2021 - Ezechiël deel 1, aflevering 18: Ezechiël 22

maandag 19 april

Inleiding

Ezechiël 22 handelt over de stad van bloedvergieten – zo wordt Jeruzalem nu door God genoemd en dat zet de toon. Want die naam hoorde bij het machtige Ninevé, de hoofdstad van Assyrië, niet bij Jeruzalem (vers 2). Het was de profeet Nahum (hoofdstuk 3:1) die de stad deze naam gaf, toen hij het oordeel over Ninevé uitsprak. Die uitspraak zal in Israël met instemming ontvangen zijn, want de Assyriërs waren een extreem wreed volk. Nu wordt dezelfde naam op Jeruzalem toegepast. Dat zal in Joodse ogen als een zeer schokkend zijn ervaren.

Hoofdstuk 22 heeft het karakter van een requisitoir aan het einde van een rechtszaak. Alle argumenten, voor en tegen, zijn aan de orde geweest. De getuigen zijn gehoord. Dan wordt de wet nog eens naast de wandaden van de bevolking van Jeruzalem gelegd. Dat is de Mozaïsche wet, zoals die in Leviticus en Deuteronomium beschreven staat. De tragische conclusie is dat Jeruzalem vrijwel alle wetten van God gebroken heeft. We krijgen zelfs de indruk dat de zonde met een pervers genoegen bedreven werd. Dat is een vorm van satanische bezetenheid die de mens afsnijdt van enige invloed ten goede van God uit.

v1  Weer kwam het woord van Jahweh tot mij, zeggende:

v2  Wat u betreft, mensenzoon, wilt u richten? Wilt u de stad van bloedvergieten richten? Confronteer haar dan met al haar afschuwelijke praktijken.

Het is in voorgaande hoofdstukken duidelijk geworden dat Jeruzalem een gewelddadige stad geworden was. Die status was niet beperkt tot de laatste paar jaar van haar bestaan. Koning Achaz deed de deur naar het kwaad open, maar onder koning Manasse en daarna ontspoorden de inwoners van Juda pas echt. 2 Koningen 21:16 getuigt:

Ook vergoot Manasse zoveel onschuldig bloed, dat hij Jeruzalem daarmee vulde van het ene einde tot het andere;

 

v3  Dan zult u zeggen: Zo spreekt de Soeverein Jahweh: O stad, in wiens midden bloed vergoten wordt, wiens ondergang aanstaande is en zich afgoden maakt om zich te verontreinigen.

De profeet ontvangt weer een woord van God. Dat hief tevens, voor wat betreft de gegeven tekst (Dan zult u zeggen), zijn stomheid tijdelijk op (Ezechiël 3:26-27). Een man, die tot bloedschuld veroordeeld werd (Leviticus 20:9-27) diende gedood te worden (Leviticus 17:4b). Voor Jeruzalem geldt hetzelfde vonnis, dus wordt de stad verwoest (wiens ondergang aanstaande is).

Deze tekst suggereert dat het dienen van de afgoden voor de inwoners van Jeruzalem een haast pervers genoegen was. Dat wordt, onder andere, nadrukkelijk bevestigd in hoofdstuk 8, waar beschreven wordt dat men zelfs afgoden plaatste in Gods tempel en daar afschuwelijke afgodische riten praktiseerde. Daarmee ontheiligde men tempel en stad in zulk een mate dat de Sjechina Gods wegtrok (Ezechiël 10)

 

v4  Vanwege uw bloed dat u vergoot verwierf u schuld en door uw afgoden die u zich maakte werd u verontreinigd. Alzo bracht u uw dagen tot een eind en werden uw jaren voleindigd. Want dit gebeurt: Ik zal u tot een voorwerp van minachting maken voor de volken en een doelwit voor al de landen.

