dinsdag 01 maart
Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten
Met hoofdstuk 12 zoomt de camera van Gods onthullende heilsplan in op de stad Jeruzalem en haar naaste omgeving. Zacharia 12 behandelt een schokkende episode in de toekomst als God zelf ingrijpt en zo een einde maakt aan de Grote Verdrukking (en daarmee aan de regering van de Antichrist en Gog uit Magog), waardoor het Messiaanse Rijk kan beginnen. Het betreft de finale van de Raad Gods, dus Gods plan met de mensheid. Zacharia 12 beschrijft toekomstige gebeurtenissen die aan het einde van de Grote Verdrukking vallen. De profeet spreekt over de opmars van een enorm leger uit de volken van de wereld naar Jeruzalem (Gog uit Magog). Echter, voordat het Jeruzalem aanvalt grijpt God in met het zenden van de Plaag (Zacharia 14:12-15) die het vijandelijke leger tot de laatste man uitroeit.
v1b Zo spreekt Jahweh Die de hemelen uitspant en de aarde grondvest; Die de geest van de mens formeerde in zijn binnenste.
v2 Zie Mij aan, Die het toegenegen Jeruzalem tot een beker van stuiptrekken maakt voor alle coalitievolken rondom; evenzo geldt dat voor Juda – Dit zal tijdens de belegering van Jeruzalem geschieden.
v3 Op de gestelde tijd zal het geschieden dat Ik mijn toegenegen Jeruzalem tot een beladen steen voor alle coalitievolken zal maken. Als alle heidenvolken van de aarde tegen haar verzameld zijn, zullen zij zich dodelijk verwonden.
Het woord doem ziet op zware beproevingen die het volk Israël moet doormaken voordat het Messiaanse Rijk kan aanbreken. Zij zullen immers de oordelen van God in de Grote Verdrukking moeten ondergaan. Tevens zullen de gelovigen van het Joodse volk in conflict komen met de Antichrist en zwaar vervolgd worden. De aanhef van vers 1b wijst op een belangrijke uitspraak van Jahweh. De tekst staat in de tegenwoordige tijd. God spreekt vanuit zijn Raad en die is eeuwig – Hij spreekt en het is!
Vers 2: De boodschap van vers 2 is het begin van een aantal mededelingen die de afloop van de Grote Verdrukking betreffen. De toonzetting heeft een kordaat karakter. Er is geen sprake meer van een soort ‘verslag op afstand’. Neen, God neemt zelf het heft in handen en de snelle opeenvolging van Zijn daden geeft de indruk dat de maat nu vol is. De Hoogheilige werkt naar de finale van de Eindtijdperiode toe. En Jeruzalem is de plaats waar het om draait, want daar zal Jahweh terugkeren en daar zal Jezus Christus tot koning gekroond worden. Het is de ‘navel van de aarde’ (Ezechiël 38:12).
God maakt Jeruzalem tot een beker van stuiptrekken voor alle volken rondom Jeruzalem. Dat is een wonderlijke mededeling die op complete uitroeiing duidt. Is dat hard te maken uit de Bijbel? Jazeker, Zacharia 14:12 (NBG) spreekt erover: Dan zal dit de plaag zijn, waarmee de HERE alle volken zal treffen, die tegen Jeruzalem zijn uitgerukt: Hij zal ieders vlees terwijl hij nog op zijn voeten staat, doen wegteren, en ieders ogen zullen wegteren in hun kassen, en ieders tong zal wegteren in zijn mond.
Dit zal tijdens de belegering van Jeruzalem geschieden – Vers 2b is een tijdsaanduiding en die spreekt over de belegering van Jeruzalem door alle coalitievolken – vers 3 – die tot de laatste slag op aarde leidt – Harmageddon – als de legers van Gog uit Magog vernietigd worden – stuiptrekken (Zacharia 14:12-15).
