maandag 19 april
Hier domineert de 2e exegese boven de historie. Die bespreken we daarom niet. Ezechiël geeft een overzicht van Satans geschiedenis. Het overziet zijn val (oudtijds), zijn verstoting uit de hemel, zijn gevangenneming (Openbaring 20:2 - Eindtijd) en zijn definitieve ondergang (Openbaring 20:10).
v1 En het geschiedde in het twaalfde jaar, in de twaalfde maand, op de eerste van die maand, dat het woord van Jahweh tot mij kwam, zeggende:
v2 Mensenzoon, hef nu een klaaglied aan over Farao, koning van Egypte en zeg tot hem: Gij verbeeldt uzelf een leeuw van de volken te zijn, maar gij zijt aan de draak der zeeën gelijk. Want u ging tekeer in uw waterlopen en bracht de wateren met uw poten in beroering. Zo vertroebelde gij uw stromen.
In historisch perspectief gezien ligt de exegese voor de hand. De Farao denkt een nobele leeuw te zijn, maar blijkt een monster. Door zijn gedrag vertroebelde hij de Nijl. Dat zegt ons, zo stellen velen, dat Egypte grote schade opliep door zijn onverantwoordelijke gedrag, met gevolg dat de Babyloniërs het land plunderde. Echter, al in vers 2 wordt duidelijk dat de profetie verder reikt dan een klaaglied over Farao. De titel leeuw van de volken wordt nergens op de Farao toegepast. Hij werd vergeleken met een krokodil. In Bijbels perspectief past de titel leeuw beter bij een voorvechter voor God, zoals in Genesis 49:9 (een jonge leeuw is Juda). En ook hier spreekt Ezechiël over de voorvechter van God; Lucifer. Echter, hij verviel tot zonde en werd aldus de draak der zeeën gelijk. Zo vertroebelde hij de levenbrengende wateren die hij uit de Tehom betrok v2b. De waterlopen duiden de Tehom. Ezechiël 31:4 getuigt: zijn waterlopen zond hij (Lucifer) tot alle bomen des velds. Dat water vertroebelde hij en dat duidt op de zondeval. Daarom sloot God de Tehom af (Ezechiël 31:15). Zo ontviel de aarde een bron van grote zegen. Ezechiël 31:15d beschrijft het gevolg: Toen kwijnden alle bomen des velds weg om zijnentwil. Zo kwam zonde in de wereld en begon bederf van Satan de schepping aan te tasten.
v3Zo spreekt de Soeverein Jahweh. Voorwaar, Ik zal mijn net over u werpen door middel van een grote menigte volk. Dan zullen zij u ophalen in mijn net.
In het kader van de 2e exegese spreekt vers 3 over het vangen van Lucifer/Satan. De enige plaats waar we een soortgelijke tekst vinden is in Openbaring 20:2 (NBG): hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond, en sloot en verzegelde die boven hem... Het ligt voor de hand dat de grote menigte volk engelenlegers duidt die Satan de nederlaag toebrengen. Openbaring 19:11c en 14 spreken daarvan. Niet alleen de Draak wordt gevangen. Ezechiël 29:4b spreekt van al de vis uit uw waterlopen zullen aan uw schubben kleven. Dat zijn Satans volgelingen, zowel afgevallen engelen als met hem verbonden aardbewoners.
v4Voorts zal Ik u op de aarde werpen. Ja, Ik zal u op het open veld smijten. Dan zal Ik alle vogels des hemels op u doen neerstrijken en alle wilde dieren der aarde zal Ik zich met u laten volproppen.
Vers 4 speelt niet in de Eindtijd, zoals sommigen uitleggen. De tekst spreekt over het moment, waarop satan de toegang tot de hemel werd ontzegd. Openbaring 12:9 (NBG): En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem. Open veld suggereert vaak een vijandige omgeving. Dat strijdtoneel is de aarde, zoals elke gelovige aan den lijve ondervindt. Openbaring 12:12b (NBG): Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft. Een alternatieve, mogelijke exegese is dat vers 4b naar het eind der tijden ziet, als definitief met Satan wordt afgerekend. Nemen we vers 4c letterlijk dan doen de vogels en de wilde dieren zich te goed aan het karkas van satan.
v5 Ook zal Ik uw vlees uitspreiden op de bergen en de dalen vullen met uw rottende resten.
v6 En Ik zal uw bevloeide aarde tot aan de bergen doordrenken met uw bloed en de ravijnen zullen met u gevuld worden.