Twee hoofdzonden worden er genoemd. De ene leidt tot een schuld die de doodstraf ten gevolge heeft (Gij zult niet doodslaan; Exodus 20:13). De tweede (Gij zult u geen gesneden beeld maken / Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; Exodus 20:4-5) verontreinigt de stad zodanig dat God niet meer te midden van hen wonen kán. Daarmee is het bestaansrecht van Jeruzalem vervallen. Daarom lopen haar dagen tot een eind en worden haar jaren voleindigd. Dat is het tijdperk waarin het Sinaïtische verbond werkzaam was. De ondergang en verstrooiing van het volk Israël is de vervulling van een oude profetie uit Deuteronomium 28:37

Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de HERE u wegvoert.

 

v5  Die nabij zijn en ver van u vandaan zijn zullen spot over u bedrijven, die de naam draagt onrein te zijn, vol van beroering.

Die spot blijft niet beperkt tot Israëls naburen, maar is sindsdien een kenmerk dat over de gehele wereld opgeld doet. Die wereldwijde afkeer en spot tegen Israël noemen we heden antisemitisme. Het is een vorm van haat die elke logica ontbeert en niets menselijks meer heeft. Dat is satanswerk.

De stad Jeruzalem en het volk Israël waren gehouden heilig te zijn; Deuteronomium 14:2

Want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is, en u heeft de HERE uitverkoren om Hem een eigen volk te zijn uit al de volken, die op de aardbodem wonen.

In tegenstelling tot voorgaande tekst heeft Jeruzalem zich een reputatie van onreinheid verworven. Is de stad bekend geworden om haar verdorvenheid, waardoor zij vol van beroering is. Bedoeld wordt: Vol van onrust, geweld en wetteloosheid. Waar willekeur regeert en een mens zijn leven niet zeker is.

 

v6  Zie toch, de vorsten van Israël! Elk zijn zij in u vanwege hun eigen macht, ten einde bloed te vergieten.

De term vorsten van Israël ziet op de regeerders; de bestuurlijke elite. Hoewel zij het volk moesten hoeden, dus leidinggeven in naam van God, zijn ze slechts op eigen gewin uit, zo nodig ten koste van het leven van hun naasten. Sommige exegeten denken hier aan de goddeloze koningen van Juda, onder wier bewind het land zijn ondergang tegemoet ging, te weten: Koning Manasse, Amon, Joahaz, Jojakim, Jojachin en Zedekia.

v7  In u behandelt men vader en moeder met minachting. In uw midden wordt de vreemdeling op verdrukking onthaald. In u worden wees en weduwe slecht behandeld.

v8  U verachtte mijn heilige voorwerpen en u ontheiligde mijn sabbatten.

v9  In u verblijven lasteraars, die eropuit zijn bloed te vergieten. Ook eet men in u op de bergen, terwijl zij schunnige daden in uw midden plegen.

v10 In u onteert men de schaamte van een vader. In u schendt men de periode van onreinheid

v11 In u pleegt de ene man een afschuwelijke overtreding met de vrouw van zijn buurman. Een andere man schendt zijn schoondochter in schande en nog een ander verkracht zijn zuster, de dochter van zijn vader.

In vers 7-11 noemt Ezechiël een aantal zonden van zijn volk. Het zijn stuk voor stuk overtredingen van belangrijke Mozaïsche geboden, zoals we die o.a. in Exodus 20:12, 22:22-24, 31:13, Leviticus 19:4, 20:10-18 en Deuteronomium 24:17 vinden.

 

v12 Men accepteert steekpenningen in u, ten einde bloed te vergieten. U neemt woeker en (onrechtmatige) rente. Ook verkrijgt u door afpersing onrechtmatige winst uit uw buren. Echter, Mij vergat u, zo spreekt de Soeverein Jahweh.

v13 Voorts is zeker dat mijn hand zal toeslaan om de onrechtmatige winst die u verwierf en om uw bloed dat in uw midden vergoten is.

Ook de economie van Juda was gecorrumpeerd tot een bikkelharde kapitalistische maatschappij, waar woekerwinsten, afpersing en bloedvergieten de middelen waren om zich te verrijken.

 

v14 Zal uw moed duurzaam zijn, of zullen uw handen sterk zijn in de dagen dat Ik met u zal afrekenen? Ik, Jahweh, Ik sprak en Ik zal handelen.

v15 Dan zal ik u uiteendrijven onder de volken en ik zal u verstrooien door de landen. Ook zal Ik een eind maken aan uw onreinheid die in u is.

v16 Als u dan door eigen toedoen ontwijd bent voor de ogen van de volken, dan zult u weten dat Ik Jahweh ben.

