2022 Zacharia - Aflevering 2: Zacharia 1 en 2

vrijdag 25 februari

Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten

De Profeet Zacharia

De Terugkeer uit Babylon

Per decreet gaf de Perzische koning Cyrus in 538 v.Chr. de Joden toestemming terug te keren naar Kanaän en de tempel te herbouwen. Een klein deel keerde toen terug en ging aan het werk. Eerst werd  het brandofferaltaar herstelt (Ezra 3:1-7) en daarna begon men met de fundamenten van de tempel. Toen stokten de werkzaamheden en daarna heeft het werk jarenlang stil gelegen. In dit tijd ontstond  een grote droogte, waardoor oogsten mislukten en schaarste het leven zwaar maakte. In 520 v. Chr. zond God de profeten Haggaï en Zacharia met de opdracht het volk aan te sporen weer aan het werk te gaan. Dit had succes, want reeds enkele weken later werd de herbouw hervat (Haggaï 1:12 tot 2:1).

Zacharia 1:1-3 Herinnering van het Verleden 1

v1 In de achtste maand, in het tweede jaar van Darius, kwam het woord van Jahweh tot de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Ido:

v2 Jahweh is op uw vaderen zeer toornig geweest, maar zegt tot hen: zo zegt Jahweh van de hemelse legermachten:

v3 bekeert u tot Mij, luidt het woord van Jahweh van de hemelse legermachten, dan zal Ik tot u wederkeren, zegt Jahweh van de hemelse legermachten.

Zacharia begint met de datum waarop God voor het eerst tot hem sprak. Vers 2  spreekt over de periode vóór de ballingschap, toen Juda van Gods wegen afdwaalde en het oordeel over zich afriep. Dat leidde tot de verwoesting van Jeruzalem. Een groot deel van de bevolking van Juda werd gedeporteerd naar Babel. Na de val van het Babylonische Rijk gaf de Perzische koning Cyrus toestemming om naar Kanaän terug te keren. Daarvan had echter maar een klein deel gebruik gemaakt. Volgens  Ezra-2:64 en Nehemia-7:66 niet meer dan 42.360 personen. Verreweg de meeste Joden bleven in Babel wonen.

Ook van de grote gemeenschap Joden die in Egypte leefde – vooral rond Alexandrië –, waren er maar weinig teruggekeerd. Aanvankelijk waren de teruggekeerde Joden vol goede moed aan de tempelbouw begonnen. Na enige tijd viel die stil, wellicht  door geldgebrek en tegenwerking van de omringende volken. Tot overmaat van ramp ontstond een grote droogte, waardoor oogsten mislukten. Door alle ellende zonk de moed de Joden in de schoenen en stokte de herbouw van de tempel. Echter, in vers 3 spreekt God helemaal niet over invloeden van buitenaf. Hij legt de schuld bij het volk zelf; bij hun ongeloof. Jahweh roept op tot bekering en belooft dat dan het tij zal keren (tot u wederkeren).

 

Zacharia 1:4-6 Herinnering aan het Verleden 2

v4 Wees niet gelijk aan uw vaderen, tot wie de vroegere profeten gepredikt hebben:

v5 zo zegt Jahweh van de hemelse legermachten: bekeert u toch van uw boze handel en wandel; maar zij luisterden niet en sloegen op Mij geen acht, luidt het woord van Jahweh.

v6 En de profeten, leven zij eeuwig? Mijn woorden evenwel en mijn inzettingen, die Ik mijn knechten, de profeten, geboden had, hebben die uw vaderen niet achterhaald, zodat zij tot inkeer kwamen en zeiden: Zoals Jahweh van de hemelse legermachten Zich voorgenomen had ons te doen naar onze handel en wandel, zo heeft Hij met ons gedaan.

De profeet houdt het volk ten overvloede nog eens voor dat de profeten hun voorvaderen gewaarschuwd hadden. Maar op hun woorden werd geen acht geslagen. Zo werd Jahweh totaal genegeerd, wat krenkend was in Gods ogen. De gevolgen waren rampzalig en leidden tot de ondergang van Juda.