Ook deze verzen zijn met geen mogelijkheid historisch te verklaren. De 2e exegese getuigt dat de aarde vervuld werd/wordt met de rottende restanten van Satan. Het is waarschijnlijk dat deze tekst een metafoor is voor de val van Satan die de aarde bezoedelde. Eens een paradijs veranderde de aarde in een wereld waar mensen elkaar doden, dieren elkaar verscheuren, hitte en koude de mens het leven moeilijk maakt en natuurrampen hun leven bepalen. Daarover spreekt ook Genesis 3:17.
v7 Dan zal Ik de hemelen bedekken wanneer u uitgedoofd wordt en Ik zal zijn sterren verduisteren. De zon zal met de wolk bedekt worden en de maan zal zijn licht niet meer laten schijnen.
Toen Farao zijn troon verloor werden de sterren niet verduisterd. Hier geldt de 2e exegese. Lucifer droeg de naam Morgenster. Dat duidde de schittering van zijn wezen. Hij werd dus uitgedoofd.
In Openbaring 12:1 wordt de zon en de maan in verband gebracht met de luister van een vrouw (dat is Israël) die door Satan vervolgd wordt. Indien zo, dan wordt gezegd dat de vrouw buiten bereik van Satan geplaatst zal worden, zoals ook Openbaring 12:6 getuigt. Een tweede mogelijkheid kan zijn dat ten gevolge van de oordelen Gods, zoals die in Openbaringen beschreven worden, de zon en de maan schuil zullen gaan achter enorme rookwolken. Ik denk dat de tweede juist is.
v8 Wegens u zal Ik allen verduisteren die licht uitstralen in de hemelen en Ik zal donkerheid over uw grondgebied brengen, zo spreekt de Soeverein Jahweh.
Die licht uitstralen in de hemelen zijn engelen en aartsengelen die God trouw bleven. Tussen hen en Satan met zijn trawanten komt nu een definitieve scheiding. Ze worden onverzoenlijke vijanden. Het trieste gevolg is, dat over zijn (= Satans) grondgebied - dat is de aarde - donkerheid gebracht wordt.
v9 Dan zal Ik het hart van vele volken verontrusten, wanneer Ik het breken van u te midden van de naties breng, te midden van landen die u niet kent.
De val van Satan (breken) brengt chaos en ellende. Het deed het hart van vele volken verontrusten.
v10 Dan zal Ik vele volken vanwege u met schrik vervullen. En hun koningen zullen vanwege u beven. Zij zullen sidderen wanneer Ik mijn zwaard heen en weer laat vliegen vóór hun aangezicht. Op de dag van uw val zullen zij voortdurend beven, een ieder voor zijn eigen leven.
In de Eindtijd wordt de strijd tussen God en Satan beslist en valt het oordeel (Openbaring 6:16-17 NBG): De koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?
_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________
v11 Want zo spreekt de Soeverein Jahweh: Het zwaard van de koning van Babylon zal over u komen.
Met vers 11 begint een nieuwe perikoop. Schijnbaar spreekt die van de inval van de Babyloniërs in Egypte, onder Nebukadnezar (Ezechiël 29:19-20). Dat is vergleden historie. Overzien we de gehele perikoop dan houdt die exegese echter geen stand. Dan komt de Eindtijd in beeld en spreekt Ezechiël over de koning van het grote Babylon (Openbaring 17); het rijk van de antichrist. Daniël 11:42 en 43 spreekt over hem (vertaling Van de Weerd): Dan zal hij (de antichrist) zijn macht over de landen uitbreiden, evenals over het land Egypte. Er zal geen mogelijkheid zijn te ontsnappen. Hij zal controle verwerven over de verborgen schatten van goud en zilver, ja, ook over alle kostbaarheden van Egypte, met behulp van Libiërs en Nubiërs, die hem dienen.
v12 Ik zal uw luister ten val brengen door de zwaarden van machtige mannen - de gewelddadigste uit al hun landen. Ik zal de trots van Egypte aan stukken slaan en geheel zijn hoge staat zal omvergeworpen worden.