De profeet Nahum geeft antwoord op de vraag van vers 14. Nahum 1:6 (NBG):

Wie kan standhouden voor zijn gramschap? Wie staande blijven bij zijn brandende toorn? Zijn grimmigheid stort zich uit als vuur en de rotsen springen voor Hem aan stukken.

Het verdorven gedrag van haar inwoners heeft de status van Jeruzalem verlaagd tot onder het niveau van het beruchte Sodom. Dus is Jeruzalem voor God ongeschikt geworden om er te wonen (Ezechiël 16:48). Dat is een heel treurige constatering. Hoe erg het was, blijkt wel uit de rouwklacht van de profeet Jesaja in hoofdstuk 1:21 (NBG):

Hoe is de getrouwe veste tot een ontuchtige (stad) geworden, zij die vervuld was van recht, en waarin gerechtigheid overnachtte, en nu - enkel moordenaars!

Een ontheiligd volk kan geen relatie meer hebben met een heilig God. Een onheilig volk is de vijand van God geworden.

_______________________________________________________________________________________________________________________

 

Met vers 17 begint de parabel van het zuiveren van zilver. Indien we dat goed willen verstaan dienen we de methode die toen toegepast werd om zilver uit erts te winnen mee te laten wegen.

Het raffineren van zilver was een proces in twee stadia. De basisgrondstof werd gevormd door erts dat een mengsel was van steen en metaalsulfiden. Het erts bevatte gewoonlijk verschillende metalen, waarvan lood het belangrijkste was. Eerst werd het erts verhit, totdat alle metaal daarin gesmolten was. Dat zakte dan naar de bodem van de oven, terwijl het overige, waardeloze materiaal (de sintels), bovenop kwam te drijven. Na afkoeling waren de twee gemakkelijk te scheiden. De aldus verkregen metaalslak of proleptische slak (hier schuim genoemd) bevatte sulfiden van koper, tin, ijzer, lood en zilver en nog wat andere verontreinigingen uit het oorspronkelijke erts. Dit blijkt volgens vers 18 tevens het eindproduct te zijn. Dat was normaal niet de bedoeling; men wilde puur zilver.

In een verder proces gebeurde het volgende: De verkregen metaalslak werd in stukken gehakt en in een smeltkroes gedaan, gemaakt van beenderas, en daarna verhit. De beenderas absorbeerde de onedele elementen, zoals een spons water opneemt. Indien dit proces enige malen werd herhaald, bleef uiteindelijk puur zilver over.

 

 

v17 Toen kwam het woord van Jahweh tot mij, zeggende:

v18 Mensenzoon, een ieder van het huis van Israël is voor Mij tot metaalslak geworden. Koper en tin en ijzer en lood, in het binnenste van een oven gedaan, zij zijn (slechts) zilverslakken.

Het volk Israël was door God voorbestemd een heilige natie te zijn. Dat betrof een bijna volmaakte toestand. Dus zilver in plaats van goud. De weg tot die status wordt vergeleken met de raffinage van zilver. Zuiver zilver wordt, via een raffinageproces, gewonnen uit erts dat uit verschillende materialen bestaat. Dat mengsel stelt de wereldbevolking voor. Daaruit werden bijzondere mensen gekozen, zoals Abraham, Izaäk, Jakob en Mozes die het volk boven het gewone uittilden en hun volk voorgingen in heiliging. Het raffinageproces is echter blijven steken. Wat er is ontstaan blijkt waardeloos materiaal te zijn (zilverslakken), omdat men de verontreinigingen - de zonden zoals hiervoor besproken - niet heeft weten te verwijderen.

 

v19 Daarom, zo spreekt de Soeverein Jahweh: Omdat u allen tot metaalslakken zult worden, daarom zie dan! Ik zal u verzamelen in het midden van Jeruzalem.

