2022 Zacharia - Aflevering 7: Zacharia 9

dinsdag 01 maart

Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten

De Profeet Zacharia

Zacharia 9:1-7 Jahweh Grijpt in en Beschermt het Volk Israël

v1 Opgelegde schatting:

     Het woord van Jahweh is in het land van Hadrach en Damascus, Zijn rustplaats van vrede. Want de ogen van de mens zijn op Jahweh gericht en op al de stammen van Israël.

v2 Ook wat binnen de grenzen van Hamath valt en Tyrus en Sidon, hoewel zij zeer bekwaam zijn

v3 en Tyrus een bolwerk voor zichzelf bouwde en zilver ophoopte gelijk stof en goud als straatvuil.

v4 Zie, Jahweh zal haar bezit onteigenen. Haar machtige vloot zal verslagen worden en zij zal worden verteerd door vuur.

v5 Ashkelon en Gaza zullen het aanschouwen en vrezen, evenals Ekron, ja zij zullen beven van angst, want hun hoop zal vergaan. De koning van Gaza zal omkomen, Ashkelon zal ontvolkt worden en een bastaardvolk zal in Asdod wonen.

v6 Zo zal Ik de trots der Filistijnen tenietdoen.

v7 Ik zal het bloed van hun monden nemen, het verboden voedsel van tussen hun tanden. Dan zal alleen wie overblijft onze Elohim toebehoren, ja hij zal zoals een broederschap in Juda worden en Ekron zal als de Jebusieten zijn.

Vers 1 staat onder kritiek. Velen beschouwen het als een ‘latere bijschrijving’ en negeren het daarom. De NBV gaat niet zover, maar past de tekst aan (wat nog erger is) en leest: Naar de HEER  immers zal de hele mensheid zich richten, net als de stammen van Israël. Dat staat er beslist niet, maar geeft wel aan dat veel theologen met Zacharia 9:1-3 worstelen.

Belichten we onze tekst echter tegen de achtergrond van de Eindtijd, dan is het niet moeilijk. Dan spreekt Zacharia over het begin van het Messiaanse Rijk, als Jahweh opdracht geeft om het land te verdelen onder de twaalf stammen van Israël, zoals Ezechiël 47-48 al vele eeuwen geleden voorzegd heeft. Dan zullen inderdaad de ogen van de mens op Jahweh en op de stammen van Israël gericht zijn – vers 1b.

 

De Godsspraak richt zich op Hadrach, Damascus en Hamath – Dat zijn drie landstreken/steden die we in dat deel van het huidige Syrië vinden dat binnen de grenzen van Kanaän in de Eindtijd valt en dat geldt ook Tyrus en Sidon (dat is het huidige Libanon). Ezechiël 47:15-17 geeft aanvullende details.

Het woord schatting v1 duidt een op vorm van belasting dat een koning kon opeisen. God eist dit gebied – ten noorden van het huidige Israël – op om daar enige stammen van Israël te huisvesten, waarschijnlijk de stam Dan, Aser en Naftali (Ezechiël 28:1-3). Dat gebeurt aan het begin van het Messiaanse Rijk.

 

Vers 3 en 4: Zowel de Assyrië, Babylon als het Medisch-Perzische Rijk hebben Tyrus aangevallen. Zij slaagden er alleen in om het stadsdeel op het vaste land te veroveren – Oud Tyrus genaamd. Nieuw Tyrus (waar de vloot lag en de regering en de machtige reders verbleven) lag op een eiland voor de kust en was onaantastbaar. Want Tyrus beheerste de zee met haar machtige vloot. Toen Alexander de Grote de stad in 333 v.Chr. aanviel veranderde dat. De Grieken hadden ook een sterke vloot en Tyrus werd verslagen. Toen liet Alexander een dam naar de stad leggen, waarvoor hij de puinhopen van de verwoeste oude stad gebruikte. Zo kon hij het beleg om Tyrus slaan. De stad viel in 331 v.Chr. en werd vervolgens grondig verwoest. Aldus werd de profetie over Tyrus naar de letter vervuld.

