2022 Zacharia - Aflevering 3: Zacharia 3

dinsdag 01 maart

Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten

De Profeet Zacharia

Zacharia 3:1-3 Het vierde gezicht: Jozua gerechtvaardigd

v1 Toen toonde hij mij Jozua, de geliefde hogepriester, staande vóór de Engel van Jahweh en Satan die aan zijn rechterzijde stond om Hem te weerstaan.

v2 Toen sprak Jahweh: Geenszins Satan, Jahweh zal ú, Satan,  straffen. Ja Jahweh Die Jeruzalem verkiest, zal ú straffen. Is deze niet een brandhout die hier uit het vuur is gerukt?

v3 Jozua nu was gekleed in vuile klederen en stond voor het aangezicht van de Engel.

De profeet Zacharia wordt overgeplaatst naar een nieuw tafereel. Dat betreft een bijzondere vergadering. Waarschijnlijk vindt die plaats in een vertrek (noodgebouw?) ergens op het tempelterrein in Jeruzalem. Jozua was daar kennelijk aan het werk, maar wat hij doet is niet duidelijk. Wonderlijk is dat Satan naar die plaats is gekomen om Hem (de Engel van Jahweh = Jezus Christus) te weerstaan. Satan probeert dus de Raad Gods te frustreren die immers tot het koningschap van Jezus Christus moet leiden. Het werk van Satan bedreigt die toekomstige positie van Jezus. De Engel van Jahweh is dus aanwezig om te voorkomen dat Satan succes heeft.

Zacharia stond voor het aangezicht van de Engel vs3 – dus recht voor Hem. Velen zien daar de betekenis dienen in en dat is als 2e betekenis wellicht juist.

Het woord geliefde zegt niets over de verhouding van Jozua tot zijn volk – wellicht was hij ook onder de mensen geliefd, maar daar spreekt de tekst niet over. Het geliefd zijn staat in het kader van de Raad Gods. Jozua is dus een ware gelovige en daarom geliefd bij God.

Satan is aanwezig, omdat het lot van Juda (vertegenwoordigd door hogepriester Jozua) aan een zijden draad hangt – Juda is des doods schuldig. De Engel van Jahweh is er om te voorkomen dat dit gebeurt. Juda valt onder het oordeel. Dat bleek wel toen Nebukadnezar Jeruzalem verwoestte. Er heeft daarna geen massale bekering plaatsgevonden, waardoor de doem afgewend zou kunnen worden. Slechts een klein deel van de Joden keerde in geloof terug. Te weinig om Gods gunst te verwerven. Het handelen van Satan is dus niet zonder grond, want hij weet dat Juda nog steeds onder het oordeel valt. Satan probeert van deze wetenschap misbruik te maken. Heeft hij succes, dan is een herstel van Gods volk van de baan en daarmee ook de Messiaanse toekomst. Satan wordt in zijn voornemen gestuit door de Engel van Jahweh die als toekomstige Messiaskoning natuurlijk belanghebbende is. In die context komt de middelaarsrol van de Engel van Jahweh (Jezus Christus), zoals in het nieuwe testament, volledig tot z’n recht.

 

Die Jeruzalem verkiest – Met deze woorden wijst God, evenals in hoofdstuk 1:17, op Zijn keuze voor Jeruzalem als toekomstige Godsstad, waarmee Juda als drager van de Messiaanse belofte onlosmakelijk verbonden is. Die toekomst is onderdeel van de Raad Gods – Zijn plan met de mensheid – en dáár maakt Satan inbreuk op.  Gods Naam is in het geding en dat redt Jozua en dus ook Juda!

 

Is deze niet een brandhout die hier uit het vuur is gerukt? – Het vuur is de doem die nog op Juda ligt. Het brandhout is de groep ballingen die teruggekeerd is.  Daarmee wordt aangegeven dat Jahweh deze groep – slechts een klein deel van het gehele volk – weer in genade aangenomen heeft (uit het vuur is gerukt). Satan echter heeft de ondergang van het gehele volk op het oog. Dat hij er dicht bij geweest is bewijst wel de geschiedenis van Haman en Mordechaï, zoals in het boek Ester beschreven staat.