In het kader historische exegese spreekt dit vers over de komende nederlaag van Farao. Maar met vers 13 springt de tekst weer naar de Eindtijd – onvervulde profetie. Het is dus logisch hier ook een 2e exegese te veronderstellen en die spreekt over de verwoesting van Egypte in de Eindtijd. Dat gebeurt omdat de Nijl droogvalt; Jesaja 11:15 NBG: Dan zal de HERE de zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal zijn hand tegen de Rivier bewegen met de gloed van zijn adem, en Hij zal haar tot zeven beken uiteen slaan en maken, dat men geschoeid daardoorheen kan gaan.
v13 Voorts zal Ik al haar vee vernietigen vanuit (het gebied) dat naast de overvloedige wateren ligt en geen mensenvoet zal die (wateren) nog langer beroeren, noch zullen de hoeven van vee het nog vertroebelen.
Dit is Eindtijdprofetie. Het beschrijft de verdorring van Egypte, omdat de Nijl geen water meer geeft. Dat is een natuurramp van ongekende afmetingen. Jesaja 19:7-9 NBG: De vlakte langs de oevers van de Nijl, en alles wat bij de Nijl gezaaid is, verdroogd, verwaait en is niet meer. De vissers zullen zuchten en treuren, allen die de angel in de Nijl uitwerpen; zij die het net over het water uitspannen, zullen verkwijnen. De vlaswerkers zullen beschaamd staan, evenals de linnenwevers; ...
Gevolg is dat alle vee sterft. De tekst spreekt in niet mis te verstane bewoordingen over een land (Egypte) dat totaal ontvolkt raakt. Dat is nog nooit gebeurd. Ook Ezechiël 29:11-16 spreekt daarover.
v14 Daarna zal Ik zijn wateren doen bezinken en zijn stromen zal Ik laten vloeien als olie, spreekt de Soeverein Jahweh.
Zijn wateren, dat is de Nijl met al zijn waterlopen, drogen op. Dat wordt veroorzaakt door een enorme aardbeving in de Eindtijd die de Nijl een andere loop geeft. Zacharia 14:5 spreekt erover.
v15 Wanneer de (vruchtbare) aarde van Egypte door Mij tot een woestenij gemaakt zal worden en het land ontdaan zal zijn van alles wat er in is, wanneer een ieder die daar woont door Mij is neergeveld - dan zullen zij weten dat Ik Jahweh ben.
Door het opdrogen van de Nijl vervalt Egypte aan de woestijn, waardoor het onbewoonbaar wordt.
____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
De oordeelsaanzegging in dit hoofdstuk eindigt op dezelfde manier als in Ezechiël 29 v16b. Die tekst dienen we niet op te vatten in de zin van: Dat zal ze leren! Veel meer spreekt die van een kennen van Jahweh, een ontmoeting met God, waardoor ook het overblijfsel van Egypte tot bekering zal komen.
v16 Dit is een klaaglied. De dochters der naties zullen over haar zingen; zij zullen het over Egypte zingen en over heel haar hoge staat. Ja, zij zullen het zingen, zo spreekt de Soeverein Jahweh.
De term dochters der naties wordt als een synoniem voor de heidenvolken gezien. In relatie tot de 2e exegese zien we parallellen met de val van Babylon, die het koningschap heeft over de koningen der aarde (Openbaring 17:18). Ook dan zal de wereld over haar val klagen (Openbaring 18:19).
v17 En het geschiedde in het twaalfde jaar, op de vijftiende van dezelfde maand, dat het woord van Jahweh tot mij kwam, zeggende:
v18 Mensenzoon, weeklaag over de hoge staat van Egypte. Zend hem dan neer en haar, met de machtige dochtervolken, tot het aardse gewest beneden, met hen die neerdalen in de groeve.