Zacharia 1:7-11 Het eerste gezicht: De Ruiters

v7 Op de vierentwintigste dag van de elfde maand, dat is de maand Sebat, in het tweede jaar van Darius, kwam het woord van Jahweh tot de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Ido:

v8 Deze nacht had ik een visioen en ik zag een man die een rood paard bereed, staande tussen de mirten in de diepte en achter hem rode, bruine en witte paarden.

 v9 Ik vroeg: wat betekent dit mijn heer? Toen zei de engel die in mij sprak tot mij: Ik zal u tonen, wat dit betekent.

v10   De man die tussen de mirten stond gaf het antwoord. Hij zei: dat zijn degenen die Jahweh zendt om de aarde te doorkruisen.

v11   Daarna brachten zij verslag uit aan de Engel van Jahweh die tussen de mirtebomen stond en zeiden: Wij doorkruisten de hele aarde en zie toch!: Het ganse land wacht in stilte af.

Drie maanden na Zacharia 1:1-6 vindt het volgende contact tussen Zacharia en de Here God plaats. Hij krijgt een visioen en die toont hem beelden uit een voor ons onzichtbare wereld waar o.a. engelen verblijven. Daar ziet hij een man op een paard – de Engel van Jahweh – en daarachter een aantal ruiters. In het visioen is Zacharia ondertussen een tolkengel toegevoegd die hem helpt te begrijpen wat hij ziet. Dan spreekt de Engel van Jahweh (Jezus Christus) en verklaart dat de ruiters achter hem verkenners zijn die de aarde rondtrekken. Zij rapporteren de Engel: Het ganse land wacht in stilte af.

Zacharia 1:12-17 Heilsbeloften voor het Heden van Zacharia

v12   Daarop reageerde de Engel van Jahweh en hij zei: Jahweh van de hemelse legermachten, hoe lang zult gij nog zonder erbarmen zijn over uw toegenegen Jeruzalem en de steden van Juda, waarop U al zeventig jaar vertoornd bent?

v13   Toen antwoordde Jahweh Zijn geliefde Engel die in mij sprak met vriendelijke en troostende woorden.

v14     Vervolgens zei de Engel die in mij sprak tot mij: Proclameer deze boodschap: Zo spreekt Jahweh van de hemelse legermachten: Ik ben voor Jeruzalem en voor Sion in grote naijver ontbrand,

v15   maar Ik ben zeer toornig op de zorgeloze volken die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, toevoegden aan de rampspoed.

v16   Het is terecht – zo spreekt Jahweh van de hemelse legers – dat Ik in barmhartigheid terugkeer vanwege Jeruzalem. Mijn huis zal daar gebouwd worden, spreekt Jahweh van de hemelse legermachten en het meetsnoer zal over Jeruzalem gespannen worden.

v17   Proclameer verder, deze boodschap: Zo zegt Jahweh van de hemelse legermachten: Wederom zullen Mijn steden overvloeien van het goede. Jahweh zal Sion weer troosten, Zijn geliefde Jeruzalem toch verkiezen.

De Engel van Jahweh reageert op vers 11. Daar rapporteerden de ruiters: Het ganse land wacht in stilte af. Dat betekent niet dat nergens oorlog of natuurgeweld plaatsvindt, maar wijst op het uitblijven van de geprofeteerde tekenen. Daar spreekt Haggaï over, een tijdgenoot van Zacharia, in Haggaï 2:7-8 (NBG).

Die tekenen kondigen het Messiaanse Rijk aan! Echter er gebeurt niets, wat een grote teleurstelling is voor de Engel van Jahweh, want Hij (Christus) zou dan koning worden. God zelf troost Hem v13.

In vers 14 wordt Zacharia weer aangesproken. Ook hij krijgt een boodschap van troost, want God beloofd dat Hij Jeruzalem zal zegenen en dat de tempel afgebouwd zal worden v16. De omringende volken worden in vers 15 aangesproken op hun vijandige gedrag tegen de Joden – Antisemitisme bestond dus toen al! Wat hun straf was wordt echter niet gezegd. Vers 17 sluit af met een panorama op het Messiaanse Rijk in de Eindtijd als de Sjalom van Jahweh werkelijkheid wordt (overvloeien van het goede).

