maandag 19 april
Ezechiël 16 spreekt over de levensloop van een vrouw. Zij typeert het volk Israël. Als baby wordt zij te vondeling gelegd en dan door God geadopteerd. Ze groeit op en trouwt met God, maar na enige tijd wordt ze Hem ontrouw. Dit hoofdstuk is een goddelijk treurdicht over de verloren liefdesrelatie tussen God en Israël. Deze gaat teloor, omdat Israël God verlaat. Daarin laat de Eeuwige ons iets blijken van Zijn diep gekwetste gevoelens.
Nu kunnen wij niet op gelijke voet met God communiceren en begrijpen wat Hem beweegt of wat Hij voelt. Vandaar dat de Eeuwige zijn ‘verhaal’ overbrengt in een allegorie, waardoor toch iets van Zijn emoties zichtbaar wordt. Zo lezen wij dan het verhaal van de liefde tussen God en een vrouwelijke baby die opgroeit tot een betoverend mooie vrouw. Een verhaal dat een ontroerend mooi begin heeft, in tranen en bloed overgaat en eindigt met een heilrijke belofte.
v1 Voorts kwam het woord van Jahweh tot mij, zeggende:
v2 Mensenzoon, confronteer Jeruzalem nu met haar afschuwelijke praktijken!
v3 Dan zult u zeggen: Zo spreekt de Soeverein Jahweh tot Jeruzalem: Uw voorgeslacht en uw afkomst liggen in het land der kooplieden. Uw vader kwam uit de Amorieten en uw moeder uit de Hethieten.
Het volk Israël stamt af van aartsvader Abraham die uit een Amoriet (vader Terah) en een Hethietische (Abrahams moeder) geboren werd. De Amorieten (Babylon) en de Hethieten (Assyrië) waren tevens de volken die het Goddelijk oordeel uitvoerden. Assyrië vernietigde Israël, Babylon Juda.
v4 Wat uw geboorte aangaat: op de dag dat u geboren bent werd uw navelstreng niet afgesneden, noch werd u met water gewassen om u schoon te maken, noch voor het gewreven zijn met zout, werd u met zout ingewreven, noch werd u omwikkeld om ingezwachteld te zijn.
De schaarste aan schoon water liet niet toe dat men vaak kleren kon wassen. Daardoor verzuurde de kleding die alzo een potentiële bron van ziekte werd. De beschreven behandeling was een hygiënisch alternatief voor het dagelijks wassen van de baby en de babykleren en voorkwam dat de babykleren zuur werden. Deze methode werd rond 1900 nog door verscheidene bedoeïenstammen toegepast.
v5 Geen oog zag in ontferming op u neer, om u één van deze dingen te doen en om medelijden met u te hebben. Integendeel, u werd ergens in het open veld geworpen. Want uw ziel werd versmaad op de dag van uw geboorte.
v6 Toen kwam Ik aan u voorbij en Ik zag u, badende in uw bloed. En Ik zei tot u: Gij in uw bloed, blijf leven! Ja, Ik sprak tot u: blijf leven! Gij in uw bloed!
v7 Ik deed u opgroeien gelijk planten in het veld. Zo groeide u op en ontwikkelde u zich en werd tot de schoonste onder de juwelen. Uw borsten kwamen tot wasdom en uw haar groeide uit, hoewel u naakt en onbeschermd was.
In tijden van grote schaarste werden vrouwelijke baby’s te vondeling gelegd of zelfs gedood. Wat in vers 5 beschreven wordt is de moord op een baby. Het kind wordt met open navelstreng achtergelaten in het open veld waar het, of snel dood zal bloeden, of een prooi zal worden voor de wilde dieren.
v8 Toen kwam Ik aan u voorbij en Ik keek u aan. En ziet! De tijd der liefde was aangebroken. Dus spreidde Ik een slip van mijn kleding over u uit en bedekte uw naaktheid. Ook zwoer Ik u een eed en ging een verbond met u aan, zo spreekt de Soeverein Jahweh. Toen werd u de Mijne.
v9 Toen baadde Ik u met water en Ik waste uw bloed van u af en bracht zalf op u aan.