Hem ziet op hoge staat en haar op het land Egypte. Dat zijn twee identiteiten: Egypte en de macht die daarachter stond, Satan. De ondergang van Egypte wordt dus verbonden aan de ondergang van Satan. Beiden worden veroordeeld om neer te gaan tot het aardse gewest beneden, samen met hen die neerdalen in de groeve, Sheol. Daarmee krijgt de tekst het karakter van een oordeel.
v19 Ten opzichte van wie bent u nog bevoorrecht? Daal af! Opdat gij (eens) neergelegd zoudt worden tussen de onbesnedenen. Zij zullen vallen tussen hen die gedood zijn door het zwaard. Het (zwaard) is getrokken.
Lucifer heeft zijn hemelse heerlijkheid verloren en is niet langer de machtigste onder de engelen. Hij is zelfs de grootste vijand van God geworden; Satan. Daal af! Opdat leidt een voornemen in, waarvan de uitvoering pas in de Eindtijd wordt gerealiseerd, zoals Openbaring 20:1-3 getuigt. De tekst bevat een tegenstelling. Eerst wordt een retorische vraag gesteld v19a in de tegenwoordige tijd. Het tweede gedeelte bevat een dwingende aanbeveling v19b die klaarblijkelijk niet direct tot het beoogde resultaat leidt v19c, maar een onbestemd moment in de toekomst aanduidt waarop dat eens zal gebeuren. De tekst laat er geen twijfel over bestaan dat van een gewelddadig einde gesproken wordt. De strijd begint, het (zwaard) is getrokken en is nog steeds gaande De feitelijke overwinning staat echter vast.
v20 Sleep haar dan nú daar vandaan, met heel haar hoge staat.
Ook dit is een voornemen. Satan en zijn trawanten zullen eens van de aarde worden verwijderd. In eerste instantie wordt hij duizend jaar gebonden en in de afgrond (Sheol) opgesloten (Openbaring 20:2-3). Satan zal, na de duizend jaar, uit zijn gevangenis worden losgelaten (Openbaring 20:7). Ook dan, na het Messiaanse Rijk, lukt het hem mensen te verleiden, echter slechts voor een korte tijd (Openbaring 20:3). Dan grijpt God in en laat Hij vuur uit de hemel nederdalen (Openbaring 20:9c). Zo gaat Stan roemloos ten onder; Openbaring 20:10 (NBG): en de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn,
v21 Vanuit het binnenste van Sheol zullen de leiders van de machtigen over hem zeggen: Met hen, die de helpers van hem zijn, daalden zij neer. De onbesnedenen liggen ter neer, zij die gedood zijn door het zwaard.
Niet duidelijk is wie de leiders van de machtigen zijn. Waarschijnlijk zijn het gevallen engelen. De helpers en onbesnedenen zijn degenen die Satan of de Antichrist volgen.
De Doem der Volken: In Ezechiël 32:22-32 wordt over een landen gesproken die als kenmerk gemeen hebben dat zij eens een grote mogendheid waren. Het betreft belangrijke volken die de wereld domineerden en met Israël te maken hadden. De profetie kijkt terug vanuit Eind der Tijden en stelt vast dat al die machtige naties ten ondergegaan zijn. Allen zijn afgedaald in Sheol, waar zij bij de goddelozen verblijven. Zo wachten zij op de jongste dag als God hen zal oordelen.
v22 Daar is Assyrië met heel haar gezelschap die hem omringd hebben; de graven van hem, ieder van hen die gedood werd, die gevallen zijn door het zwaard. Van wie de graven in de diepte van de groeve zijn gesteld.
v23 Ja, haar gezelschap ligt terneer, zij die rondom haar graf verblijven, een ieder van hen die gedood zijn, gevallen door het zwaard; zij die verschrikking verspreid hebben in het land der levenden.
v24 Daar is Elam met geheel haar hoge staat die rondom haar graf verblijven. Een ieder van hen die gedood werden, die gevallen zijn door het zwaard, die onbesneden neergingen tot de aardse gewesten beneden, die hun terreur uitoefenden in het land der levenden. En zij dragen hun schaamte samen met hen die neergaan in de groeve.