Vers 3: Zacharia maakt gebruik van een voorbeeld uit het dagelijkse leven. Het was een bekend spelletje tussen jongens, om een zo zwaar mogelijke steen op te tillen tot boven het hoofd. Het was de gewoonte elkaar op te zwepen tot grotere prestaties. Dit laatste wordt gebruikt als voorbeeld, hoe de volken op Jeruzalem en Juda af zullen gaan. De vijandelijke volken zullen elkaar opzwepen om naar Jeruzalem op te trekken en haar aan te vallen maar, zo zegt de tekst. Zij zullen zich aldus ten dode verwonden.
v4 Op de gestelde tijd – zo spreekt Jahweh – zal Ik elk paard in paniek brengen en hun berijders met waanzin slaan. Ja Ik zal alle paarden met blindheid slaan, maar Ik zal Mijn toegenegen ogen openen over het huis van Juda.
v5 Dan zullen de broederschappen van Juda in hun hart zeggen: De standvastigheid van Jeruzalem is
ten behoeve van mij! Haar inwoners zijn geborgen in Jahweh, hun God.
v6 Op die gestelde tijd zal Ik de broederschappen van Juda tot een vuurpot in een stapel hout maken, ja als een vlammende fakkel in een graanschoof. Dan zullen zij rechts en links de omsingelende coalitievolken geheel en al verteren, maar Jeruzalem zal blijvend voortbestaan op haar eigen plaats, te Jeruzalem.
Vers 4 gaat in op gebeurtenissen, zoals omschreven in vers 2-3; Harmageddon – de laatste oorlog tussen God en de heidenvolken – Gog uit Magog. Lezen we gewoon wat er staat, dan zullen alle paarden van de vijand in paniek raken en de ruiters waanzinnig worden. Waardoor?... Door de Plaag; Zacharia 14:12-15.
Maar Ik zal Mijn toegenegen ogen openen over het huis van Juda – Jahweh grijpt persoonlijk in en schermt Juda af voor verdere aantasting of vervolging door de vijand. Dat houdt in dat het einde van de Grote Verdrukking genaderd is. De afloop is voorspelbaar: God wint.
Belangrijk vraag is: Wat wordt onder Mijn toegenegen ogen verstaan? Het antwoord staat in Zacharia 4:10 Deze zeven zijn de ogen des HEREN, die de ganse aarde doorlopen. Zoals in de verklaring van Zacharia 4 staat beschreven, zijn dit de zeven geesten, die voor Gods troon zijn (Openbaring 1:4). Dat zijn zeven aartsengelen van grote macht. Deze worden ter bescherming van Jeruzalem en Juda toegevoegd.
De blindheid der paarden wordt veroorzaakt door een door God gestuurde verbijstering, zoals reeds beschreven, waardoor de berijders krankzinnig worden. Zet je een dergelijk omschrijving – in woorden en begrippen van toen – af tegen de huidige maatschappij, dan zou dat zou dat kunnen wijzen op het buiten werking raken van elektronische besturing- en waarnemingsystemen, wat automatisch tot het uitvallen van vrijwel alle soorten vervoermiddelen zal leiden.
Vers 5: De in de vorige verzen beschreven gebeurtenissen zullen een overweldigende indruk maken op de wetgetrouwe Joden (de broederschappen van Juda) en christenen buiten de stad Jeruzalem. Zij zien een opmerkelijke ommekeer in de krijgskansen en beseffen dat sprake is van Goddelijke ingrijpen.
Vers 6: Het nieuwe inzicht brengt de broederschappen van Juda (groepen gelovigen) ertoe zich ook in de strijd te werpen. De tekst laat weinig twijfel over de afloop. De vijand wordt weggevaagd, omdat God zelf voor hen strijdt. Micha 5:7 en 8 profeteert erover:
7 En het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natiën, te midden van vele volkeren als een leeuw onder de dieren des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt, zonder dat iemand redt.
8 Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en al uw vijanden zullen worden uitgeroeid.