 

Vers 5: Het Filistijnse volk ten tijde van Zacharia was afhankelijk van het rijke Tyrus dat een broedervolk was (Feniciërs) en wordt hun hoop genoemd. Het bestond uit een statenbond van vijf onafhankelijke steden die tussen de Middellandse Zee en het bergland van Juda lagen. Dat was ook de route die de legers van Assyrië, Babylon en Medië en Perzië namen in hun eindeloze oorlogen met rivaal Egypte. Assyrië verwoestte Asdod en daarna werd het gehele Filistijnse land Asdod genoemd. De oorlogen daarna maakte een einde aan het Filistijnse volk.

 

Vers 7a: Met dit vers wordt naar de toekomst gesprongen. Op zich blijkt dat niet direct uit vers 7a, echter vers 7b bevat overduidelijk onvervulde profetie. Vers 7a is oordeelsprofetie. De tekst – Ik zal het bloed van hun monden nemen, het verboden voedsel van tussen hun tanden – suggereert afgodische praktijken, maar dat wordt niet verder toegelicht.

 

Vers 7bc: Dan zal alleen wie overblijft onze Elohim toebehoren, ja hij zal zoals een broederschap in Juda worden en Ekron zal als de Jebusieten zijn.

Dit is een bijzonder intrigerend vers. In eerste instantie krijg je de indruk dat gesproken wordt over een restant van het Filistijnse volk (wie overblijft), maar is dat wel zo? Heden wonen er geen Filistijnen meer in dat land, maar Palestijnen (Gazastrook). Toch is het Eindtijdprofetie, want Zacharia profeteert over wie overblijft (= dan daar woont). Die zullen de Elohim 1), dus God toebehoren en daarom worden ze als een broederschap in Juda omschreven. Zij verzoenen zich met de Joden en integreren in het toekomstige Kanaän van het Messiaanse Rijk, evenals dat met de Jebusieten gebeurde.

 

Vers 7: De Jebusieten waren inwoners van Jeruzalem voordat het een Israëlische stad werd. De stad werd door koning David veroverd en daar stichtte hij Jeruzalem. Jebusieten bleven na de inname in Jeruzalem wonen, maar werden wel tot horigen gemaakt. Dat wil zeggen dat zij zogenaamde herendiensten moesten verrichten. De bewoners van Ekron treft dus hetzelfde lot.

Zacharia 9:8-10

 v8   Daarna zal Ik een wacht rond Mijn huis legeren tegen degene die doortrekt en tegen degene die terugkeert. Nooit zal een onderdrukker er nog doortrekken, want nu houd Ik het oog erop.

 v9   Wees zeer verheugd, dochter van Sion en juich dochter van Jeruzalem! Zie uw koning komt tot u – rechtvaardig en verlossend. Hij alleen is nederig, want Hij rijdt op een ezel, ja op een jonge hengstveulen, het veulen van ezelinnen.

v10  Dan Ik zal de strijdwagens uitbannen in Efraïm en de oorlogspaarden uit Jeruzalem, ook zal de oorlogsboog vernietigd worden. Dan zal Hij Shalom verkondigen aan de heidenvolken en Zijn heerschappij zal van zee tot zee zijn en van elke rivier tot de einde der aarde.

Vers 8 vertegenwoordigt een belangrijk keerpunt in de toekomstige geschiedenis van Israël. God zelf mengt zich aan het einde van de Grote Verdrukking in de strijd en Zijn eerste daad is het beschermen van Zijn tempel tegen plundering en oorlogsgeweld. Jesaja 4:5-6 getuigt (directe vertaling uit de grondtekst):

5   Dan  zal Jahweh boven geheel het bewoonde gebied van de berg Sion en boven de heilige samen- komsten aldaar een wolk scheppen bij dag en rook met een vuurgloed bij nacht.

6   Voorzeker, over heel de GLORIE zal het een beschutting vormen en dit zal tot onderkomen dienen, gelijk de schaduw tegen de hitte van de dag; en als een toevluchtsoord, zoals een schuilplaats tegen storm en regen.

Het bewoonde gebied van de berg Sion wijst op het terrein van de tempel (de GLORIE) en het centrum van Jeruzalem. Daar zullen gelovigen bescherming vinden tegen vijandelijke legers, maar ook afgeschermd worden van de oordelen van God. Deze tempel, die nog gebouwd moet worden, staat beschreven in Ezechiël 40, 41 en 42.

