2022 Zacharia - Aflevering 6: Zacharia 8

dinsdag 01 maart

Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten

De Profeet Zacharia

Zacharia 8:1-6 Het Messiaanse Rijk

v1 Het woord van Jahweh van de hemelse legermachten kwam tot mij zeggende:

v2 Aldus spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: Ik ben naijverig ter wille van Sion, een grote en brandende na-ijver. Ja Ik ben na-ijverig ter wille van haar!

v3 Zo spreekt Jahweh: Ik zal naar Sion terugkeren en Ik zal wonen in het midden van Jeruzalem en zij zal genoemd worden: Jeruzalem, Stad van Waarachtigheid. En de berg van Jahweh van de hemelse legermachten: de Heilige Berg.

v4 Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: Er zullen weer oude mannen en vrouwen op de pleinen van Jeruzalem zitten, een ieder met een wandelstok in zijn hand vanwege hun hoge leeftijd.

v5 En de pleinen van de stad zullen gevuld zijn met jongens en meisjes die daar spelen. Aldus spreekt Jahweh van de hemelse legermachten.

v6 Want het moge zo zijn dat het te wonderlijk is in de ogen van het overblijfsel van het uitverkoren volk te dien dage – zou het dan ook te wonderlijk zijn in Mijn ogen? Zo verklaart Jahweh van de hemelse legermachten.

Vers 2 – Ik ben naijverig ter wille van Sion – De herhaling en benadrukking dat sprake is van een grote en brandende naijver geeft aan hoe belangrijk Gods heilsplan – het Messiaanse Rijk – wordt bevonden. De profetie wordt voorzien van een Goddelijke eed – God zelf zal dus voor de uitvoering zorgen.

De relatie tussen God en Zijn volk is een liefdesrelatie. Daarin kan en mag geen derde zijn – vandaar het woord naijver. Die relatie is aangegaan met een heilig doel, namelijk de vervulling van de profetie aangaande de vestiging van het Messiaanse rijk. Dan wordt Jeruzalem de zetel van de Godsregering en centrum van de wereld. Het mysterieuze in deze verhouding is dat God, ondanks zijn almacht, zich in die relatie afhankelijk maakt van gedrag van mensen. De mens is vrij in zijn keuze om God te dienen of te verwerpen. Die vrije keuze schijnt een zo enorme meerwaarde aan mensen toe te kennen dat Hij zich kwetsbaar maakt voor afwijzing, dus vernedering. Een mysterie dat geen verklaring kent!

 

Vers 3 is overduidelijk Messiaans, want de onderscheiding Stad van Waarachtigheid en Heilige Berg (de tempel) past alleen bij het Jeruzalem van het Messiaanse Rijk, evenals de belofte dat de HERE zelf in haar midden zal wonen. Dat is sinds de Heerlijkheid des HEREN uit de tempel vertrok (Ezechiël 11:23) nooit meer gebeurt, tot op heden toe. Het gaat dus nog gebeuren en daarmee is het een belofte voor de Eindtijd.

 

Vers 4 en 5 – Zacharia vervolgt met de beschrijving van een bestendige vrede die zeer wel aansluit bij de Messiaanse profetie uit Jesaja 65:17-24. Opvallend is dat Jesaja spreekt over grijsaards die de leeftijd van bomen bereiken. Daarmee wordt de leeftijd van olijfbomen bedoeld wordt en die worden 800-1000 jaar oud. Daarmee wordt de levensspanne van de mens gelijk aan die van vóór de zondvloed.

 

Vers 6 – Voor de teruggekeerde ballingen is het panorama van het Messiaanse Rijk te wonderlijk, evenals in de ogen van het overblijfsel tijdens de Grote Verdrukking. Echter niet voor God – Zijn Raad staat vast.