 

Jozua nu was gekleed in vuile klederen – De vuile kleren zijn een uiterlijk symbool voor het falen van Jozua en het Joodse volk. Dat is een symboliek zoals veel in de Bijbel voorkomt.  De zalige staat wordt getypeerd door witte klederen, de zondige staat door vuile. Het is echter de vraag of de vuile kleren van Jozua alleen zijn geestelijke staat typeren of dat sprake is van het dragen van echte vuile kleren. In die laatste context zien we een gedesillusioneerde Jozua die plichtmatig zijn werk doet en zelfs niet meer de moeite neemt om z’n priesterkleding aan te trekken. Wellicht draagt Jozua zelfs vuile werkkleding en is hij bezig met werkzaamheden die wij heden met klussen zouden omschrijven, in een vertwijfelde poging reparaties te voltooien waardoor de dienst aan God weer mogelijk wordt.

De houding van hogepriester Jozua is wel begrijpelijk, want de herbouw van de tempel lag stil en de toekomst zag er door tegenwerking van vijandige volken rondom Jeruzalem donker uit. Door zijn fatalisme en het dragen van vuile onceremoniële kleren is Jozua ongewild, symbolisch in het kamp van Satan gekomen – afgescheiden van God (vers 4).

 

Zacharia 3:4-7

v4 Toen reageerde de Engel en sprak tot hen die voor zijn aangezicht stonden, zeggende: Verwijder de vuile kleren die hem afscheiden. Vervolgens zei Hij tegen Zacharia: Zie Ik heb uw ongerechtigheid die u afscheidde van u weggenomen. Ik zal u bekleden in goedgunstigheid; u afzonderen met statiegewaden.

v5 Hij ging voort te zeggen: Zet hem een reine tulband op zijn hoofd. Toen zetten zij de reine tulband op zijn hoofd en voorzagen hem van klederen, terwijl de Engel van Jahweh daar stond.

v6 Daarna getuigde de Engel van Jahweh, zeggende:

v7 Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: Indien u in Mijn wegen zult wandelen en indien u de liefdedienst aan Mij zult onderhouden en tevens in rechte Mijn huis zult besturen en ook Mijn voorhoven zult bewaken, dan zal Ik u doen verkeren onder hen die hier staan.

Vers 4 is sleutelvers en op dat punt wijkt onze vertaling sterk af van de traditionele. Want Jozua wordt de helpende hand geboden. De aanzet daarvoor is vers 1 dat, ondanks zijn falen, van de geliefde hogepriester spreekt – geliefd door God! Jozua was een diep gelovig mens die de moed verloren had en zo was hij ongewild in het kamp van Satan terecht gekomen, zoals uit zijn vuile klederen blijkt. Dat heeft hem vervreemd (die hem afscheiden) van zijn taak in de Raad Gods. De Engel van Jahweh geeft daarom opdracht om Jozua te bekleden met een koninklijk gewaad en een tulband. Dat zal heel motiverend zijn geweest. In slechts enkele handelingen worden zijn twijfels weggevaagd en Jozua uitzicht geboden op een nieuwe toekomst. De beschreven handeling symboliseert vergeving en afwassing van zonden, waardoor Jozua rein en waardig voor God komt te staan. In deze opdracht van de Engel van Jahweh wordt de middelaarsrol van Jezus Christus helder neergezet.

Op beeldende wijze wordt de hogepriester Jozua geheiligd voor God. Van een toestand van kwetsbaarheid voor de aanklacht van Satan, wordt hij door de Engel van Jahweh opgeheven tot boegbeeld voor de dienst aan Jahweh. De vuile kleren maakten scheiding tussen hem en Jahweh. De statiegewaden bevestigen hem in Gods dienst en zonderen hem af van de wereld, van Satan. Dat zegt ook iets over de gezindheid van Jozua. Ondanks zijn falen leefde diep in hem de liefde tot God en Zijn dienst. Dat wordt beantwoord door de Engel van Jahweh (in goedgunstigheid) – Jezus Christus – die het hart van Jozua ziet.

