2022 Zacharia - Aflevering 5: Zacharia 6 en 7

dinsdag 01 maart

Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten

De Profeet Zacharia

Zacharia 6:1-8 Het achtste gezicht: de vier wagens

v1 Ik keerde mij om en sloeg mijn ogen op. Ik keek goed en zie!: Vier strijdwagens kwamen tussen de twee bergen uit en die bergen waren van brons.

v2 De eerste strijdwagen was bespannen met rode paarden en de tweede strijdwagen was bespannen met zwarte paarden.

v3 De derde strijdwagen was bespannen met witte paarden en de vierde strijdwagen was bespannen met gevlekte paarden – ieder van hen krachtig.

v4 Ik reageerde en zei ik tot de engel die met mij sprak: Wat betekent dit, mijn heer?

v5 Toen antwoordde de engel en zei tot mij: Deze zijn vier van de hemelse geesten die vertrekken vanuit hun standplaats van boven, van de Heer van de ganse aarde.

v6 De strijdwagen met de zwarte paarden gaat naar het Noorderland; de witte gaan westelijk van hen en de gevlekte gaan naar het Zuiderland.

v7 Toen de sterke paarden te voorschijn kwamen drongen zij aan om te vertrekken teneinde de gehele aarde te doorkruisen. Daarop sprak Hij: Gaat heen! Doorkruis de gehele aarde. Toen doorkruisten zij de gehele aarde.

v8 Hierop riep Hij tot mij en sprak deze woorden tot mij: Aanschouw degenen die uitgaan naar het Noorderland. Zij brengen geheel Mijn Adem in het Noorderland tot rust.

Het achtste visioen lijkt op het eerste (Zacharia 1:7-17). Belangrijk verschil is dat in dit geval sprake is van aartsengelen met strijdwagens en paarden die vertrekken (wat op oorlog duidt), terwijl in Zacharia 1 gesproken wordt van terugkerende ruiters die ter verkenning over de aarde uitgezonden worden.

Let op: Indien we engel lezen is het de tolkengel die Zacharia is toegevoegd. Schrijven we Engel of Hij, dan is het de Oudtestamentische verschijning van Jezus Christus.

 

De Twee Bergen – Velen wijzen hier de Berg Sion en de Olijfberg aan. Veel meer voor de hand ligt dat het de Olijfberg is, want die splijt middendoor waardoor twee nieuwe bergen ontstaan (Zacharia 14:4).

 

Bergen van Brons –De vier wagens komen van tussen twee bergen van brons te voorschijn; voor veel Schriftverklaarders symbool voor de uitgang van de hemel. Brons wordt in de Bijbel vaak verbonden aan de gerechtigheid van God ten oordeel (bijvoorbeeld de koperen slang van Mozes). Dat blijkt ook hier want dat dal wordt, nadat de strijdwagens vertrokken zijn, als vluchtweg gebruikt door de handlangers van de Antichrist. Daarna wordt de kloof gesloten, waardoor ze omkomen (Zacharia 14:5, Grondtekst).

 

Vers 4 – De strijdwagens zijn hemelse legermachten v3b en ze verschijnen rechtstreeks uit de hemel. Strijdwagens waren de tanks van de oudheid en ze komen ongetwijfeld met donderend geweld aan en dat overrompeld de profeet. Zacharia reageert daarop en vraagt de tolkengel ontsteld: Wat betekent dit, mijn heer? De engel legt dat als volgt uit:

 

vier van de hemelse geesten – Dat zijn vier van de zeven aartsengelen, dus belangrijke engelenvorsten.

De standplaats van de vier Geesten/aartsengelen is vóór Gods troon. Dat zegt Zacharia 6:5 want de strijd- wagens met de aartsengelen vertrekken vanuit hun standplaats van boven, van de HEER van de ganse aarde en dat ziet op weer Jezus Christus die samen met deze strijdkrachten naar de aarde vertrekt. 

Vers 7 spreekt van een uitsturen door de Engel van Jahweh (Jezus Christus). Bepalend is waar Hij zich dan bevindt. Dat is volgens Zacharia 14:4 de Olijfberg, in Jeruzalem. Van daaruit worden de aartsengelen met hun strijdwagens over de wereld gezonden.