Zacharia 1:18-21 Het tweede gezicht, De Horens en de Smeden

v18   En ik sloeg mijn ogen op en ik zag toe en zie: vier horens.

v19   Toen vroeg ik de engel die met mij sprak: Wat betekent dit? Hij zei daarop tot mij: Dit zijn de horens die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben.

v20   Vervolgens deed Jahweh mij vier smeden zien. Toen vroeg ik: Wat komen dezen doen?

v21   En hij zei: Dat waren dus de horens die Juda zo verstrooid hebben dat niemand zijn hoofd kon opheffen? Maar zij zijn gekomen om hen te verschrikken, om neer te slaan de horens van de volken die hun horen hebben verheven tegen het land van Juda om het te verstrooien.

In het tweede gezicht ziet Zacharia vier horens. De tolkengel legt hem uit dat die horens wereldmachten voorstellen die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben – Babylon en Assyrië dus. Dan volgt een wonderlijke reactie. God spreekt geringschattend over die wereldmachten; ze zijn maar tijdelijk en zullen allemaal weer verdwijnen. Gods plannen echter – de Raad Gods genoemd – hebben eeuwigheidswaarde en worden alle tot op de letter uitgevoerd.

Zacharia 2:1-5 Het derde gezicht: De Man met het Meetsnoer

v1 Toen keek ik op en zie! vóór mij was een man met een meetsnoer in zijn hand.

v2 Ik vroeg: Waar gaat u heen? Hij antwoordde mij: Jeruzalem opmeten om te bepalen hoe groot zijn breedte en lengte zal zijn.

v3 En zie: de engel die met mij sprak, verliet mij om een andere engel die opkwam te ontmoeten. En hij

     sprak tot hem: Haast je, zeg tot de jonge man dat hij het volgende verkondigt:

v4 Jeruzalem zal een stad zonder muren zijn, vanwege het grote aantal mensen en vee die in haar verblijven.

v5 Ikzelf zal als een muur van vuur daar omheen zijn, luidt het woord van Jahweh en Ik zal haar Glorie binnen in haar vormen.

De profeet wordt nu (samen met de tolkengel) verplaatst naar Jeruzalem v1-2. Hij ziet een landmeter die onderweg is om zijn werk te doen. Zacharia vraagt hem: Waar gaat u heen? Antwoord:  Jeruzalem opmeten. Zacharia wordt dus een blik in de nabije toekomst gegund, nemelijk de herbouw van Jeruzalem, zoals dat enige jaren later gebeurde.

Er verschijnt een tweede engel v3. De tolkengel loopt van Zacharia weg Hem tegemoet. Uit de manier van optreden blijkt dat Hij hoger in rang is, want hij beveelt hem. Het is niet direct duidelijk wie die tweede engel is. Velen zien in Hem de Engel van Jahweh (NBG: Engel des HEREN). Dat wordt bevestig in het tweede gedeelte van Zacharia 2.

Uit Zacharia 1:13-16 bleek dat de herbouw van de tempel weer onder Gods zegen viel en daarom voltooid is – dat betrof Zacharia’s tijd. Echter, in vers 5 wordt gesproken over een Jeruzalem waaromheen God zelf als een vurige muur zal zijn. Daarmee springt de profetie naar de Eindtijd, want aan het einde van de Grote Verdrukking, als de macht van de Antichrist gebroken is, keert de Sjechinah van Jahweh (NBG: Heerlijkheid des HEREN) terug naar de tempel in Jeruzalem. De terugheer van Jahweh naar Jeruzalem is geen nieuw feit. De Bijbel spreekt er op diverse plaatsen van, zoals in Psalm 132:13 en 14 (NBG):

Want de Here heeft Sion verkoren, Hij heeft het zich ter woonplaats begeerd: dit is Mijn rustplaats voor immer, hier zal Ik wonen, want haar heb Ik begeerd.