 

Vers 9: Dit vers wordt algemeen verklaard als reeds vervuld, namelijk met de intocht van Jezus Christus in Jeruzalem (Mattheüs 21, Marcus 11, Lucas 19, Johannes 12). Echter dit standpunt is onvolledig. Natuurlijk zegt Zacharia iets over de intocht van Jezus Christus op palmzondag in Jeruzalem.  De diepere betekenis echter is identificatie! Is die dan nodig? Zeker wel, want christenen kennen Jezus als de lijdende Knecht en als hoofd van zijn Gemeente. De omschrijving: Hij alleen is nederig, want Hij rijdt op een ezel is bedoeld om Hem in die bediening te identificeren. De Joden verwachten een koning – want Hij zal  het het koninkrijk van David en Salomo weer oprichten. Dat zeggen de woorden: Zie uw koning komt tot u – rechtvaardig en verlossend. Hij die komt is dus beide!

Zacharia 9:9 verwijst nadrukkelijk naar een belangrijke profetie die al eeuwen eerder werd uitgesproken. Die vinden we in Genesis 49:10-11, waar Bileam zeer tegen zijn zin de volgende woorden uitsprak:

10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn. 

11 Hij zal zijn ezel aan de wijnstok binden en het jong zijner ezelin aan de wingerd; hij zal zijn kleed in wijn wassen en in druivebloed zijn gewaad.

De woorden het jong ener ezellin en het veulen van ezellinnen zijn identiek en een bewijs temeer dat God hier spreekt. Toen de Farizeeërs getuige waren van de intocht van Jezus Christus op palmzondag, hebben ze aan de profetie van Bileam gedacht, want die was onder schriftgeleerden algemeen bekend!

 

Vers 10: De strijdwagens van toen zijn de tanks van nu. Met Efraïm wordt het gebied van het voormalige tienstammenrijk bedoeld. Al het oorlogsmaterieel zal uit het Heilige Land (Kanaän) verwijderd worden.

Ook zal de oorlogsboog vernietigd worden: Deze uitdrukking beschrijft niet alleen het einde van alle oorlogen, maar ook de vernietiging van alle oorlogstuig. Dat is geen klein gebeuren, want als het leger uit

de heidenvolken uitgeroeid wordt door de Plaag (Zacharia 14:12) zal in Kanaän een enorme hoeveelheid oorlogsmateriaal overblijven. Ezechiël 39:9 (NBG) profeteert erover:

Dan zullen de inwoners van de steden van Israël uitgaan en de brand steken in het wapentuig: kleine en grote schilden, bogen en pijlen, knotsen en speren - zeven jaar lang zullen zij daarmee hun vuur stoken.

 

Dan zal Hij Shalom verkondigen aan de heidenvolken: Met Hij wordt Jezus Christus bedoeld, in zijn bediening als de Messiaskoning en met de heidenvolken worden alle naties buiten Israël en Juda samen- gevat. Het opleggen van de shalom moet hier verstaan worden als een regeringsdaad van de grote Koning, Jezus Christus, want onder Zijn regering zal de wereld een paradijs worden.

Zacharia 9:11-17

v11  Ook zal Ik ter wille van het bloed van uw verbond gevangenen van u wegzenden uit de put (groeve) waarin geen water is.

v12  Keer naar uw thuisland gij gevangenen van hoop. Juist vandaag verkondig Ik: Ik zal u dubbel vergelden.

v13  Want Ik zal Juda voor Mij als een boog spannen en leg Efraïm als een pijl daarop. Dan zal Ik uw zonen, o Sion, over de zonen van Javan doen komen en u als een zwaard van een machtige held maken.

v14  Dan zal Jahweh boven hen gezien worden en de bliksem is Zijn pijl.  Jahweh, de Heer, zal de bazuin doen klinken en Hij zal optrekken in zuiderstormen.

v15  Dan zal Jahweh van de hemelse legers een schild over hen leggen en Hij zal (de vijand) verteren – Ook zullen de slingerstenen vertrapt worden.

       Dan zullen zij drinken en luid lachen als waren ze bevangen door wijn. Ja zij zullen er vol van zijn, zoals de offerschalen – als de hoeksteunen van het altaar.

v16  Ik, Jahweh hun God, zal hen – de schapen van Zijn volk – verlossen op de gestelde tijd, want zij zullen gelijk juwelen in een kroon zijn, eervol verhoogd in Zijn eigen land.

v17  Want hoe groot is Zijn goedheid en hoe groot Zijn pracht! Het koren, de jonge mannen en de nieuwe wijn doet de jonge vrouwen vruchtdragen.