Zacharia 8:7-10 Het Einde van de Grote Verdrukking 1

  v7  Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: Zie Ik zal mijn volk redden uit het Oosterland, daar waar de zon opgaat.

  v8 Ik zal hen doen komen en doen wonen (in het land Kanaän). In het midden van Jeruzalem zullen zij Mij tot een volk zijn en Ik zal hen Zelf tot een God zijn in trouw en gerechtigheid.

  v9  Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: Laten uw handen sterk zijn, u die op de gestelde tijd luistert naar het geheel van deze bijzondere woorden uit de mond van de profeten, die de dag bepalen om de tempel te bouwen: het Huis van Jahweh van de hemelse legermachten.

v10  Want gedurende die bijzondere dagen zal er voor de mens geen inkomen zijn, noch zal door het Beest betaling mogelijk zijn. Voor hen die gaan of komen zal er geen shalom zijn vanwege de vijand, want ik zal alle mensen onbeperkt tegen elkaar opzetten: een man tegen zijn naaste.

Vers 7 maakt een mysterieuze indruk, want wat kan bedoeld zijn? Gaan we er van uit dat de Messiaanse profetie van voorgaande verzen wordt voortgezet (wat logisch is), dan wordt weer over een detail gesproken van gebeurtenissen in de Eindtijd. De uitdrukking Oosterland ziet in de Bijbel gewoonlijk op de Arabische woestijn en een enkele keer ook op de landen die daar achter gelegen zijn. In vers 7 volgt echter nog een nadere typering: daar waar de zon opgaat. In de oudheid had de mens geen weet van een ronde aarde. Men ging uit van een plat vlak. De uiterste bekende grens in het oosten, was India. De grens daarvan, ten noorden, werd bepaald door het Himalaya gebergte. Men dacht toen dat de zon achter de Himalaya opging of geboren werd. Als we daar vanuit gaan, dan spreekt de tekst van een oproep aan  stammen die daar wonen en tot Gods volk behoren. Sinds enige decennia is sprake van volken die in het noorden van India en in het zuiden van China wonen en die zich erop voorstaan dat zij nakomelingen zijn van één van de verloren stammen van Israël. Zij willen als zodanig erkend worden en hebben te kennen gegeven naar Israël te willen repatriëren. Joodse rabbijnen zijn heden bezig met onderzoek of deze claim terecht is. Misschien vindt dit Schriftwoord daarin z’n vervulling.

 

Vers 8 – Met het midden van Jeruzalem wordt de tempel bedoeld, waar God zal wonen (Zacharia 8:3). Het Mij tot een volk zijn ziet op een herstel van de status Gods volk; dus het herroepen van Lo-Ammi, dat is: niet Mijn volk (Hosea 1:9). In de Eindtijd zal die vloek herroepen worden; Hosea 2:22 getuigt: Dan zal Ik haar voor Mij zaaien in het land (= Kanaän), en Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tot Lo-Ammi zeggen: Gij zijt mijn volk. En hij zal zeggen: Mijn God!

Het woord gerechtigheid wijst op de Godsregering van het Messiaanse Rijk die met de terugkeer van de tien stammen van Israël en Juda (de Joden) zal beginnen.

 

Vers 9 opent met een oproep vol te houden en dat betreft de herbouw van de tempel. Dat kan die van Zerubbabel niet zijn, want daar is God nooit teruggekeerd. Dat is hier wel het geval, want er staat: het Huis van Jahweh van de hemelse legermachten. God gaat er wonen! Heeft deze profetie dan helemaal geen binding met de tijd van Zacharia? Wel als voorvervulling. Want de ballingen hebben deze profetie ongetwijfeld op hun eigen situatie betrokken.

 

Vers 10 – De bijzondere dagen wijzen op de Grote Verdrukking. In de tweede helft vallen de oordelen van God en die leiden tot grote verwoestingen en hongersnood. Het economisch systeem zal daardoor instorten. Gelovigen zullen uitgesloten worden van het economisch verkeer. Openbaring 13:16-18 NBG:

16 En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand, of op hun voorhoofd,

16 en dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam heeft.

16 Hier is de wijsheid: wie verstand heeft berekene het getal van het beest, want het is een getal van een mens, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig.

 

Vers 10b – Voor hen die gaan of komen zal er geen shalom zijn vanwege de vijand, want ik zal alle mensen onbeperkt tegen elkaar opzetten: een man tegen zijn naaste.