 

Vers 6 en 7 – De Engel van Jahweh (de Oudtestamentisch benaming van Jezus Christus) stuurt drie strijdwagens op een missie die in vers 8 omschreven wordt. Twee wagens worden respectievelijk naar het Noorderland en ten westen daarvan gestuurd – dat zijn de thuislanden van de Antichrist (het herstelde Romeinse Rijk) en Gog uit Magog. De gevlekte gaan naar het Zuiderland en volgens Ezechiël 20:46  betreft dat het Woudgebied, dus Centraal Afrika.

Opvallende afwezige is de vierde strijdwagen. Logische conclusie is dat die achterblijft op de plaats, waar de wagens aankwamen (tussen de twee bergen van koper). Dat is Jeruzalem. Het is aannemelijk dat dit de hemelse strijdmacht is die Jeruzalem zal ontzetten, waardoor de krijgskansen keren. Vervolgens wordt het

leger uit de coalitie van volken vernietigd (Harmageddon), zoals in Zacharia 14 wordt geprofeteerd.

We zijn dan aangeland bij de laatste maanden van de Grote Verdrukking, kort voor de stichting van het Messiaanse Rijk en de kroning van Jezus Christus in Jeruzalem.

Als alle vijanden van God vernietigd zijn, komt de Adem van God (die de oordelen over de aarde typeert, dus Zijn woede tegen de vijandelijke legers) tot bedaren v8.

Zacharia 6:9-15 De kroon van Jozua - De Aankondiging van de Spruit

  v9   Toen kwam het woord van Jahweh tot mij met de volgende boodschap:

v10 Neem alle giften van de ballingen, zowel van Heldaï, als van Tobia en Jedaja. Ga dan nog dezelfde dag op weg en begeef u naar het huis van Josia, de zoon van Zefanja, waar zij die uit Babel aangekomen zijn, verblijven.

v11 Neem dan het zilver en het goud en maak (twee) kronen. Plaatst er één op het hoofd van Jozua de hogepriester.

v12 Zeg hem dat hij moet zeggen: Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten. Zie uit naar een man, wiens naam is Spruit. Hij zal in zijn plaats uitspruiten en Hij zal de ware tempel van Jahweh bouwen.

v13 Hij alleen, ja Hij zal de ware tempel van Jahweh bouwen en Hij alleen, ja Hij zal met  majesteit bekleed worden. Dan zal hij zijn troon aanvaarden en vandaar regeren. Ook zal hij priester zijn op Zijn troon en tussen die twee bedieningen zal harmonie bestaan.

v14 De kronen zullen voor Helem, Tobia, Jejada en Hen, de zoon van Zefanja, tot een gedenkteken zijn in de tempel van Jahweh.

v15 Die ver weg wonen zullen komen en bouwen aan de tempel van Jahweh. Dan zult u  gewaarworden dat Jahweh van de hemelse legermachten mij tot u zendt. Ja, dat zal geschieden indien u gehoorzaam bent en luistert naar de stem van Jahweh uw God.

Uit niet-Bijbelse bronnen weten we dat er financiële steun werd gegeven door de ballingen, dus de achterblijvers die nog in Babel woonden en wellicht ook vanuit Egypte, want daar woonden veel Joden. Vers 10 en 11 – Zacharia krijgt opdracht uit deze donaties het zilver en goud (alle giften)  te nemen en die naar het huis van een zekere Josia te brengen, waar dan een delegatie van de ballingen uit Babel verblijft.

Heldaï, Tobia en Jedaja zijn waarschijnlijk drie van de gezellen van Jozua (Zacharia 3:8) die in het geschetste tafereel gewoon een opdracht uitvoeren. Wie Josia is wordt niet verteld. Sommigen denken dat hij een goudsmid was, anderen zien in hem de uitbater van een logement, waar de delegatie verbleef. De laatste mening lijkt wat meer voor de hand liggend. Vervolgens moet Zacharia het zilver en goud gebruiken om daarvan twee Koninklijke kronen te laten maken. Zijn deze gereed, dan moet Zacharia er één van op het hoofd van Jozua de hogepriester plaatsen. Tot zo ver is alles wel duidelijk, alhoewel de kroning van Jozua op z'n minst verrassend is te noemen. Hogepriesters werden niet gekroond, maar gezalfd. Jozua dient in de kroningsceremonie dan ook voor een groter panorama: het Messiaanse Rijk.