Toen koning Nebukadnezar Juda binnentrok, vluchtte een deel van de bevolking naar Jeruzalem. De stad had machtige muren en men vertrouwde erop dat Jeruzalem onneembaar was. Voor de Eeuwige blijkt deze concentratie van mensen (verzamelen) onderdeel te zijn van het oordeel over Jeruzalem. De stad blijkt geen vluchthaven, maar wordt de plaats van hun ondergang. Dit is de pot en wij zijn het vlees, zei men (Ezechiël 11:3). Dat wil zeggen: Jeruzalem biedt ons veiligheid. De Almachtige beslist echter anders (Ezechiël 11:11).

 

v20 Zoals men zilver, koper, ijzer, lood en tin in het midden van een oven samenbrengt, ten einde het te verzengen en met vuur te smelten, zo zal Ik in mijn toorn en in mijn wraak u (daarin) werpen en Ik zal u smelten.

v21 Ja, Ik zal u samenbrengen en Ik zal op u blazen met het vuur van mijn wraak en u zult gesmolten worden in haar binnenste.

v22 Als het smeltproces van zilver in het midden van een oven, zo zult u gesmolten worden binnen in haar en u zult weten dat Ik, Jahweh, Ja Ik mijn wraak over u uitstortte.

Alle inwoners van Jeruzalem worden onderworpen aan het smeltproces, dus aan het Goddelijk oordeel. Sommigen theologen zien in het raffinageproces de loutering van het volk die tot doel had om de goddelozen van de gelovigen te scheiden. Daarover doet de Bijbel echter geen uitspraak in dit kader; dat gebeurt pas in de Eindtijd.

Van de weinige overlevenden die aan de slachting ontsnapten, werd een deel in slavernij gevoerd. Een klein deel ontsnapte en vluchtte naar de bergen. Nergens vinden we enige verwijzing die er op duidt dat zij een gelovig restant van Jeruzalem vormden. De oplossing is om vers 19 nog eens goed te lezen. Daar staat: Omdat u allen tot metaalslakken zult worden. Dat is toekomende tijd, iets dat nog gaat gebeuren. Dat proces wordt in de volgende verzen beschreven. Hier wordt niet gesproken van de fabricage van zilver, maar van de eerste stap in het smeltproces, waaruit de metaalslak wordt gewonnen. Dat was, op zich, een waardeloos materiaal, dat als grondstof diende voor de raffinage van zilver. Inderdaad, het zilver vertegenwoordigt het gelovig Israël, maar die stap wordt hier niet gemaakt.

 

v23 Nogmaals kwam het woord van Jahweh tot mij, zeggende:

v24 Mensenzoon, zeg dit tot haar: U en het land zijn niet gereinigd. Er is geen stortregen over haar gegaan zoals op de dag der wraak.

De stortregen is een metafoor van de zondvloed die eens de aarde schoonwaste van haar goddeloze bewoners (Genesis 7 en 8). Dat oordeel overkwam ook Sodom (Genesis 19). Een dergelijke rigoureuze schoonmaak heeft nog niet in Juda plaatsgevonden. Nog niet, want haar zondeschuld was dermate groot dat het al had moeten gebeuren (Ezechiël 16:46-56). Slechts het feit dat God zelf in de tempel woonde had de Almachtige ervan weerhouden het oordeel uit te voeren (Ezechiël 20:9). Nu lijkt het wel alsof God zegt: Ik heb verzuimd het land te zuiveren van ongerechtigheid. Dat wordt nu rechtgezet. Een volgende dag der wraak is aanstaande.

 

v25 Want de samenzwering van haar profeten binnenin haar is, alsof een brullende leeuw zijn prooi verscheurt, mensen verslinden zij. Schatten en kostbare voorwerpen nemen zij weg en in haar midden veroorzaken zij velen van haar weduwen.