Ten overvloede wordt in 6b nog eens gezegd dat de vijandelijke volken verpletterend verslagen zullen worden. Waarschijnlijk zelfs uitgeroeid, aangezien onze tekst spreekt van verteren.
maar Jeruzalem zal blijvend voortbestaan op haar eigen plaats, te Jeruzalem – Het geweld dat tot de vernietiging van de aanvallende volken leidt, is kennelijk zo groot dat het noodzakelijk is om te vermelden dat de stad Jeruzalem voor de gevolgen van dit inferno gespaard zal blijven.
v7 Jahweh zal de toegenegen woongebieden van Juda het eerst verlossen, opdat de eer van het huis van David en die van de inwoners van Jeruzalem niet zou uitstijgen boven Juda.
v8 Op de gestelde dag zal Jahweh de inwoners van Jeruzalem afschermen. Op die gestelde dag zal de wankelmoedige als David wezen. Maar het huis van David zal als de Elohim en de Engel van Jahweh zijn, die voor hen uitgaan.
v9 Het zal op de gestelde dag geschieden, dat Ik de heidenvolken die oprukken tegen Jeruzalem zal zoeken om die geheel en al te verdelgen.
Zacharia 12 spreekt over Harmageddon (Openbaring 16:16) als de legers van Gog uit Magog optrekken. Het is de laatste grote aanval op Jeruzalem vóór de stichting van het Messiaanse Rijk – een laatste oprisping van de macht van Satan. We zijn dan aan het einde van de Grote Verdrukking aangeland die zeven jaar zal duren. Zacharia 12:2-4 profeteert over de opmars van die legers en hun nederlaag. Dan volgt in vers 5 en 6 de profetie dat Juda zich bij de verdedigers van Jeruzalem voegt. En in vers 7-9 vinden we de reden, waarom Juda plotseling van bedreigde tot aanvallende partij wordt getransformeerd.
Zacharia 12 sluit met een verslag van de bekering van de inwoners Jeruzalem en Juda. Dat betreft niet het gehele volk, maar een deel ervan, ook wel het ware Israël genoemd. Het kwaadwillige deel van de Joden – zij die de Antichrist volgden – is dan reeds gevlucht.
Vers 7: De woongebieden van Juda zijn kleine steden en dorpen, waar gelovigen wonen – in vers 6 broederschappen genoemd. Zacharia maakt onderscheid tussen de woongebieden van Juda (het gebied buiten Jeruzalem) dat wellicht nog bezet is en Jeruzalem dat al onder controle van het huis van David
staat – dus onder bevel van Jezus Christus. Dat is de voorfase van de stichting van het Messiaanse Rijk.
Het huis van David duidt op de geslachtslijn van koning David. Die vindt z’n hoogtepunt in de geboorte van Jezus Christus. En juist Hij is het die wederkomt op de Olijfberg (Zacharia 14:4) en dan het bevel over Jeruzalem op zich neemt. De leden van het huis van David – zo wordt gewoonlijk fout uitgelegd – zijn allen die van koning David afstammen. Daar deelt de Bijbel ons niets over mee. Hier spreekt de tekst over gelovigen (daar vallen ook gelovige Joden onder). Zij volgen immers koning Jezus. In zekere zin zijn ze dus familie van Hem. In mijn verklaring van Openbaring noem ik hen: De aardse Gemeente van Christus, onderscheiden van de hemelse Gemeente die vóór de Grote Verdrukking wordt opgenomen.
Voordat Jeruzalem wordt ontzet, worden eerst de woongebieden van Juda bevrijd. Kennelijk is dat deel van het land op dat moment nog bezet door de vijand.
Vers 7b opdat de eer van het huis van David en die van de inwoners van Jeruzalem niet zou uitstijgen boven Juda – De centrale rol van Jeruzalem en van het huis van David (= Jezus Christus en allen die één lichaam met Hem zijn – ware christenen dus) in dit heilsgebeuren zal kennelijk door haar bewoners onderkend worden. Om te voorkomen, dat men zich zou verheffen boven degenen die buiten Jeruzalem wonen, hier aangeduid met de woongebieden van Juda, verlost Jahweh eerst de Joden buiten Jeruzalem.
Vers 8: Ook uit dit vers blijkt dat Jeruzalem niet zal vallen. Niet omdat de stad militair de overhand krijgt, maar door ingrijpen van God zelf. Die afscherming wordt voorzegd in Jesaja 4:4 en 5.
Op die gestelde dag zal de wankelmoedige als David wezen – Het is opvallend dat zelfs de zwakste inwoner van Jeruzalem tot held wordt getransformeerd, zoals eens David overkwam. Zo zien we het oude verhaal van David en Goliath weer in andere vorm terugkomen; gelukkig wel met hetzelfde resultaat. God verleent zijn volk bijzondere kracht en als zodanig wordt de Geest van Jahweh vaardig over hen.