 

Het herstel van het rijk van David en Salomo was mislukt, omdat slechts een klein aantal Joden gehoorzaam  waren aan de opdracht van God om naar Kanaän terug te keren – dus door ongeloof.

Jahweh spreekt nu door de ‘mond van Zacharia’ de Joden toe en houdt ze een panorama voor. Dat is de doelstelling van de Raad Gods. Dat doel houdt in dat (ondanks de mislukking toen) er toch een Godsrijk in Kanaän gevestigd zal worden met Jeruzalem als hoofdstad en als koning: Jezus Christus. Dat koningschap is van een bijzondere inhoud, want daarin smelten twee ambten samen: koningschap en hogepriesterschap. Dit zogenaamde Koninklijk Priesterschap kan en zal alleen maar vervuld worden door en in Jezus Christus, de komende Messias. Dat is een nieuw ambt naar de ordening van Melchisedek – koning en hogepriester – waar Hebreeën 7 over spreekt.

 

Hogepriester Jozua is in genade aangenomen (Zacharia 3) en dient hier als type voor de komende Christus. De kroning tot hogepriester heeft dus louter een profetische functie. Want hogepriesters werden tot hun ambt gezalfd, niet gekroond zoals een koning. De kroonceremonie is een heen wijzing naar de volledige vervulling in Christus en daar wachten we ook nu nog op. Dat zal gebeuren – zo zegt Jahweh tot de Joden – indien u gehoorzaam bent en luistert naar de stem van Jahweh uw God. Tot op de huidige dag hebben de Joden nog niet geluisterd, maar de vervulling staat voor de deur. Want de terugkeer van de Joden in de staat Israël is daarvan een voorteken.

__________________________________________________________________________________________________________________________________________

 

Zacharia 7:1-7 Een Delegatie uit Bethel

v1 Het was in het vierde jaar van koning Darius dat het woord van Jahweh tot Zacharia kwam, op de vierde dag van de negende maand, in de maand Kisleu.

v2 Toen zond Bethel Sarezer en Regemmelech met zijn mannen om zich te vernederen voor het aangezicht van Jahweh

v3 en ook om te vragen aan de priesters die tot het huis van de Jahweh van de hemelse legermachten behoren (en dat tevens tegen de profeten te zeggen): Moet ik in de vijfde maand treuren en mijzelf afzonderen, zoals ik dat al zoveel jaren gedaan heb?

v4 Daarop kwam het woord van Jahweh van de hemelse legermachten tot mij, zeggende:

v5 Spreek tot heel het volk van het land en tot de priesters de volgende boodschap: Als u hebt u getreurd en gevast in de vijfde en de zevende maand – en dit al zeventig jaar –, vastte u dan voor Mij: voor Mij alleen?

v6 Als u at en dronk, dan was dat toch gewoon om te eten en te drinken?

v7 Weet u dan niets van de woorden die Jahweh verkondigde door de dienst van de vroegere profeten, toen Jeruzalem nog bewoond en vredig was, evenals de steden rondom haar, maar ook het zuiden en de laagvlakte nog bewoond waren?