Er wordt Jozua een rijke beloning in het vooruitzicht gesteld, mits hij wil wandelen in Gods wegen. Het is duidelijk dat hier in eerste instantie op de aardse taak van Jozua geduid wordt, dus zijn ambt als hogepriester en geestelijk leider van Juda. God spreekt over Mijn huis en Mijn voorhoven en daarmee wordt op de voltooide tempel gedoeld. Jozua wordt aldus aangesteld tot de eerste hogepriester van de herbouwde tempel, hoewel daarvan op dat moment nog weinig zichtbaar is.

Die hier staan behoren tot het ‘gevolg’ van de Engel. Dat zijn engelen van hoge rang – aartsengelen dus. De hogepriester Jozua wordt aldus toegezegd dat hij de Zaligheid zal beërven en met de ‘groten’ in de hemel zal verkeren v7. Dat is een machtig vooruitzicht.

Zacharia 3:8-10

   v8 Luister goed, gij hogepriester Jozua en uw gezellen die voor u gezeten zijn – zij zijn namelijk mannen die ten wonderteken dienen –, want zie: Ik zal Mijn dienaar, de Spruit, doen komen.

  v9  Aanschouw daartoe de steen die Ik voor het aangezicht van Jozua heb geplaatst. Op die steen alleen staan zeven ogen. Zie, Ik zal er een gravering in maken, zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten.

v10  Ik zal de zondesmet op een enkele dag in volheid wegdoen. Op die gestelde dag, zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten, zal een ieder zijn naaste nodigen onder de wijnstok en onder de vijgenboom.

De Here God vervolgt nu bij monde van de Engel van Jahweh (vers 7a) met een belofte aan Jozua en uw gezellen. Dat zijn Jozua en zijn leerlingen. Dat blijkt uit de uitdrukking:  die voor u gezeten zijn (of: gezeten aan de voeten van), een uitdrukking die daar meestal op duidt. Waarschijnlijk was Jozua leider van en docent op de priesterschool.

Dat wonderteken wordt zichtbaar in de feitelijke herbouw van de tempel en het herstel van de offerandes en in de priesterdienst door de gezellen en hogepriester Jozua.

 

Ik zal mijn dienaar de Spruit doen komen – Er leefde onder Joden toen een sterke verwachting van het komende Messiaanse Rijk. In die verwachting was een tweehoofdig leiderschap begrepen: te weten, een koning als wereldlijke en een hogepriester als geestelijke leider. De hogepriester Jozua is uitgebreid ter sprake geweest. De kandidaat voor het koningschap was aanvankelijk Zerubbabel die in rechte lijn van koning David afstamde. Door zijn ongeloof en dat van zijn volk werd hij geen koning. Zo werd een Gestelde Tijd gemist (NBG: te dien dage) – dat betreft een mogelijkheid tot een volgende stap in de Raad Gods. Toch blijft de belofte staan – God is onberouwelijk – maar de vervulling schuift door naar een volgende Gestelde Tijd – een heilshistorisch moment waarop die Koning de Joden wordt aangeboden. Dat was toen Jezus in Bethlehem geboren werd en op aarde wandelde. Helaas werd ook die Gestelde Tijd niet benut. Dus schoof de belofte een tweede maal door, nu naar de Eindtijd. In die context is mijn dienaar, de Spruit: de Messias, Jezus Christus. Met het vervallen van de grote belofte van de Raad Gods  resteert de Joden slechts een  kleine zegen: de dag der kleine dingen.

 

Vers 9 – Er wordt voor Jozua een steen neergezet. Dat was waarschijnlijk een bestaande sluitsteen die men op voorhand klaargemaakt had om die tijdens de inwijdingsceremonie van de tempel te kunnen plaatsen. Deze is bijzonder, want God zelf heeft er een inscriptie op gegraveerd. Dit gebeuren roept de herinnering op aan een vroeger moment, waarop God een beschreven steen aan zijn volk gaf: de tien geboden. Wat toen door Mozes aan het volk Israël werd gegeven, gaat nu via de Engel van Jahweh. Net als Mozes is Hij de middellaar voor zijn volk en dat is een voorafschaduwing van zijn werk als de komende Messias, Jezus Christus.

