2021 - Ezechiël deel 1, aflevering 21: Ezechiël 26 en 27

maandag 19 april

Inleiding Ezechiël 26

Dit hoofdstuk handelt over de ondergang van de grootste havenstad van de oudheid; Tyrus. Vanaf vers 19 blijkt die een metafoor voor profetie over Satan en het dodenrijk. Die stijlvorm heet typologie. Tyrus beeldt zo de nietsontziende macht van het kapitaal uit en is zo een type van de macht van Satan.

v1 En het geschiedde in het elfde jaar (van koning Zedekia), op de eerste dag van dé maand, dat het woord van Jahweh tot mij kwam, zeggende:

In dé maand  Jeruzalem en de tempel verwoest. Dat was in de zomer van het jaar 587 v. Chr.

 

v2 Mensenzoon, omdat Tyrus over Jeruzalem hoera! riep, daarom zijn de poorten van de volken gebroken en voor Mij omgekeerd. Ik zal voldaan zijn: zij ligt in puin.

v3 Daarom, zo spreekt de Soeverein Jahweh: Zie Ik verklaar Mij tegen u, o Tyrus. Dan zal Ik vele volken tegen u doen opkomen, gelijk de zee haar golven op het land werpt.

v4 Dan zullen zij de muren van Tyrus vernielen en zij zullen zijn torens afbreken. Ook zullen zij het puin eruit weg schrapen; ja Ik zal het tot een kale rots maken.

v5 Zij zal tot een droogplaats voor netten worden, temidden van de zee. Want Ik, ja Ik sprak, zo spreekt de Soeverein Jahweh. Dan zal zij ten buit voor de volken worden.

 Tyrus was een buitengewoon goddeloze stad en speelde een verraderlijke rol. Ze werd daarom door God gestraft. Tyrus bestond uit twee delen; Oud Tyrus (Palætyrus) lag op het vaste land; Nieuw Tyrus op een eiland voor de kust. Koning Nebukadnezar sloeg in 598 v. Chr. het beleg om Oud Tyrus dat tot 586 v. Chr. duurde – 13 jaar lang. Uiteindelijk viel de oude stad in zijn handen, maar hij slaagde er niet in  ook Nieuw Tyrus te veroveren. Het was de eerste poging van meerdere die nog volgden. Vandaar de uitdrukking vele volken v3. Alexander de Grote slaagde wel. Hij gebruikte het puin van Oud Tyrus om een dam in zee te bouwen. Toen viel hij Tyrus binnen en werd de profetie naar de letter vervuld.

 

v6 Voorts zullen zijn nederzettingen op het vaste land door het zwaard geteisterd worden en zij zullen weten dat Ik Jahweh ben.

v7 Want zo spreekt de Soeverein Jahweh: Zie Mij aan, die uit het noorden Nebukadnezar - de koning van Babylon, koning der koningen - tegen Tyrus uitbrengt, met paarden, wagens en ruiters en met een geweldige menigte voetvolk.

Na het vertrek van de Heerlijkheid des Heren uit de tempel was er geen regerend God meer op aarde. Die titel blijkt nu koning Nebukadnezar toe te vallen. Hij wordt de uitvoerder van Gods oordeel.

 

v8 Uw nederzettingen op het vasteland zal hij verwoesten. Dan zal hij belegeringswerktuigen tegen u opzetten en een helling tegen u bouwen. Ook zal hij het schild tegen u opheffen.

v9 Dan zal hij de salvo’s van zijn stormrammen tegen uw muren richten en hij zal uw torens verwoesten met zijn wapens.

v10 Hij zal u door de menigte van zijn paarden met stof bedekken. Uw muren zullen beven bij het geluid van de oorlogspaarden, lastwagens en strijdwagens, als men door uw poorten zal binnentrekken, zoals men een verbroken stad binnen trekt.

v11 Hij zal al uw straten met de hoeven van zijn paarden vertreden. Uw volk zal hij met het zwaard doden en de zuilen van uw macht zullen ter aarden vallen.

v12 Dan zullen zij uw rijkdom plunderen en uw handelswaar zullen zij brandschatten. Ook zullen zij uw muren neerhalen en uw opzichtige huizen verwoesten. En uw stenen, balken en puin zullen zij in het midden van de zee werpen.