v25 Tussen hen die gedood werden hebben zij haar (Elam) een rustplaats bereid, samen met heel haar hoge staat die rondom hem verblijft, haar graven. Ieder van hen die onbesneden is, die gedood zijn door het zwaard, omdat zij hun terreur verspreid hebben in het land der levenden. En zij dragen hun schande, samen met degenen die neergaan in de groeve. Tussen hen die gedood zijn is hij neergelegd.
v26 Daar is Mesech-Tubal, samen met heel haar hoge staat die rondom hem zijn, haar graven, een ieder van hen die onbesneden zijn, die gedood werden door het zwaard, omdat zij hun terreur verspreid hebben in het land der levenden.
v27 Liggen ook zij niet terneer met de strijders die uit de onbesnedenen zijn gevallen, zij die neergegaan zijn in Sheol samen met hun oorlogswapens? Toen plaatsten zij hun zwaarden onder hun hoofden en hun schuldplichtigheid rust op hun beenderen. Want de terreur van hun strijders was het land der levenden doorgegaan.
v28 Ook gij die tussen de onbesnedenen verkeerd zult gebroken worden en gij zult neerleggen met hen die gedood zijn door het zwaard.
v29 Ziedaar Edom, haar koningen en al haar vorsten die daar neergelegd zijn, in weerwil van hun macht, samen met degenen die gedood zijn door het zwaard. Zij en de onbesnedenen, beiden liggen neer evenals zij die neergaan in de groeve.
v30 Ziedaar de vorsten van het Noorden, allen van hen en al de Sidoniërs. Zij allen zijn neergegaan samen met hen die gedood werden, ondanks de terreur vanwege hun macht. Zij zijn te schande gemaakt en zij liggen neer met de onbesnedenen, samen met hen die gedood zijn door het zwaard en zij dragen hun schande, samen met hen die neergaan in de groeve.
v31 Farao zal hen zien en hij zal vertroost worden voor heel zijn hoge staat; zij die gedood zijn door het zwaard. Farao en geheel zijn legermacht, zo spreekt de Soeverein Jahweh.
v32 Hoewel Ik zijn verschrikking in het land der levenden verspreidde, zal hij toch te midden van de onbesnedenen gelegd worden, samen met hen die gedood werden door het zwaard: Farao met heel zijn hoge staat. Zo spreekt de Soeverein Jahweh.
Stuk voor stuk worden de machtigen landen van die tijd genoemd. Allen blijken schuldig omdat zij terreur verspreid hebben in het land der levenden. Daarin staat het land der levenden voor Kanaän, maar wellicht ook de gehele wereld. Een tweede kenmerk is: En zij dragen hun schaamte samen met hen die neergaan in de groeve. Dat is de kwellende wroeging over hun daden die zij in het dodenrijk ondergaan. Zij leefden door en voor het zwaard. Dat hoeft niet te betekenen dat zij in een oorlog stierven. Dit duidt een ‘overgave aan het zwaard’ en dat is een keuze. Dat is de weg van de wereld, van macht en succes, tegenover het pad des heils.
De profeet kijkt terug in de tijd en wat ziet hij? Alle brute wereldmachten zijn ten ondergegaan. Zij die tegen God opstonden zijn vervallen aan het dodenrijk. De winnaar van die strijd is reeds bekend. Dat is Jezus Christus, de Messias. De koning van het toekomstige, glorieuze Messiaanse Rijk. Hij is de steen, die alle wereldrijken verbrijzelt. Zo kunnen we ook zeggen – vers 30 alternatief:
Ziedaar de vorsten van Rusland, China, de USA en Noord Korea. Zij allen zijn neergegaan samen met hen die gedood werden, ondanks de terreur vanwege hun macht. Zij zijn te schande gemaakt en zij liggen neer met de onbesnedenen, samen met hen die gedood zijn door het zwaard en zij dragen hun schande, samen met hen die neergaan in de groeve. Zij allen zullen rekenschap moeten afleggen!
Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar: De Profeet Ezechiël 1 door G.A. van de Weerd.
Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.
Terug naar overzicht