Zacharia 2:6-9 De Roep van Jahweh

v6 Wee, wee! Vlucht uit het Noorderland! Luidt het woord van Jahweh, want naar de vier windstreken des hemels heb Ik u uiteen gedreven, luidt het woord van Jahweh.

v7 Wee u Sion! Vlucht weg, gij die woont bij de dochter van Babel.

v8 Want zo zegt Jahweh van de hemelse legermachten: Na de hulde zendt Hij Mij tot de volken die u geplunderd hebben. Want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.

v9 Want zie: Ik zal Mijn hand tegen hen opheffen en zij zullen hun slaven ten buit vallen. Dan zult gij weten dat Jahweh van de hemelse legermachten Mij zendt.

Deze oproep klinkt tot twee groepen of volken: a. Een bevolkingsgroep uit het Noorderland en b. een tweede: die woont bij de dochter van Babel. In a. herkennen we Israël, het voormalige tienstammenrijk dat noordwaarts door de Assyriërs was weggevoerd en daarna van het toneel verdween – want naar de vier windstreken des hemels heb Ik u uiteengedreven. Oproep b. bevat echter een dubbele gelaagdheid.

In de eerste vervulling zien we in de dochter van Babel de plaatsen rond de stad Babel waar een groot deel van de Joodse ballingen gehuisvest was. Dat is ook een voor de hand liggende conclusie en zo wordt het ook door veel theologen verstaan. In die context worden dus de Joden bedoeld, want dat bleef als herkenbaar volk bestaan, vandaar de woorden: die woont bij.

De tweede vervulling vinden we in de Eindtijd – die ziet het op Jeruzalem. Want als de Antichrist een verbond met de Joodse staat sluit, verplaatst hij zijn regeringszetel van Rome naar Babel (de administratieve hoofdstad van zijn rijk) en Jeruzalem (de religieuze hoofdstad onder leiding van de Valse Profeet). Dan wordt Jeruzalem inderdaad de dochter van Babel, precies zoals Zacharia profeteert.

Vers 8 duidt op de toekomstige en heerlijke gebeurtenis van de troonsaanvaarding van de Messias – de hulde. Deze tweede en grote ‘palmzondag’ zal in tegenstelling tot de eerste (zie: Mattheüs 21) wél uitlopen op de kroning van Jezus Christus. Na Zijn troonsaanvaarding zendt God Jezus Christus naar de volken die u geplunderd hebben. Dat is een strafexpeditie v9, Want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan. Daarmee wordt de heerschappij van Jezus Christus wereldwijd gevestigd (vers 9b).

Zacharia 2:10-13 God vestigt Zich in Jeruzalem

v10 Juich en wees blij, o dochter van Sion, want ik voorzie Mijn komst en Ik zal wonen in uw midden – zo maakt Jahweh bekend.

v11   En veel volken zullen te dien dage worden verenigd met Jahweh en zij zullen voor Mij als Mijn bondsvolk worden. Dan zal Ik te midden van u wonen en u zult weten dat Jahweh van de hemelse legermachten Mij tot u gezonden heeft.

v12   En in het Heilige Land zal Jahweh Zijn geliefde Juda als gebied nemen. Hij zal nogmaals kiezen

       voor Jeruzalem.

v13   Wees stil gij mensdom voor het aangezicht van Jahweh, want Hij verheft Zich vanuit zijn heilige woonplaats.

In vers 8 en 9 spreekt de Engel des HEREN over de Eindtijd, te weten het voorspel tot en de stichting van het Messiaanse rijk. Hij vervolgt zijn profetie met een boodschap aan de dochter van Sion v10, Jeruzalem dus, dat Hij (de Messias) zal komen en dat Hij residentie zal kiezen in Jeruzalem. De aankondiging wordt

bekrachtigd als zijnde een onwrikbaar raadsbesluit van God zelf (zo maakt Jahweh bekend).