Deze verzen zien op de belegering onder koning Nebukadnezar en spreken voor zichzelf. In Oud-Tyrus stond de beroemde tempel van Melkart. Het dak rustte op twee enorme pilaren; één met goud bekleed, de ander met emerald. Geweldige pilaren die schitterden in de nacht, zo werd gezegd. Zoals het Witte Huis de macht van de Verenigde Staten vertegenwoordigt, vervulde de tempel van Melkart deze rol voor het machtige Tyrus dat de wereld financieel regeerde. Dat waren haar zuilen van macht v11.  Toch kon haar rijkdom de stad niet redden van Alexander de Grote. De stad viel en werd grondig verwoest.

 

v13 Alzo zal Ik het lawaai van uw liederen beëindigen en de muziek van uw harpen zal niet meer gehoord worden.

Tyrus ging er prat op onneembaar te zijn. Haar invloed en rijkdom was onderwerp voor de liederen van troubadours. Daarmee werd op luidruchtige wijze elke vijand getart. Toen Tyrus ten onder ging, kwam er een eind aan een stad die een legendarische reputatie opgebouwd had. Toen verstomde haar liederen.

 

v14 Dan zal Ik u tot een kale rots maken, een droogplaats van visnetten zult u worden. U zult nooit meer herbouwd worden, want Ik, Jahweh, ja Ik sprak, zo spreekt de Soeverein Jahweh.

v15 Zo spreekt de Soeverein Jahweh tot Tyrus: Is het niet zo dat de kustlanden zullen beven bij het geluid van uw val, wanneer de gewonde zal kreunen, als de slachting een bloedbad in uw midden zal aanrichten?

v16 Dan zullen alle vorsten van de kust aftreden van hun tronen en zij zullen hun ambtsgewaden terzijde leggen en hun geborduurde klederen afdoen. Zij zullen bekleed zijn met verschrikking en op de grond zitten. Ook zullen zij voortdurend beven en over u ontzet zijn.

v17 Dan zullen zij een klaaglied aanheffen en zij zullen tot u zeggen: Hoe kunt gij verwoest zijn! Gij die het volk uit de zee bent. De befaamde stad, machtig ter zee. Gij en uw inwoners die hun verschikking op al de zeebewoners legden.

v18 Nu, op de dag van uw val, beven de kustlanden en de eilanden in de zee zijn ontzet vanwege uw ondergang.

De val van Tyrus was een schokkende gebeurtenis. Haar vloot en banksysteem domineerde de zeeën en de kustlanden (al de zeebewoners). Het leek ondenkbaar dat Tyrus ooit zou kunnen verdwijnen. Tyrus werd nooit meer herbouwd. Vissers woonden er. Het werd een droogplaats voor visnetten v14.

 

Voorwoord bij vers 19-21: Deze verzen hebben een dubbele betekenis. Al in de vroegchristelijke kerk zag men hier een 2e exegese, want achter de historische uitleg vinden we een verslag van de val van Lucifer, heden Satan genaamd. De financiële macht van Tyrus is dus een metafoor voor de macht van Satan (Openbaring 13:17). In de hoofdstukken hierna zal de rol van Satan steeds duidelijker worden.

v19 Voorwaar Ik zeg u, zo spreekt de Soeverein Jahweh: Wanneer de stad door Mij in verwoeste staat gebracht zal zijn, gelijk die steden die verlaten zijn; Wanneer de diepten der oceaan over u gebracht worden en de onmetelijke wateren u bedekken;

De tekst lijkt op een dichterlijke afsluiting van de ondergang van Tyrus’ maar het verhaal gaat verder v19b, want de stad verzonk niet in de zee. Hier is sprake van de Tehom, de oerwateren die, als eens de zondvloed, over de aangesprokene heen komt. De Tehom vertegenwoordigt hemelse krachten die ten oordeel worden aangewend. De persoon (u) is geen stad maar een bewoner van de aardse gewesten v20b. Dat is Lucifer die Satan werd. Zo fungeert Tyrus als metafoor voor de ondergang van Satan.