Met vers 8 springt de profetie naar de tijd toen Israël in Egypte verbleef en zwaar verdrukt werd. Toen begon ontstond een ontluikende liefde tussen de Almachtige en dit zwaar beproefde volk.
De jonge vrouw is volwassen geworden, dus is het tijd voor de liefde. Gewoonlijk werd een huwelijk door ouders gearrangeerd of werd door de man een aanzoek gedaan. Dat laatste is hier het geval. Het is niet zo dat de jonge vrouw tegen haar wil trouwt. Zij (Israël) stemt er van harte mee in. Exodus 24:3
Toen kwam Mozes en deelde het volk al de woorden des HEREN en al de verordeningen mee, en het
gehele volk antwoordde eenstemmig: Al de woorden, die de HERE gesproken heeft, zullen wij doen.
Na het ontstaan van een liefdesrelatie tussen God en Israël, wordt er een huwelijk gesloten. Dat is het Sinaïtische verbond. Het is ontroerend te beseffen dat de vroege periode van het Sinaïtische verbond door de Eeuwige zelf de tijd der liefde wordt genoemd.
v10 Daarna kleedde Ik u in veelkleurige, geborduurde gewaden en deed u luxe leren sandalen aan. Ja, ik kleedde u in het fijnste linnen en hulde u in kostbare kledingstukken.
v11 Voorts tooide ik u met juwelen en deed armbanden aan uw armen en een halssnoer om uw nek.
v12 Ook deed Ik een ring aan uw neus en oorringen aan uw oren en een schitterend diadeem op uw hoofd.
v13 Aldus werd u getooid met goud en zilver. Uw kleding was fijn linnen, kostbare stoffen en veelkleurige geborduurde gewaden. U at fijn meel, honing en olijfolie en u werd steeds mooier, ja, zeer schoon. Zo groeide u op om koningin te worden.
v14 Vanwege uw schoonheid verspreidde uw roem zich onder de volken, want die was volmaakt vanwege mijn glorie die Ik u gaf, zo spreekt de Soeverein Jahweh.
De ‘aankleding’ van koningin Israël begint wanneer het land Kanaän wordt binnengetrokken en wordt voltooid als Jeruzalem de hoofdstad van Israël wordt en de tempel ingewijd. Dat was het kostbaarste juweel (diadeem, vers 12) van het land. Daarom heet Israël ook wel Sieraadland (Daniël 11:16).
v15 Maar u vertrouwde op uw eigen schoonheid en werd prostitué vanwege uw roem en u schonk uw gunsten kwistig aan een ieder die voorbijkwam. Voor hem was het bestemd.
v16 Toen nam u van uw kledingstukken en maakte voor u veelkleurige hoge plaatsen en zette uw prostitutie aan hen door. Dat was nooit eerder gebeurd, noch zou het mogen voorkomen.
v17 Ook nam u de juwelen van uw opschik, van mijn goud en van mijn zilver, dat Ik u gaf. U maakte mannelijke afgoden voor uzelf en begaf zich met hen in de prostitutie.
v18 En u nam van uw geborduurde gewaden en deed die aan, maar ook van mijn olie en mijn reukwerk en offerde die voor hun aangezicht.
v19 Ook mijn voedsel, dat Ik voor u bestemde - fijn meel, olijfolie en honing, dat Ik u te eten gaf - ook dat offerde u vóór hun aangezicht als welriekend, kalmerend reukwerk. Zo is het geschied, spreekt de Soeverein Jahweh.
v20 Ook nam u uw zonen en uw dochters die u voor Mij ter wereld bracht en u offerde ze om hen tot voedsel te zijn. Was uw prostitueren niet erg genoeg?
v21 Ja, u slachtte mijn kinderen af en u gaf ze (de afgoden) en deed ze door hen heen trekken.
v22 En bij al die afschuwelijke praktijken en uw prostitueren herinnerde u zich de dagen van uw jeugd niet, toen u naakt en onbeschermd was en u wentelde in het bloed.
v 23En dat kwam boven op al uw andere verdorvenheden. Wee! Wee u! Zo spreekt de Soeverein Jahweh.