 

Vers 11: Het bloed van uw verbond wijst op hen die onder het Sinaïtische Verbond vallen. Dat zijn dus oudtestamentische gelovigen. Het woord bowr (put/groeve) betekent vaak graf (als in Spreuken 28:17, Jesaja 14:19 en Psalm 30:4). In het graf verblijven is een synoniem van ‘in het dodenrijk verblijven’. Vandaar dat bowr ook op het verblijf in Sheol (de dodenwereld) kan wijzen. Cruciale vraag is: wie spreekt hier? Dat zegt de context, want in voorgaande verzen sprak Jahweh (door de mond van de profeet Zacharia 1)), dus is dat hier ook zo. Logische volgende vraag luidt: Is er ergens in de Bijbel sprake van gevangenen in Sheol (dodenwereld) die bevrijd worden? Antwoord: Efeziërs 4:7 (NBG) getuigt erover:

Daarom heet het: opgevaren naar den hoge voerde Hij (Jezus) krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen.

De apostel Petrus verwijst hier naar Psalm 68:19 en schrijft die profetie aan Jezus Christus toe:

Gij (Jezus Christus) zijt opgevaren naar den hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd; Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen, ja ook van weerspannigen – om daar te wonen, o Here God.

Jahweh spreekt door Zacharia over de zielen van oudtestamentische gelovigen die in de dodenwereld ‘sliepen’ (Daniël 12:13).  Na de opstanding van Jezus Christus, dus Zijn overwinning over de dood, verwierf Hij de sleutels van het dodenrijk (Sheol – Openbaring 1:18) en daarom kon hij de gelovigen bevrijden uit Sheol en meenemen naar de hemel.

 

Vers 12: De oudtestamentische gelovigen – gevangenen van hoop – wordt beloofd dat zij eens uit het dodenrijk zullen worden opgewekt. Zoals gezegd, gebeurt dat als Jezus na zijn kruisdood in het dodenrijk afdaalt. Daar aangekomen neemt hij de gelovigen mee in zijn opstanding en voert hen naar de hemel (Efeziërs 4:7). Hebreeën 11:13-16 (HSV) getuigt over hen.

 

Vers 13: Is deze tekst in de oude tijd te plaatsen, zoals verklaarders zeggen? Neen want Efraïm (de latere naam voor het Tienstammenrijk) bestond niet meer in Zacharia’s tijd. Dit is Eindtijdprofetie die spreekt over een tijd waarin Juda en Efraïm zij aan zij tegen de vijand (Gog uit Magog) strijden. Dat gebeurt aan het einde van de Grote Verdrukking. De Antichrist is dan al verslagen en gedood door Jezus Christus die kort daarvoor op de Olijfberg is aangekomen (Zacharia 14:4) – 2 Tessalonicenzen 2:8 (NBG) getuigt:

Dan zal de wetteloze (de Antichrist) zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt. 

Na de Antichrist ontstaat nieuwe dreiging, want het leger van Gog uit Magog trekt op tegen Jeruzalem. Toch, hun rol is beperkt, want Jahweh zendt de Plaag die dat leger uitroeit (Zacharia 14:12).

Vers 13 gaat verder met een mededeling over Jeruzalem (Sion). God zelf vuurt de inwoners aan tegen vijand. Dit aanvuren gaat vergezeld van een formeren tot een oorlogszwaard. Dit zegt iets over een spectaculair toenemen van de militaire kracht van Jeruzalem. En dat doet de wederkomst van Jezus Christus (Zacharia 14:4), want Hij komt vergezeld van hemelse strijdkrachten.

 

Vers 14: De in vers 13 beschreven, toegenomen militaire macht van de inwoners van Jeruzalem, wordt in dit vers nader uitgelegd. Die kracht blijkt – naast de komst van Jezus Christus op de Olijfberg en de hemelse legers – ook  samen te hangen met de wederkomst van God (of beter: van de Sjechinah van Jahweh of Heerlijkheid des HEREN). Jahweh verschijnt boven de stad Jeruzalem en stuurt pijlen als bliksemflitsen naar de vijand. Te denken valt aan Goddelijk vuur (Openbaring 16:18).