 

v20 Dan zal Ik u doen neerdalen om met hen te zijn die (reeds) aan de groeve vervielen - tot de  overledenen der eeuwen - en Ik zal u doen verblijven in de beneden gewesten van de aarde - die van oudsher een woestenij is -, om te verblijven met al degenen die (reeds) aan de groeve vervallen zijn. Alzo, opdat u niet meer zult weerkeren. Dan zal Ik de glorie geven aan hen die in het land der levenden verblijven.

v21 Ik zal u tot een einde vol verschrikkingen brengen en u zult niet meer zijn. Dan zult u gezocht worden, maar u zult in eeuwigheid niet meer gevonden worden, zo spreekt de Soeverein Jahweh.

God (Ik) doet de inwoners van Tyrus (een metafoor voor al Gods vijanden) neerdalen in de groeve, waar zij zich voegen bij hen, die reeds aan de groeve vervielen; een doel dat pas aan het eind der tijden geheel vervuld wordt als ook Satan in de groeve (= de gevangenis van Sheol, de onderwereld) gebonden wordt (Openbaring 10:1-3) . Dat is de doelstelling: om te verblijven! Vers 21 spreekt van ‘u’ en is dus niet meer op de lotgevallen van Tyrus toe te passen, maar richt zich geheel op de val van Satan. Toch blijkt hij na zijn val nog steeds over de aarde te kunnen zwerven, echter dan hij heeft zijn hemelse gestalte verloren. De beneden gewesten van de aarde worden omschreven als: die van oudsher een woestenij is. Dat deel van het dodenrijk is dus geen fijne plaats. Over het dodenrijk geeft de Bijbel maar weinig informatie. De theoloog Greenhill spreekt in die context van: zij die van generatie tot generatie in het stof liggen en daar moeten liggen tot de dag des oordeels. Dat zijn zij die een onafgebroken slaap slapen. (Jeremia 51:57 / Daniël 12:13). Openbaring 20:13 zegt daarover:

En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken.

Vers 21 spreekt over de finale afrekening met Satan als de duizend jaren voleindigd zijn (Openbaring 20:7), dus na het Messiaanse Rijk. Satan wordt uit zijn gevangenis losgelaten (Openbaring 20:8) om de wereld nog eenmaal te verschrikken. Die oorlog wordt beëindigd door vuur uit de hemel (Openbaring 20:9c) die al Gods tegenstanders zal verslinden. Dan zal ook Satan onder Gods oordeel vallen, zoals  Openbaring 20:10 getuigt. Zo komt er een einde aan hem die eens lichtdrager (Lucifer) werd genoemd.

Die opstond tegen God en zo Satan werd. Dat is inderdaad een einde vol verschrikkingen.

_________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

 

Ezechiël 27, Inleiding

Dit hoofdstuk is een dichterlijke metafoor over de ondergang van het machtige Tyrus.

 

v1 Toen kwam het woord van Jahweh tot mij, zeggende:

v2 Wat u betreft, mensenzoon: Hef nú een weeklacht aan over Tyrus.

v3 Dan zult u tot Tyrus zeggen - Dat gelegen is aan de poorten der zee; Handelaar van de volken op vele kusten-: Dit zegt de Soeverein Jahweh: Gij Tyrus, ja gij zegt: Ik ben volmaakt in schoonheid.

Er staat poorten – meervoud. Dat klopt precies, want Tyrus had twee havens. De Sidonische haven lag aan de noordzijde. De Egyptische haven aan de zuidzijde.

 

v4 In het hart der zee was uw domein. Zij die u bouwden brachten uw schoonheid tot perfectie.

v5 Van cipressen uit Senir vervaardigden zij uw beide boorden. Zij namen een ceder van de Libanon om een mast voor u te maken.

v6 Van eiken uit Basan werden uw roeiriemen vervaardigd. Uw betimmering maakten zij van cipressen van de kusten van Kittim, ingelegd met ivoor.

De stad Tyrus was beroemd om haar schoonheid en dat gold vooral de tempel van Melkart.

Senir is de Amorietische naam voor de berg Hermon. Daar groeiden cipressen die hardhout leverden voor de romp hun schepen. Basan lag in het noorden van Israël en die streek was bekend om zijn grote eikenbomen. Kittim duidt het Romeinse Rijk dat toen in opkomst was, zoals Daniël 11:30 getuigt.