Bethel was één van de twee priestersteden die koning Jerobeam stichtte en waar hij een gouden stierkalf plaatste. De Bijbel noemt dat ‘de zonde van Jerobeam’. Bethel was na de verwoesting van Jeruzalem het religieus centrum van heel Kanaän geworden. De terugkeer van de ballingen uit Babel was natuurlijk ook in Bethel bekend geworden, evenals de werkzaamheden aan de tempel. Daarom heeft de stadregering van Bethel een belangrijke delegatie naar Jeruzalem gestuurd om uit te zoeken of Jeruzalem haar positie als hét religieus centrum weer claimde, waardoor Bethel overbodig zou worden. Jeruzalem was dus een bedreiging voor Bethel. Het bezoek wordt, heel politiek, verpakt in vrome beweegredenen – A. Om God te aanbidden v2. B. God via priesters en profeten een uitspraak te ontlokken over de vastendagen v3 – (bij goedkeuring zou dat de positie van Bethel bevestigen!). Die vastendagen waren: 1. De inneming van Jeruzalem; op de 9e van de 4e maand. 2. Verwoesting van de tempel; op de 10e van de 5e maand. 3. De moord op Gedalja; op de 3e van de 7e maand. 4. Begin van het beleg om Jeruzalem; op de 10e van de 10e maand. Het woord vastendagen is misleidend, want in de praktijk waren dat volksfeesten waar stevig gegeten en gedronken werd. Daar verdiende Bethel veel geld aan – hun nering werd dus bedreigd!

Het antwoord van God liegt er niet om: De vastendagen blijken bacchanalen van eten en drinken; niet tot eer van God. Alles wat de profeten hadden voorzegd en voor hadden gewaarschuwd, was genegeerd.

Zacharia 7:8-14

  v8 Daarop kwam het woord van Jahweh tot Zacharia, zeggende:

  v9 Zo zegt Jahweh van de hemelse legermachten: Houdt u aan het rechtmatig oordeel, spreek de waarheid, bestuur met goedertierenheid en mededogen, laat ieder mens dat aan een ander betonen.

v10  Gij zult geen vaderloze of arme benauwen. Ook zult u in uw hart geen kwaad van een ander mens denken.

v11  Maar zij weigerden er aandacht aan te geven en keerden zich weerspannig af. Zij stopten hun oren toe om niet te hoeven luisteren.

v12  Hun harten maakten zij tot vuursteen als zij de Torah of de woorden hoorden, die de Geest van Jahweh van de hemelse legermachten door de hand van de vroegere profeten zond. Toen werd Jahweh van de hemelse legermachten zeer toornig.

v13  Zo geschiede het dat elke keer als Hij riep, zij toch niet wilde luisterden. Toen zij dan riepen, wilde Ik niet luisteren, zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten.

v14  Toen verstrooide Ik hen met een stormwind onder alle volken, al waar zij niet gekend werden. En het land werd verwoest achter hen, door zowel degenen die vertrokken, als door hen die kwamen. Aldus maakte zij  het aangename land tot woestenij.

Na de veroordeling van Bethel geeft Jahweh (door de mond van Zacharia) regels voor een rechtvaardige maatschappij. Dat is geen uitgebreide wet, zoals eens aan Mozes gegeven. Die had ten doel een Godsrijk te scheppen – hier gelden slechts basale regels voor een leefbare maatschappij. Die regels zijn gebaseerd op liefde voor de naaste: spreek de waarheid, bestuur met goedertierenheid en mededogen, laat ieder mens dat aan een ander betonen. Daarin klinkt de nieuwtestamentische wet, waar het liefdegebod als de vervulling van de wet gepredikt wordt. Die nieuwtestamentische gezindheid betreft geen ‘ik eis eerst mijn recht’ methode. Het initiatief tot goeddoen ligt bij jezelf en dat betreft goeddoen zonder voorwaarden vooraf, zonder eis tot compensatie.

In de gegeven geboden van God klinkt de echo van het komende Messiaanse Rijk door. Wat in Zacharia’s tijd niet gelukt is en ook niet zal lukken, zal dan tot volle ontplooiing komen.

Het niet in staat zijn de wet te vervullen is echter geen reden om die wet te veronachtzamen. Hij dient de

mens tot richtsnoer. Het resultaat is een betere maatschappij.

Er is goede grond te veronderstellen dat de boodschap van vers 9 en 10 speciaal tot Bethel gericht wordt. Daarmee wordt tevens aangegeven wat voor een stad Bethel eigenlijk was. De commerciële uitbuiting onder het mom van vrome religie ging kennelijk gepaard aan liefdeloosheid en rechteloosheid, waarin de zwakke het slachtoffer was en de vreemdeling schaamteloos werd uitgebuit.