Maar het huis van David zal als de Elohim en de Engel van Jahweh zijn, die voor hen uitgaan.
De opwaardering van de inwoners van Jeruzalem blijkt versterk te gelden voor leden van het huis van David. Zij strijden zij aan zij met de Elohim en dat zijn aartsengelen met hun gevolg – de hemelse engelenlegers. Wie zijn dat, het huis van David? Waarschijnlijk wordt hier op gelovigen geduid. Zij zijn immers onderdeel van de toekomstige aardse gemeente van Jezus Christus.
Hoewel het niet met zoveel woorden wordt gezegd, is de Engel van Jahweh (of: des HEREN) verschenen. Zijn aankomst op de Olijfberg is daaraan voorafgegaan en wordt in de volgende hoofdstukken behandeld.
De Engel van Jahweh komt niet alleen, maar wordt vergezeld door heiligen en hun gevolg en ook dat duidt op de Elohim - aartsengelen. Die vinden we terug in Zacharia 14:1-6, waar details worden gegeven over de komst van de Engel van Jahweh (Jezus Christus) met Zijn hemelse legers.
Vers 9: De gestelde dag duidt op een sleutelmoment in de Raad Gods. De gebeurtenis is dus voorzien door Jahweh. De heidenvolken die oprukken tegen Jeruzalem zijn de legers van Gog uit Magog en zijn bondgenoten. Zij worden door Jahweh ‘bezocht’ om die geheel en al te verdelgen. Het is een herhaling van Zacharia 10:3, nu echter toegespitst op de vijandige volken die de legers hebben uitgezonden die Jeruzalem bedreigen. De uitdrukking zoeken te verdelgen, moet daarin verstaan worden als een opzoeken te verdelgen. Dus worden daarmee de landen bedoeld die de legers uitstuurden. Deze worden door God zwaar gestraft voor hun daden (lees: Exegese Zacharia 14:13).
v10 Ik zal een geest van genade en smeekbeden uitstorten over het huis van David en de inwoners van Jeruzalem; dan zullen zij naar Mij opzien.
v11 Degenen die de Geliefde doorstoken hebben, zullen over Hem rouw bedrijven, zoals men rouw bedrijft over de Enige en bitter wenen, zoals men bitter weent over de Eerstgeborene.
Op die gestelde dag zal de rouwklacht groot zijn, als eens de rouwklacht van Hadad-Rimmon in de vlakte van Megiddo.
v12 Aldus zal men in het land treuren: geslacht bij geslacht afzonderlijk. Het geslacht uit het huis van David afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk. Het geslacht uit het huis van Nathan afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk.
v13 Het geslacht uit het huis van Levi afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk. Het geslacht van de Simeïieten afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk.
v14 En elk ander overblijvend geslacht, geslacht bij geslacht afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk.
Vers 10: Met dit magistrale vers wordt het herstel ingeluid van het verbond tussen God en Israël en wordt de bedekking, zoals beschreven in 1 Korintiërs 3:14 teniet gedaan omdat die, zo zegt Paulus, in Christus verdwijnt. Na vele eeuwen, waarin de breuk met de Jezus als een doem over de Joden hing, buigt het
overblijfsel van Israël zich voor God en vraagt vergeving.
over het huis van David en de inwoners van Jeruzalem – In vers 10 wordt het uitgieten van een geest der genade en der gebeden kennelijk beperkt tot het huis van David en de inwoners van Jeruzalem. Echter, met voorgaande stelling is het woord van Joël 2:28,29 in tegenspraak dat door verklaarders algemeen aan vers 10a verbonden wordt: Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. Ook op de dienstknechten en de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten.