 

v7 Geborduurd fijn linnen uit Egypte was uw zeil, om als blauw-purperen banier te dienen. Uit de kustlanden van Elisha kwam uw dekzeil.

Het zeil van een schip werd van een afbeelding voorzien (banier) die aangaf bij welk land of haven het schip behoorde. In Genesis 10:4 staat Elisha in de volkenlijst als zoon van Javan (Griekenland). Deze was de stamvader van hen die de kustlanden bevolkten. De tekst spreekt over de Griekse kustlanden.

 

v8 Mannen uit Sidon en Arvad waren uw roeiers. Uw ervaren mannen, o Tyrus, voeren op u als uw matrozen.

v9 Oude rotten uit Gebal, hun bekwaamste vaklieden, waren aan boord om uw naden te breeuwen. Alle schepen van de zee en hun zeelieden kwamen langszij om handel te drijven om uw koopwaren.

v10 Perzië, Lydia en Put dienden in uw legermacht. Mannen die voor ú de strijd aangingen en hun schild en helm aan uw (schip) ophingen. Zij, ja zij brachten u de glorie.

Sidon en Arvad waren kustplaatsen ten noorden van Tyrus. Het is opvallend dat alleen roeiers uit die steden betrokken werden. Dat was minderwaardig werk dat vaak in de vorm van dwangarbeid werd verricht. De bediening van het schip zelf werd alleen aan eigen mensen toevertrouwd (uw matrozen).

Uit Gebal kwamen specialistische houtbewerkers. Als de planken van een schip in de juiste vorm waren gebogen en bevestigd, werden de naden van het schip met pek gedicht (dat is breeuwen).

Tyrus was buitengewoon rijk en kon de beste soldaten huren. Die kwamen uit Perzië, Lydia (in klein-Azië) en Put (Libië). Huurlingenlegers waren gewoon om schilden en helmen aan de muren van ‘hun’ stad op te hangen. Zo werden vijanden gewaarschuwd dat de stad door elitetroepen verdedigd werd.  Glorie duidt de overwinningen – niet door inwoners van Tyrus, maar door het huurlingenleger.

 

v11 Mannen van Arvad en Chelek stonden aan alle zijden op uw muren en Gammadieten verbleven in uw torens. Hun schilden hingen zij rondom aan uw muren. Zij, ja zij voerden uw schoonheid ten top.

v12 Tarsis dreef handel met u vanwege de omvang van al uw rijkdom. Zij ruilden zilver, ijzer, tin en lood voor uw handelswaar.

v13 Griekenland, Tubal en Mesech - zij die handel met u dreven in slaven en producten van brons -, zij ruilden die voor uw koopwaren.

Chelek is Cilicië, een noordelijk buurland. De Gammadieten zijn onbekend. Tarsis lag in zuid Spanje en stond bekend om zijn metaalproducten. In de grondtekst staat Javan, geen Griekenland. Dat duidt Ionische Grieken die zich over de eilanden van de Ionische zee en in west Turkije verspreid hadden. Tubal is het Anatolische koninkrijk Bīt Buritash in het huidige Turkije. Mesech lag westelijk daarvan.

 

v14 Uit Beth-Togarma kwamen werkpaarden, oorlogspaarden en muilezels. Zij ruilden die voor uw koopwaren.

v15 Mannen van Dedan dreven handel tussen u en vele kustlanden om de koopwaren van uw hand.

   Ivoren tanden en ebbenhout gaven zij u als betaling.

v16 Aram dreef handel met u vanwege de overvloed van uw producten; zij ruilden turkoois, purper, borduurwerk, fijn linnen, bloedkoraal en robijnen voor uw koopwaren.

Beth-Togarma is waarschijnlijk Armenië dat in de Kaukasus ligt. Dedan staat voor Danuna. Dat lag ten noorden van Tyrus. Aram is een andere naam voor Syrië.

 

v17 Juda en het land Israël: ook zij dreven handel met u. Zij ruilden tarwe uit Minnith en ook zoetwaren, honing, olie en balsem voor uw waren.

Juda en Israël duiden de koninkrijken na de splitsing. Minnith is een stad in het noorden van Israël..

 

v18 Damascus deed zaken met u - vanwege de overvloed van uw producten en vanwege uw buitensporige rijkdom - in wijn van Helbon, gekamde witte wol en gesponnen waren.

