sjalom. En zoals een hert verlangt naar water (het is namelijk een instinct! – Psalm 42:2-3) zo verlangt onze ziel naar God. Dat betreft een groeiproces dat tot allesomvattende liefde leidt. Niet van de mens alleen, ook van God uit. Daarom zegt Jezus (Mattheüs 22:37 HSV):

U  zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.

Een beetje liefde tot de Hoogheilige God doet Hem dus tekort. Dat effect kunnen we niet beschrijven, noch duiden. Het wekt een geluksgevoel op dat voor de buitenstaander een raadsel is. Een heilig weten zonder te zien. Het heeft iets kinderlijks – een verwachtingsvol, blind vertrouwen; als het blijde uitzien naar een schoolreisje. Daarin herkennen we de puurheid van de Sjalom van Jahweh.

Toch blijft er een verschil; onderweg zijn naar de bron is wat anders dan zelf drinken uit de bron. Wij zien nog maar een glimp (Romeinen 8:18) en hoewel we deel hebben aan Christus, drinken

Terug naar overzicht
2019 - Jesaja deel 2, aflevering 12: Jesaja 53