 

Vers 7 – Maar zij weigerden er aandacht aan te geven – Het woordje zij slaat allereerst op de vaderen voor de ballingschap en, gezien de context, wordt ook de bevolking van Bethel bedoeld. Toch ziet de profetie ook hier verder, want deze wetten zijn universeel. Ze zijn tevens bindend voor de teruggekeerde ballingen en… voor ons.

 Het negeren van God en zijn wetten blijkt de hoofdreden te zijn voor de verwijdering tussen God en zijn volk. Het afkeren is dus geen bewuste daad, alsof Israël op een dag besloot met God te breken. Neen, de uitdrukking beeldt een gestage verwijdering uit die door eeuwen van kwalijk gedrag is ontstaan.

 

Vers 11 – Zij stopten hun oren toe om niet te hoeven luisteren. God verlaten betekent Zijn zegen verbeuren. Dat gold primair Gods volk, want dat woonde in Gods eigen land. Die zegen had het ook nodig, want als Gods oogappel leefde het altijd onder de dreiging van Satan die het volk Israël haat. Daarom waarschuwden de profeten zo nadrukkelijk voor de komende ramp, maar het volk wilde de boodschap van God zelfs niet aanhoren.

 

Vers 12 en 13: Zo geschiede het dat elke keer als Hij riep, zij toch niet wilde luisterden. Toen zij dan riepen, wilde Ik niet luisteren.

Ook hier blijkt dat sprake was van een moedwillig negeren van Jahweh, hun God. De ander negeren in een liefdesrelatie wordt de meest kwetsende vorm van belediging genoemd. Dat hier het slachtoffer de Allerhoogste zelf is, maakt overduidelijk dat de afval kennelijk algemeen, radicaal en doelbewust was.

Vanwege hun vele zonden, maar bovenal omdat men de Heilige God genegeerd had, werd de hemel toegesloten voor de jammerklachten van Zijn volk. Aldus werd Gods bescherming opgeheven en barstte een stroom van rampen los met catastrofale gevolgen.

 

Vers 14: Ik verstrooide hen met een stormwind onder alle volken. Dit vers wijst op Israël, want Juda was niet verstrooid onder alle volken maar naar Babel verbannen, terwijl een ander deel in Egypte verbleef. Aanvullend bewijs vinden we in vers 14b: al waar zij niet gekend werden. Want deze mededeling heeft geen enkele zin, indien Juda wordt bedoeld. Bovendien bleef Juda als identiteit bestaan, tot op de huidige dag. Israël verdween. De straf voor Israël was dus niet alleen dat zij verdreven werden. Men verloor ook nog de identiteit als volk. Het aangename land bleef als een woestenij achter.

 

In vers 14 zien we de vervulling van de profetie uit Deuteronomium 28:64-68 die Mozes lang geleden in Gods naam uitsprak. Deze is zo precies uitgekomen dat we die daarom onverkort weer geven.

64  De Here zal u verstrooien onder alle natiën van het ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen.

65  Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel.

66  Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult gij opschrikken en van uw leven niet zeker zijn.

67  Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar morgen – vanwege de vrees, die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel, dat uw ogen zien.

68  De Here zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn.

Dit laatste vers werd letterlijk bewaarheid. Want na de verwoesting van Jeruzalem (in 70 na Chr.), werden er door de Romeinse overwinnaars zo veel Joodse slaven op de slavenmarkten van Alexandrië aangeboden dat er geen kopers meer overbleven.

Deuteronomium 28:68 komt van de hand van Mozes. Dat is althans de mening van Schriftgetrouwe exegeten. De meer liberale en ongelovige theologen plaatsen het ontstaan van dit boek echter in de tijd van de ballingschap. Hoewel ik deze mening niet deel is zelfs deze late datum nog altijd 270 jaar voordat deze gebeurtenissen plaatsvonden. Als je ooit keihard bewijs voor het bestaan van God en de waarheid van de Bijbel wilt hebben, dan is dit er één van. En er zijn er veel meer! Daarin is de Bijbel volstrekt uniek en dan rijst onvermijdelijk de vraag: Hoe kan een verstandig mens ongelovig zijn?

Terug naar overzicht
2022 Zacharia - Aflevering 5: Zacharia 6 en 7