Damascus was de hoofdstad van Syrië. Noordelijk daarvan lag Helbon, een bekend wijngebied. Damascus was een belangrijke producent van gekamde witte wol en gesponnen waren.

 

v19 Uit Uzal kwam men om uw handelswaren. Men bracht smeedijzer, kaneel en kalmoes waartegen uw goederen geruild werden.

Uzal is san’a, een streek die heden Jemen heet. Het was bekend om z’n ijzermijnen en industrie.

Kaneel en kalmoes kwamen uit Perzië en Noord India. Uzal was daarvan de marktplaats.

 

v20 Dedan dreef handel met u in zadeldekens voor het paardrijden.

v21 Arabië en al de vorsten van Kedar waren agenten in uw naam. Zij deden met u zaken in lammeren, rammen en geiten.

Dedan lag in het zuiden van Edom. Kedar wordt in Genesis 25:13 genoemd, als afstammelingen van Ismaël.  De uitdrukking Arabië en al de vorsten van Kedar duidt de woestijnvolken van Arabië.

 

v22 De kooplieden van Scheba en Raëma dreven beide handel met u in het fijnste uit allerlei soorten parfums, kostbaar gesteente en goud, die zij voor uw koopwaren ruilden.

v23 Haran, Kanneh en Eden en de kooplieden van Scheba, Assur en Kilmad dreven handel met u.

v24 Zij waren het die op uw marktplein handel met u dreven in prachtige kledingstukken, blauwe weefsels en borduurwerk, maar ook in veelkleurige vloerkleden met gevlochten strengen die strak geknoopt zijn.

Scheba is waarschijnlijk het huidige Ethiopië. Raëma is onbekend. De drie plaatsen van vers 23 lagen waarschijnlijk in Opper-Mesopotamië. Assur is natuurlijk Assyrië, echter Kilmad is onbekend.

 

De verzen 25-36 spreken voor zichzelf en behoeven daarom geen aanvullende uitleg.

v25 Schepen uit Tarsis vervoerden uw waren en gij werd gevuld (met vracht) en zeer zwaar (aan lading) in het hart van de zee.

v26 Uw roeiers brengen u de wijde zee op, maar u zult door de oostenwind in stukken gebroken worden in het hart der zee.

v27 Uw rijkdom, uw handelsgoederen en uw waren, uw matrozen en uw zeelieden die uw naden breeuwden, maar ook de handelaars van uw waren en alle mannen die voor u oorlog voerden en op u waren, ja met uw gehele bemanning die in uw midden is - zij zullen op de dag van uw schipbreuk in het hart van de zee zinken.

v28 Op het geluid van de schreeuw van uw zeelieden zullen de kustlanden beven.

v29 Dan zullen zij hun schepen verlaten: een ieder die de roeiriemen bedient, de matrozen en alle zeelieden die op de zee zijn.

v30 Zij zullen op de kust staan en hun stem zal een luide weeklacht over u aanheffen en in bitterheid over u weeklagen. Dan zullen zij stof op hun hoofd strooien en zich in as wentelen

v31 Ook zullen zij zich kaalscheren - een kaalheid vanwege u - en zij zullen jute zakken aandoen en over u wenen met een smartelijke ziel en bitter rouwen.

v32 Voorts zullen zij in hun rouw een klaaglied over u aanheffen en zij zullen (aldus) over u weeklagen: Wie is gelijk Tyrus? Zij is tot zwijgen gebracht in het midden van de zee.

v33 Toen uw koopwaren uitgevoerd werden over de zeeën, verzadigde u vele volken. Met uw grote rijkdom en uw waren verrijkte u de koningen der aarde.

v34 Nu bent u verstrooid over de zeeën en in de diepte der wateren en uw gehele bemanning  in uw midden is met u verzonken.

v35 Allen die in de kustlanden wonen zijn ontzet over u en hun koningen sidderen. De huivering heeft hun gelaat verwrongen. De handelaars onder de volken fluiten u uit.

v36 Aldus kwam u tot een verschrikkelijk einde en u zult niet meer bestaan.  

 

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar:  De Profeet Ezechiël 1 door G.A. van de Weerd.

 

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2021 - Ezechiël deel 1, aflevering 21: Ezechiël 26 en 27