De beperkende omschrijving Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten maakt het waarschijnlijk dat Joël een andere gebeurtenis beschrijft, want daar wordt gesproken van een uitstorting op al wat leeft. Dat wijst veel meer op de zegeningen van het Messiaanse Rijk, want die komen de gehele wereld ten goede. Met deze laatste constatering willen we nadrukkelijk niet beweren, dat de tekst uit Joël geheel losstaat van vers 10. De vervulling staat wel voor de deur, echter deze specifieke gebeurtenis is slechts een voorvervulling.
dan zullen zij naar Mij opzien – De spreker is Jahweh, zo blijkt uit vers 9. Het opzien naar God is een standaarduitdrukking die een roepen naar God duidt, zeg maar een kreet om hulp. Want met de nieuwe wetenschap dat de Messias Jezus Christus is, worden de Joden geconfronteerd met eeuwenlang falen om Hem te herkennen. Dat leidt tot diepe rouw die niet anders is als een verootmoediging voor God (vers 11-14). Het opkijken naar Jahweh is dus een smekend opkijken naar.
Vers 11: Degenen die de Geliefde doorstoken hebben – God spreekt hier en zo sprak Hij eerder, namelijk in Mattheüs 3:17 – Zie, een stem uit de hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. Het is helder dat Jezus Christus bedoeld wordt. Zijn dood werd veroorzaakt door de eisen van het sanhedrin (het hoogste Joodse orgaan) die gesteund werden door het volk en door Pilatus werden ingewilligd. Dat besef dringt nu tot het Joodse volk door, evenals de wetenschap dat hun enige toekomst in de Messias ligt: Jezus Christus.
– zullen over Hem rouw bedrijven, zoals men rouw bedrijft over de Enige en bitter wenen, zoals men bitter weent over de Eerstgeborene – Met de Enige wordt natuurlijk op Jezus Christus wordt geduid. Het benadrukt Zijn unieke positie als enige zoon van God. Vandaar dat velen vertalen met: de/Zijn enige Zoon. Het woord Eerstgeborene wijst niet op het eerste kind van meerdere. Het woord staat in het kader van de erflating en dat ziet weer op de toegezegde positie van Jezus Christus: Heer van Zijn Gemeente en de toekomstige koning van het Messiaanse Rijk. Er is hier ook sprake van een woordspel. Indirect wordt op het diepe verdriet (als voorbeeld) gewezen als ouders hun enig kind verliezen.
Vers 11c: Op het eerste gezicht is al duidelijk dat dit vers een zeer grote rouwklacht beschrijft. Dat betreft niet het gehele Joodse volk. Zij die de kant van de Antichrist hadden gekozen zijn dan al gevlucht of gedood. De ‘achterblijvers’ hebben zich niet gebogen voor het afgodsbeeld van het Beest (Openbaring 13:13-18). Deze rouw vertegenwoordigt tevens een proces van bekering, waardoor het ware Israël ontstaat – ware gelovigen. En pas dan zijn ze klaar om Jezus Christus te ontvangen (Zacharia 14:4).
Vers 12, 13 en 14: Het laatste deel van dit hoofdstuk geeft een aantal details over de grote rouw die bedreven zal worden. Er blijkt uit de tekst dat alle geslachten zich, per geslacht – en binnen dat geslacht mannen en vrouwen, gescheiden – over zullen geven aan grote rouw.
Helaas is verder over dit tekstdeel geen sluitende verklaring te geven en dat is wel jammer, want het zal zeker geen toeval zijn dat een aantal geslachten bij naam genoemd wordt. Opvallend is, dat de aanduiding huis van ontbreekt bij de Simeïieten.
____________________________________________________________________________________________________________________________
De Elohim die bedoeld worden zijn aartsengelen en hun gevolg. Ze worden onder andere genoemd in Openbaring 1:4 (NBG): de zeven geesten, die voor zijn (Gods) troon zijn. Vier van hen voeren de vier hemelse strijdmachten aan, die op de Olijfberg aankomen en waarvan er drie direct doorgaan. Zij worden in Zacharia 6 voorgesteld als de vier strijdwagens. Deze vier zullen de aarde onder de macht van de Messias brengen.
Ook Openbaring 5:6 preekt over het uitzenden van de geesten/aartsengelen over de aarde: Dit zijn de zeven Gods, uitgezonden over de ganse aarde. De wagen die achterblijft op de Olijfberg, de rode wagen, stelt de hemelse strijdmacht voor die Jeruzalem gaat ontzetten. De bestuurder van die wagen is wellicht de aartsengel Michael; dit op basis van Daniël 12:1, waar staat:
Te dien dage zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat.
Terug naar overzicht