Dan treedt de kentering in. De eerste liefde blijkt voorbij. De bruid keert zich af van haar echtgenoot en zoekt andere minnaars. Zij richt zich tot elke voorbijganger die haar aanstaat. Dat zijn Israëls machtige naburen, Egypte, Syrië, Tyrus, Assyrië en Babylon die verleidt worden door de rijkdom van de vrouw (Israël). Die gebruikt zij voor eigen doeleinden om zo een koers los van God te kunnen varen. Deze afval (God noemt het prostitutie) begon onder koning Salomo. Tegen Gods wil sloot hij allianties met heidenvolken en trouwde hun prinsessen. Deze namen hun eigen goden mee en zo kwam de afgodendienst Israël binnen (1 Koningen 11:1-13), met funeste gevolgen.
De verleiding om gaven die God gegeven heeft, op zich te beschouwen als iets waar je op kunt bouwen (zonder God), vormt één van de grootste verleidingen voor Gods kinderen door de eeuwen heen. Een dodelijke val, waar menige evangelist, predikant of kerkleider aan bezweken is. Hoe meer begiftigd men is, hoe groter de verleiding. Zo kan een succesvol systeem, een grote welsprekendheid of bijzondere leiderskwaliteiten tot succes zonder God leiden. Tot schade van de Gemeente van Christus.
Vers 20 Eén van de meest gruwelijke zonden was het brengen van mensenoffers. In Juda ging het om de dienst aan Moloch. Deze gruwelijke praktijk werd ingevoerd onder koning Achaz die zelfs zijn zoon offerde. Melek is de naam voor de god van de onderwereld. Het woord werd gevocaliseerd met de klinkers van bōšet (= schande) en zo ontstond Molek dat verbasterd werd tot Moloch. Men offerde kinderen aan deze afgod. Het kwam zowel in Juda als Israël voor. Het dal Ben-Hinnom is wel de meest beruchte offerplaats (Jeremia 19:6) waar deze afschuwelijke afgodendienst plaatsvond. Het ergste was nog wel dat men er niet voor terugdeinsde om tijdens het offeren de naam van Jahweh aan te roepen.
v24 Toen bouwde u een verhoging voor uzelf en maakte voor u een verheven heiligdom op elk
openbaar plein.
v25 Op elk kruispunt bouwde u zich verheven heiligdommen en corrumpeerde uw schoonheid. U spreidde uw benen voor een ieder die voorbijkwam en uw hoererij nam voortdurend toe.
v26 U liet zich in met prostitutie met de zonen van Egypte, uw naburen die groot van vlees zijn en breidde uw hoerachtig gedrag uit om Mij tot toorn te verwekken.
v27 Daarom, zie! Ik strekte mijn hand tegen u uit en verkleinde uw gebied. Ook gaf Ik u over aan de wellust van uw vijanden, de dochters van de Filistijnen die geschokt waren door uw wellustig gedrag.
v28 Ook liet u zich in met hoererij met de zonen van Assyrië, want u was onbevredigbaar. Ja u begaf zich ook in prostitutie met hen en zelfs toen werd u niet bevredigd.
v29 Toen breidde u uw hoererij uit naar het handelsland Chaldéa, maar zelfs daarmee werd u niet bevredigd.
v30 Hoe zwak is uw wil wel niet! - zo spreekt de Soeverein Jahweh - dat u dit doet. Al die daden van een vrouw die een schaamteloze hoer is?
v31 Toen u zich een hoogte bouwde op elk kruispunt en u zich een verheven heiligdom maakte op elk openbaar plein, werd u dan niet verschillend aan een hoer, omdat u de betaling minachtte?