 

Zie, Ik zal er een gravering in maken – Nemen we dit vers letterlijk (en waarom niet), dan is er sprake van een gedenksteen die Jozua van God ontvangt. Daarop zijn door God zeven ogen gegraveerd en een bijzondere inscriptie v9. Zacharia 4:10 zegt ons wie die zeven zijn v9a – de ogen van Jahweh – en dat zijn de zeven geesten voor Gods Troon (Openbaring 1:4); zeven aartsengelen die Gods almacht uitdragen.

 

Ik zal de zonde van dit land op één enkele dag wegdoen – De inscriptie op de steen is Gods belofte dat eens de zonde uit het gehele land zal worden uitgebannen. Dat ziet niet op een hemelse toestand, maar op het Messiaanse Rijk waar Christus koning zal worden. Aanvullende uitleg betreffende dit vers wordt gevonden in de bespreking van Zacharia 5, waar dit tekstdeel onverbrekelijk mee verbonden is.

__________________________________________________________________________________________________________________________________________

 

Kanttekeningen 3A: Overste van deze Wereld

De aanwezigheid van Satan in de nabijheid van de Engel van Jahweh (Jezus Christus) is vreemd. Zijn ze geen gezworen vijanden? Zeker, maar ooit was dat anders. Voor zijn zondeval was Satan een lichtdrager (lucifer). In rangorde stond hij op derde plaats in de hemel, na God zelf natuurlijk en als tweede de Engel van Jahweh. Die derde plaats zien we hier terug, want de autoriteit van Satan wordt nergens ontkend. De hiërarchieke status van Satan is kennelijk niet veranderd op dit punt, ondanks dat hij tot zonde vervallen is en tevens verbannen uit de hoge hemel (de woonplaats van God). Wellicht geldt zijn oude status alleen voor zijn leengebied, de aarde en de dodenwereld (Sheol). Het feit dat God heden kennelijk (nog) niet met Satan afrekent, is één van de grote mysteries van het christelijk geloof. Het schijnt dat Satan, voor zijn val, de aarde als leengoed gekregen heeft. Dat leiden we onder andere af uit Lucas 4:6 en 7

En de duivel zeide tot Hem: U zal ik al deze macht (de aarde) geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wien ik wil. Indien gij mij dan aanbidt, zal zij geheel van u zijn.

Jezus bestrijdt het eigendomsrecht dat Satan claimt niet. Toch wijst Hij zijn aanbod af, echter op geheel andere gronden, vers 8b: Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.

 

Conclusie: Het is dus terecht dat Satan de overste dezer wereld (Johannes 12:31; 14:30 en 16:11) wordt genoemd. Aangezien de Almachtige onberouwelijk is betreffende zijn besluiten, zal Satan pas rekenschap worden gevraagd als zijn mandaat afloopt. Dat blijkt aan te vangen als hij duizend jaar gebonden wordt (Openbaring 20:1-3) en wordt definitief kort voor de schepping van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (Openbaring 21:1), als Satan zal worden afgevoerd naar de poel van vuur en zwavel 1), waar hij de dood vindt (Openbaring 20:10 NBG).

1) Deze vertaling is onjuist. Er staat: het meer van het Goddelijk vuur 2), Zie:  Weerd, Openbaring, pagina 322.

 

Kanttekeningen 3B: De Heilige Zeven

De zeven ogen (vers 9a) stellen zeven aartsengelen voor. Dat zijn engelvorsten van grote macht. Wij kennen er twee bij naam: Michaël en Gabriël. Deze zeven zullen een belangrijke rol spelen in de Eindtijd. Vier daarvan beschrijft Zacharia 6:4-5.  De Joodse traditie noemt ook de andere vijf bij naam: Uriël, Raphaël, Raguël, Jeremiël, en Saraquël. In Ezechiël 9:2 zien we de zeven aartsengelen als verderfengelen Jeruzalem binnentrekken. En Thessalonicenzen1:7 spreekt van de (zeven) engelen zijner kracht die, als het zwaard van de Messias, de oordelen van God in de Eindtijd uitvoeren. En Openbaring 8:2 profeteert over: de zeven (aarts)engelen die voor Gods troon staan.

De Raad der heiligen: In Psalm 89:8 NBG staat geschreven: God is zeer ontzagwekkend in de raad der heiligen. Uit deze tekst leiden we af dat er een raad van hoge hemelwezens bestaat. Dat wordt op meerdere plaatsen in de Bijbel bevestigd. Onder andere in Micha 2:5, waarvan we een directe vertaling uit de grondtekst geven:

     Daarom zal het niet voor u zijn; als men door het lot het land verdeelt in de vergadering van God.