Uit vers 12 blijkt helder dat er een toekomstige aardse regering komt die van Goddelijke oorsprong is (Zijn geliefde Juda als gebied nemen). Deze zal functioneren onder een nieuwe wet van God, Berit Olam genoemd (Het Nieuwe Verbond). Jeruzalem zal van dat gezegende rijk het administratief centrum zijn en tevens de hoofdstad. (Lees ook: Jeremia 31:31-37)

Opvallend is dat de tekst spreekt van Zijn geliefde Juda als gebied nemen in het heilige land. In onze vertaling is de emotie teruggekeerd die andere vertalers vaak ‘uitgefilterd’ hebben. Want de drijfveer van Jahweh is Zijn liefde tot de mens die Zijn liefde beantwoordt.

 De Joden (Juda) zullen als Zijn dienaren een speciale status hebben in het Messiaanse Rijk. Juda wordt dus afgezonderd van de rest van Kanaän. Dat wordt bevestigd in de laatste hoofdstukken van Zacharia, waar geprofeteerd wordt dat de Joden een centrale rol zullen vervullen in de dienst rond de tempel. Vers 12 eindigt met de belofte dat Jahweh nogmaals voor Jeruzalem kiest – de eerste maal was, toen Salomo de tempel inwijdde.

Zacharia 2 sluit op magistrale wijze af met een grandioos en troostrijk toekomstvisioen v13: Dan moet al wat leeft zwijgen, in eerbied, bij het aanschouwen van de werken van de machtige God van Israël die zich gereed maakt om de hemel te verlaten (zijn heilige woonplaats) en de tempel in Jeruzalem te betrekken.

_____________________________________________________________________________________

 

Kanttekeningen: Gaat Uit, Scheidt u Af - Een Terugkerend Thema

Soortgelijke oproepen als in Zacharia 2:6 en 7 vinden we ook in Jesaja 52:11 (NBG):

Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar midden, reinig u, gij die de vaten des Heren draagt.

En in Jeremia 51:6 (NBG):

Vlucht uit Babel, laat ieder zijn leven redden; kom niet om in zijn ongerechtigheid, want dit is de tijd der wrake voor de Here, het verdiende loon betaalt Hij hem.

Deze profetieën werden ogenschijnlijk vervuld toen Babel lang na Alexander de Grote ten onder ging – tenminste, zo wordt het gewoonlijk uitgelegd. Dat is onwaarschijnlijk want Babel werd niet verwoest, maar ging heel langzaam ten onder.  Neen, de vervulling reikt veel verder, want  na lange tijd horen we dezelfde oproep in het nieuwe testament; 2 Korintiërs 6:17 (NBG):

Daarom, gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Here; en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal u aannemen.

Waren de eerste oproepen gericht aan het volk Israël en/of Juda; de oproep in Korintiërs betreft alle leden van het lichaam van Christus, de Gemeente. Toch…, in Openbaring – een profetie over in de Eindtijd – klinkt de oproep weer. Dan is de Gemeente al opgenomen in de hemel – Openbaring 18:4 (NBG):

Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij met haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt.

De laatste oproep betreft dus weer het volk Israël – het ware Israël aan het einde van de Grote Verdrukking – als God zelf afrekent met de ongelovige en verdorven mensheid.

Het Babylon van de Eindtijd

Het thema van de bovenstaande teksten is dat er een tijd zal komen, waarin de goddeloze en afgodische beginselen van Babel de wereld vergiftigen zullen. Die satanische macht zal zo vijandig tegenover gelovige christenen staan dat zij dit systeem zullen moeten ontvluchten, opdat men niet met haar ten onder zal gaan.

In hun context zien deze verzen in z’n totale vervulling dus op de Grote Verdrukking in de Eindtijd. Echter, ook heden en in de heilsgeschiedenis zijn er momenten en plaatsen aan te wijzen, waar deze profetie betrekking op kan hebben en wordt de gelovige dus gewaarschuwd om centra van goddeloosheid en occultisme te mijden. Daarin hebben deze verzen ook een universele betekenis; een voorvervulling, dat wel, maar toch…

Terug naar overzicht
2022 Zacharia - Aflevering 2: Zacharia 1 en 2