Dit is een belangrijke profetie, want er wordt hier geduid op het verbreken van de toegenegen staf, Zacharia 11:10, waardoor alle morele remmen los gaan en het slechtste in de mens naar boven komt. In de tweede helft van De Grote Verdrukking is de wereld een hels oord geworden. Dan is elke vorm van liefde tussen mensen verdwenen, behalve onder ware gelovigen. Micha 7:2-6  profeteert daarover:

2 De vrome is verdwenen uit het land (= de Opname van de Gemeente) en een oprechte is er onder de mensen niet. Allen loeren zij op bloed; ieder tracht zijn broeder in het net te vangen.

3 Tot kwaad doen staan de handen goed; de vorst eist en de rechter laat zich betalen, en de grote, die spreekt naar eigen believen; en zo zetten zij de zaak in elkaar.

4 De beste van hen is als een doornstruik en de meest oprechte erger dan een stekelheg. De dag uwer wachters, uw bezoeking, komt! Dan zal er voor hen ontzetting wezen.

5 Vertrouwt de metgezel niet, verlaat u niet op de vriend; behoed de deuren van uw mond voor haar die aan uw boezem ligt.

6 Want de zoon minacht de vader; de dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar schoonmoeder; des mensen huisgenoten zijn zijn vijanden.

Zacharia 8:11-15 Het Einde van de Grote Verdrukking 2

v11  In die tijd zal Ik voor het overblijfsel van dit uitverkoren volk niet als in de dagen daarvoor zijn – zo verklaart Jahweh van de hemelse legermachten –, maar zaad van de Shalom.

v12  De wijnstok zal rijkelijk vrucht dragen en de aarde zal een overvloedige oogst voortbrengen. De hemelen zullen toereikend dauw geven. En Ik zal het geliefde overblijfsel van dit uitverkoren volk al de toegezegde zegeningen als erfdeel doen toekomen.

v13  Dan zal het geschieden – hoewel u een vloek bent geworden onder de heidenvolken, o huis van Juda en huis van Israël – dat Ik die Mij toegenegen zijn in rechte zal verlossen en u zult gezegend wezen. Wees daarom niet bevreesd, laten uw handen sterk zijn.

v14  Want aldus spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: wat dat betreft overwoog Ik aangaande het kwaad van u, die betrekking had op Mijn toorn over uw vaderen die Ik lief had, maar Ik toen geen erbarmen toonde.

v15  Zo spreekt Jahweh van de hemelse legers: Ik heb in rechte Mijn besluit heroverwogen, teneinde op de gestelde tijd goed te doen aan Mijn geliefde Jeruzalem en Mijn geliefde huis van Juda – wees dus niet bevreesd.

Vers 11 – De woorden in die tijd wijzen op het eind van de Grote Verdrukking. De dagen daarvoor op de Grote Verdrukking zelf. Zij die dat overleven worden het overblijfsel genoemd. En dat deel van het volk Israël wordt de Shalom toegezegd – want de HERE God ontfermt zich in erbarmen over Zijn volk. Dat betreft natuurlijk bekeerde Joden, ook wel het ware Israël genoemd. Dit vers ziet dus op het Messiaanse rijk en de bron van alle zegeningen in dat Messiaanse rijk zal God zelf zijn (zaad van de Shalom).

 

Vers 12 – De hemelen zullen toereikend dauw geven. Dit is een merkwaardige opmerking. Zacharia spreekt niet van regen, maar van dauw. Hier vinden we weer zo’n typische gedetailleerdheid, waar Zacharia het patent op heeft. Waarom vermeldt hij geen regen? Het antwoord vinden we in Genesis-2:5

Want de Here God had het niet op aarde doen regenen. De periode van het Messiaanse rijk vertoont verrassende overeenkomsten met de periode vóór de zondvloed. Ook toen regende het nooit. De gewassen werden bevochtigd door dauw. Genesis 2:6 spreekt erover: maar een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem. De eerste regen viel pas met de zondvloed, Genesis 7:4 – 40 dagen lang. Die toestand van vóór de zondvloed keert kennelijk terug in het Messiaanse rijk.

Het uitverkoren volk is een gelovig Israël – het ware Israël. De toegezegde zegeningen zijn niet tijdelijk, maar worden tot een erfdeel dat aan Gods volk wordt toegewezen.