Maar ook in Daniël 4:14 NBV-vertaling

     Dit vonnis is geveld door de wachters, dit oordeel is gesproken door de heilige engelen.

En in Zacharia 4:10c NBG

     Deze zeven zijn de ogen des HEREN (beter: van Jahweh), die de ganse aarde doorlopen.

 

Jezus Christus: de Goddelijke Achtste: Die raad der heiligen bestaat, naast God zelf, uit zeven aartsengelen en Jezus Christus. Hij is dus de Achtste van deze heilige raad en tevens de meerdere van de zeven. Deze goddelijke acht zullen aan het einde van de Grote Verdrukking leiding geven aan dat deel van de mensheid dat God trouw heeft gediend en zich niet voor het beeld van het Beest gebogen heeft. Openbaring 13:8 NBV spreekt daarover:

Alle mensen die op aarde leven zullen het beest aanbidden, iedereen van wie de naam niet vanaf het begin van de wereld in het boek van het leven staat, het boek van het lam dat geslacht is.

De goddelijke acht maken een eind aan de oorlog van de Eindtijd door de Gode vijandelijke wereldmachten tot de laatste man te vernietigen. (Zie ook: Openbaring 3:1; 4:5 en 5:6)

 

Kanttekeningen 3C: De Spruit is de Messias

Mijn dienaar, de Spruit (vers 8) is een nakomeling (Spruit) van koning David – Jezus Christus – , die Israël met Jahweh verzoenen zal en hen naar het Messiaanse Rijk zal leiden. Zijn komst is een thema, dat als een rode draad door het Oude Testament loopt. Koning David getuigde daarover op zijn sterfbed; 2 Samuël 23:5 (NBG):

  Toch heeft Hij mij (= koning David) een eeuwig verbond gegeven, geordend in alles en verzekerd. Want al mijn heil en alle welbehagen, zou Hij die niet laten uitspruiten?

En Ezechiël 29:21 (HSV) profeteerde:

  Op die dag zal Ik voor het huis van Israël een hoorn (de Messias) doen opkomen en zal  Ik u in hun midden een geopende mond geven.

Jeremia 33:17 (HSV) voegt daar nog aan toe:

  Want zo zegt de HEERE: Aan (het geslacht van) David zal het niet aan een man ontbreken die op de troon van het huis van Israël zit,

En Zacharia 6:12-13 (HSV):

Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT – zal uit Zijn plaats opkomen, en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen. Ja, Híj zal de tempel van de  HEERE bouwen, Híj zal met majesteit bekleed zijn, Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. Hij zal Priester zijn op Zijn troon; tussen die Beiden zal vredesberaad plaatsvinden.

Behalve het overvloedige bewijs uit de geciteerde teksten, spreekt Jesaja zelf ook over dit onderwerp, bijvoorbeeld in Jesaja 11:1 en 10. Ook die verzen wijzen overduidelijk op de komende Messias. Er bestaat dus een verrassende eensgezindheid onder de profeten over Zijn komst en dat is het zoveelste bewijs dat het Jahweh zelf is die spreekt. Want hoe zouden de profeten dit van zichzelf kunnen hebben? Ze hebben elkaar zelden of nooit gesproken. Dat hoefde ook niet, want zij spraken de woorden van één en dezelfde God.

 

Een Nieuw Verbond – De Messias wordt Spruit genoemd, omdat Hij een nieuw begin vertegenwoordigt. Dat nieuwe begin mondt uit in het Nieuwe Verbond – Berit Olam* –, waarop het Messiaanse Rijk gegrondvest zal worden.

Het geloof in de komst van de Messias is niet van vandaag of gisteren, maar bestaat al vanaf de oudste tijden. Het was Bileam die, zeer tegen zijn zin, het volgende profeteerde: Numeri 24:15-17 (bij uitzondering citeren we de NBV-vertaling die de grondtekst mooi verwoordt):

            Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort, die weet wat de Allerhoogste weet en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.

Terug naar overzicht
2022 Zacharia - Aflevering 3: Zacharia 3