Jahweh, de Heer, zal de bazuin doen klinken: De Ridderbos- en NBG-vertaling, maar ook anderen, vertalen dit vers zo dat God de bazuin blaast. Slechts de NIV-vertaling spreekt van doen klinken, dus blaast een ander. Dit laatste is juist. Nergens in de Bijbel blaast God bazuin. De Almachtige laat blazen!

We vinden grond voor deze stelling in Openbaring 8 die spreekt van zeven engelen die voor God staan. Dat wil zeggen: Hem direct ten dienste staan. Zij blazen op Zijn bevel beurtelings de bazuin, waarmee respectievelijk zeven oordelen van God ingeluid worden. Die oordelen worden afgesloten met de zevende bazuin; Openbaring 11:15

En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze HERE aan zijn Gezalfde (= Jezus Christus) en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.

Hij zal optrekken in zuiderstormen Met zuiderstormen wordt op de gevreesde woestijnstorm geduid die de hemel kon verduisteren. Dit fenomeen is het gevolg van pijlen als bliksemflitsen die God uitzendt en de zware aardbevingen die dan zullen plaatsvinden. Openbaring 16:18 getuigt erover:

En er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen, en er geschiedde een grote aardbeving, zo groot als er geen geweest is sedert een mens op de aarde was: zó hevig was deze aardbeving, zó groot. 

 

Vers 15b: en Hij zal (de vijand) verteren: Deze woorden zien op de Plaag, waarover Zacharia ons in hoofdstuk 14:12-15 verder bericht. Nemen we de tekst letterlijk, dan zal door de Plaag het superieure wapen van de vijand (de slingerstenen) overwonnen worden. Zacharia 14 leert ons, dat de Plaag alle soldaten van de legers uit de volken – Gog uit Magog – in een oogwenk verteert, terwijl hun wapens intact blijven. Dat is heden een bekend verschijnsel. Het wordt veroorzaakt door de ontploffing van een neutronenbom, want de ‘harde straling’ daarvan verteert alleen lichamen, zowel van mensen als dieren.

Ook zullen de slingerstenen vertrapt worden: Dit is ogenschijnlijk een wonderlijk mededeling. Sommigen lezen hier een opvallende tegenstelling tussen het superieure wapentuig van de vijand en het in militaire termen zwakke Israël en/of Juda. Anderen lezen hier en met de slingerstenen overwinnen, een parallel met de strijd van David tegen Goliath die de reus met een slingersteen versloeg. Veel logischer is het dat de profeet Zacharia, die natuurlijk geen weet had van modern wapentuig, hier een poging doet om bijvoorbeeld raketwerpers, tanks en/of kanonnen te beschrijven.

 

Vers 15d: Dan zullen zij drinken en luid lachen als waren ze bevangen door wijn. Ja zij zullen er vol van zijn, zoals de offerschalen – als de hoeksteunen van het altaar. Letterlijk staat er dat zij (de overwinnaars = gelovigen die in Jeruzalem verblijven) door euforie en wijn bevangen de onmogelijk geachte overwinning zullen vieren. Kortom, de bevolking van Jeruzalem gaat uit hun dak van vreugde. De verwijzing naar de offerschalen dient dan als een metafoor dat de toorn van God verzoend is.

 

Vers 16: Nadrukkelijk worden weer ware gelovigen (de schapen van Zijn volk) onderscheiden van het ongelovig deel Israël en Juda. De gelovigen worden door God gered, het tweede (ongelovige) deel zal gedood worden. Zacharia 13 en  14 berichten ons daar over.

Zo er nog enige twijfel overgebleven was of Israël ooit nog in z'n oude positie hersteld zal worden, dan blijkt dat wel overduidelijk uit vers 16. Kroonjuwelen worden de stammen van Israël genoemd die zullen schitteren in de kroon (= het koningschap van Jezus Christus) van het komende Messiaanse Rijk.

 

Vers 17: Want hoe groot is Zijn goedheid en hoe groot Zijn pracht! Het koren, de jonge mannen en de nieuwe wijn doet de jonge vrouwen vruchtdragen.

Dit laatste vers beschrijft op dichterlijke wijze de gelukzalige toestand in het toekomstige Messiaanse rijk.

Terug naar overzicht
2022 Zacharia - Aflevering 7: Zacharia 9