 

Vers 13 – Israël en Juda een vloek onder de volken. Dat is geen nieuws, want geen volk is door de eeuwen heen zo hardnekkig vervolgd als zij. Deuteronomium-28 getuigt daarvan in huiveringwekkende bewoordingen.

in rechte zal verlossen – betekent dat God Israël pas verlost als aan de wet is voldaan. Die wet eist berouw en bekering en daarover spreekt Zacharia 12:10-14. Israël is in de tijd van Zacharia nooit verlost geworden noch ooit in de eeuwen daarna. Dat gebeurt pas in de Eindtijd. Op het hoogtepunt van de vervolging door de Antichrist zal God daarom ingrijpen. Die verlossing wordt beschreven in Zacharia 14.

Het gezegend zijn wijst op de stichting van het Messiaanse rijk en ziet tevens op vers 12.  Het vers sluit met een goddelijke bemoediging – en die vraagt ons om de blik op de heerlijke toekomst te houden. Die aanmoediging geldt natuurlijk ook voor ons, maar ten diepste spreekt Zacharia over gelovigen die de verschrikkingen van de Grote Verdrukking zullen moeten ondergaan.

 

Vers 14 – Dit is een magistraal vers. Het vertolkt de tweestrijd die in Jahweh woedde. Hij heeft Israël lief, maar werd steeds weer afgewezen omdat Israël afgoden boven Hem verkoos. Zo viel Israël onder de wet en die stelde het volk onder het oordeel en dan zorgt Satan er wel voor dat Israël wordt aangevallen. Dat is de overweging waar vers 14 over spreekt. Maar,… kan God niet alsnog erbarmen tonen? In dit geval niet, want Hij is Zichzelf tot wet. In de afweging, liefde voor het volk Israël contra de wet, sloeg de schaal in het verleden door naar de wet. Maar nu staat er een voorbehoud…

 

Vers 15 –  Het besluit om Israël onder het oordeel te stellen (= de breuk in het Sinaïtische Verbond)

wordt heroverwogen. De reden is: teneinde op de gestelde tijd goed te doen aan Mijn geliefde Jeruzalem en Mijn geliefde huis van Juda. De weegschaal van Gods gunst kantelt naar de liefde, waarom? Omdat – als deze profetie vervuld wordt – de gestelde tijd is aangebroken = het einde van de Grote Verdrukking. Dan komt het overblijfsel van Israël tot bekering en dat maakt de weg vrij om de beloften van de profeten aangaande het Messiaanse Rijk te verzilveren. Aan het einde van die Verdrukking besluit Jahweh om in te grijpen. Dat zal een kentering brengen in de rampspoed die Israël al eeuwen achtervolgt. Dat heeft grote gevolgen voor Jeruzalem. Jesaja 4 spreekt erover (we geven een directe vertaling uit de grondtekst) 1):

5 Dan  zal Jahweh boven geheel het bewoonde gebied van de berg Sion en boven de heilige samenkomsten aldaar een wolk scheppen bij dag en rook met een vuurgloed bij nacht.

6 Voorzeker, over heel de GLORIE zal het een beschutting vormen en dit zal tot onder- komen dienen, gelijk de schaduw tegen de hitte van de dag; en als een toevluchtsoord, zoals een schuilplaats tegen storm en regen.

Hebben de Joden deze profetie ook zo verstaan? Waarschijnlijk niet in z’n uiteindelijke vervulling, maar het is heel aannemelijk dat ze er toch moed uit geput hebben. Zij moeten het echter doen met een kleine

voorvervulling (Zacharia 4:10) – de dag der kleine dingen.

Zacharia 8:16-17 Geboden en Verboden

v16  Dit zijn de geboden die u moet uitvoeren: Spreek in genegenheid de waarheid tot een naaste. Laat het rechtmatig oordeel en de shalom het recht in uw poorten zijn en bespreek in liefde het kwaad van de naaste.

v17  Vorm geen mening in uw harten. Toon geen voorliefde voor valse getuigenis, want elk van deze haat Ik, zo spreekt Jahweh.