Dit zijn valse profeten. Jeremia 23:9-32 spreekt daarover. Uit die tekst krijgen we de indruk dat er nogal wat van dat type profeten waren. Dat kan echter niet verwonderen, want Satan heeft kwantiteit altijd verkozen boven kwaliteit. Zo bracht koning Achab liefst vierhonderd vijftig profeten in het veld tegen slechts één profeet van God, Elia (1 Koningen 18:22). Eén valse profeet wordt met name genoemd, Hananja. Hij stond aan het hoofd van het ‘gilde’ van de valse profeten. Uit het boek Jeremia wordt duidelijk dat zijn invloed groot was en hij adviseerde koning Zedekia (Jeremia 28). Hij is het type van Dé Valse Profeet, die zal optreden in de Eindtijd. Ook dan zal de slag om Jeruzalem gaan.

De raad van Hananja overstemde de enige ware profeet van God, Jeremia, waardoor koning Zedekia tegen Gods wil, in opstand kwam tegen koning Nebukadnezar. Daarmee was het lot van Jeruzalem bezegeld. Juda werd aangevallen en veroverd. Jeruzalem werd verwoest en het grootste deel van de bevolking (vooral de mannelijke leden) werd afgeslacht. Aldus veroorzaakten de valse profeten inderdaad velen van haar weduwen. (Zefanja 3:3).

 

v26 Haar priesters doen mijn wet geweld aan en zij ontwijden mijn heilige voorwerpen. Tussen heilig en gewoon weten zij geen onderscheid te maken en zij onderwijzen niet om het reine van het onreine te onderscheiden. Ook sluiten zij hun ogen voor mijn sabbatten. Aldus werd Ik ontheiligd onder hen.

In feite staat er: Haar priesters schenden de Thora. Bedoeld wordt; zij misbruikten de Thora om er zelf beter van te worden. Micha 3 spreekt daarover; vers 5:

Aldus spreekt Hij, God, tot de profeten, die mijn volk tot dwaling leiden. Zij, die zich voeden met hun tanden terwijl zij vrede verkondigen. Echter, indien Hij niet voor hun monden voorziet, dan bereiden zij oorlog tegen Hem voor.

Het Hebreeuwse woord hāmas betekent geweld, of beter nog: iemand geweld aandoen. Zou het toeval zijn, dat een terreurorganisatie in onze tijd dezelfde naam draagt?

 

v27 Haar ambtenaren, die in haar zijn, gedragen zich als wolven die hun prooi verscheuren om bloed te vergieten. Aldus doden zij mensen om op onrechtvaardige wijze zich onrechtmatig te verrijken.

v28 En haar profeten bedekken het met witkalk, door bedrieglijke visioenen te zien en voor hen leugenachtige voorspellingen te doen. Die zeggen: dit zegt de Soeverein Jahweh, terwijl Jahweh niet gesproken heeft.

v29 Het volk van het land is gericht op afpersing en zij roven en stelen. Ook verdrukken zij de arme en de behoeftige en de vreemdeling wordt slecht behandeld, zonder recht.

v30 Toen zocht Ik een man onder hen die een muur kon bouwen en zo voor Mij in de bres kon staan ten behoeve van het land, opdat het niet verwoest zou worden. Maar Ik vond er geen.

v31 Daarom zal Ik mijn wraak op hen uitstorten. Ik zal hen verteren met het vuur van mijn toorn en Ik zal hun daden op hun eigen hoofden doen neerkomen, zo spreekt de Soeverein Jahweh.

‘Ten einde raad’ zoekt God zich een richter. Een leider die het tij keren kan. Een man als Mozes die het Sinaïtische verbond had kunnen redden (Psalm 106:23). Maar Ik vond er geen, zo klinkt het treurig. Daarmee is de laatste hoop vervlogen.

Hiermee wordt het ´hoofdstuk Israël´ in de geschiedenis afsloten en is het Sinaïtische verbond ten einde gekomen. Rest nog de beloften van de profeten dat eens het land weer in alle glorie hersteld zal worden. Heden zien we daar de proloog van, nu het volk Israël weer (deels) naar het beloofde land is teruggekeerd. Maar, pas als de Messias komt kan alle profetie vervuld worden en het Messiaanse Rijk aanbreken. Maranatha!

 

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar:  De Profeet Ezechiël 1 door G.A. van de Weerd.

 

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2021 - Ezechiël deel 1, aflevering 18: Ezechiël 22