Na de Messiaanse profetie van voorgaande verzen wordt Israël voorgelegd hoe te leven in de tijd daar- tussen; dus vanaf de ballingschap tot de stichting van het Messiaanse Rijk. Opvallend is dat het streven naar gerechtigheid de maatstaf is. Er blijkt niets van een gedetailleerd wetboek van strafrecht, zoals de wet van Mozes zich feitelijk presenteert. De geboden worden opgedragen aan de Joden in die tijd. Niet tot de inwoners van het Messiaanse rijk, want die ontvangen de vliegende boekrol (Zacharia 5) die door de Godsregering zal worden uitgevoerd. Maar, deze boodschap klinkt niet alleen tot de Joden; ook tot ons.

Zacharia 8:18-19 Antwoord aan Bethel

v18  Weer kwam het woord van Jahweh van de hemelse legers tot mij, zeggende:

v19  Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: Het vasten van de vierde, de vijfde, de zevende en de tiende maand, zal voor Juda tot gejubel en blijdschap worden, ja tot vreugdevolle feesten. Hebt daarom de waarheid en de shalom lief!

Er wordt in dit vers een scherp kontrast opgeroepen tussen het treurig herdenken van Bethel (de vasten- dagen, wat schone schijn was) en het toekomende Godsrijk, waar vrolijkheid, vreugde en feesten in het verschiet liggen. Dat is op zich al een scherpe veroordeling van de houding van Bethel dat slechts eigen belang op het oog had, niet een treuren omdat Gods naam in het geding was.

 

Vers 19 sluit met de vermaning: Hebt daarom de waarheid en de Shalom lief! Algemeen wordt dit als een waarschuwing aan Bethel gezien, om geen strijd met de teruggekeerde ballingen aan te gaan over onnutte zaken. Dat is niet erg aannemelijk. Veel meer moet hier gedacht worden aan een verkorte herhaling van vers 16 en 17. Dus wordt hier nogmaals op de richtlijnen hoe te leven geduid, als een soort afsluiting van dit gedeelte van Zacharia 8 en dat is een bekende stijlvorm in de Bijbel.

Zacharia 8:20-23 Bedevaart naar Jeruzalem

v20  Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: Eens zullen verbonden volken en de inwoners van vele steden opgaan,

v21  De bewoners van de ene stad zullen tot de andere gaan en zeggen: laat ons op weg gaan om gunst te verwerven voor het geliefde aangezicht van Jahweh en in genegenheid Jahweh van de hemelse legermachten te zoeken, zelf ga ik ook.

v22  Dan zullen vele verbonden volken komen en machtige heidenvolken, om in liefde Jahweh van de hemelse legermachten te zoeken en om gunst te verwerven voor het geliefde aangezicht van Jahweh.

v23  Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: In de gestelde tijd zullen tien mannen uit alle talen van de heidenvolken komen en vastgrijpen de zoom van het kleed van een Jood en zeggen: laat ons toch met u meegaan, want we hoorden dat God met u is.

Deze verzen beschrijven in opvallend heldere taal het toekomstige Godsrijk en geven nog eens ten overvloede aan dat Jeruzalem het centrum van de wereld zal worden. Juda zal daarin een bijzondere en hoge positie bekleden (vers 22) en eens te meer stellen we vast dat een toestand, zoals hier beschreven wordt, er nog nooit geweest is.

Er wordt hier een groots visioen getoond, want het is uiteindelijk toch een gebeuren van wereldformaat, als zo veel pelgrims uit alle volken op aarde zullen opgaan naar Jeruzalem, om de HERE God groot te maken en te aanbidden. Het zal zelfs zo zijn dat men elkaar zal opwekken om ook te gaan. In die dagen zal een pelgrim trots zijn op zijn status (om gunst te verwerven) en zich daar blij op beroemen. Dat mag, want het is een roemen in Jahweh.

 

Vers 23 – Zacharia 8 eindigt met een groots visioen op het Messiaanse Rijk, als uit alle delen van de wereld pelgrimages naar Jeruzalem stromen om Jahweh eer te brengen. De pelgrims zullen het een eer vinden met een Joodse man mee te gaan, omdat men beseft dat deze in Gods gunst staat.

Terug naar overzicht
2022 Zacharia - Aflevering 6: Zacharia 8