v32 O overspelige vrouw. In plaats van uw echtgenoot verkiest u vreemden!
v33 Aan elke hoer geeft men geschenken. U echter, ja ú geeft uw geschenken aan een ieder die u bemint en u koopt hen om, overal vandaan, om tot u te komen voor uw ongeoorloofde gunsten.
v34 Zo is het met u tegengesteld ten opzichte van die vrouw in uw hoererijen. Want men ging niet achter u aan om uw gunst te winnen en u daarvoor een vergoeding te geven. Ja, geen betaling is aan u gedaan. Daarin bent u geheel anders.
Vers 24 Het land Kanaän werd volgebouwd met offerhoogten (verhoging – waar afgoden gediend werden) en heidense heiligdommen. Daarmee pleegde Gods volk geestelijke hoererij. De tekst schetst een van-kwaad-tot-erger. Een leven los van God zet de deur open voor Satan. Dan is de barrière weg die ons beschermt tegen boze machten en krijgen die de kans om ons te vergiftigen.
Vers 26 Het land Israël wordt verkleind en deels aan haar vijanden gegeven. In eerste instantie ziet dat op de neergang van het tienstammenrijk. In tweede instantie op de inperking van het gebied van Juda dat later een aanzienlijk deel van zijn grondgebied moest afstaan aan de Filistijnen.
Vers 27 Veelzeggend is het dat de afgoderij van Israël en Juda, vooral onder de koningen Manasse en Amon, zo erg in het oog liep dat het de Filistijnen (die zelf afgodendienaars waren) schokte.
Vers 29 Na de ondergang van Assyrië werd Babylon (Chaldéa) de wereldheerser. En ook daarvan werd de afgodendienst, de Babylonreligie, door Juda overgenomen.
Vers 30-34 De tekst krijgt een onverwachte wending. Tot nu toe werd Israël vergeleken met een hoer die haar gunsten verkoopt. Nu blijkt dat zij haar minnaars zo erg nodig heeft dat zij geen betaling meer eist, maar geld en geschenken aan haar minnaars aanbiedt om hen te lokken. De allegorie beschrijft op exacte wijze de geschiedenis. Onder koning Salomo dongen heidense landen naar zijn gunst, zo machtig was hij (2 Kronieken 9). Toen daarna zijn rijk in twee delen scheurde was het gedaan met de macht van het eens zo glorieuze rijk. Van die tijd af moest men de gunsten van vreemde volken kopen.
v36 Zo spreekt de Soeverein Jahweh: Omdat uw overvloed is uitgestort en u uw naaktheid in uw hoererijen aan hen die u beminden toonde; Maar ook vanwege al uw afschuwelijke afgoden en om het bloed van uw kinderen, dat u hen gaf;
v37 Daarom: zie Mij aan! Die al uw minnaars bijeenbrengen zal, waarmee u plezier hebt gehad. Voorzeker, zowel allen die u beminden als allen die u haatten. Ja Ik zal hen overal vandaan tegen u bijeenbrengen en uw naaktheid in hun tegenwoordigheid ontbloten. Dan zullen zij geheel uw naaktheid zien.
v38 Dan zal Ik u veroordelen tot de straf van vrouwen die overspel plegen en die bloed vergieten. Ik zal wrekend bloed over u brengen en naijverige toorn.
v39 Dan zal Ik u in hun hand geven en zij zullen uw hoogten neerhalen en uw verheven heiligdommen verwoesten. Zij zullen u van uw klederen ontdoen en uw verfraaiende juwelen afnemen en u naakt en onbeschermd achterlaten.
v40 En zij zullen een menigte tegen u uitbrengen en zij zullen (u) met stenen stenigen en zij zullen u met hun zwaarden in stukken hakken.
v41 Ook zullen zij uw huizen platbranden met vuur en oordelen aan u voltrekken, voor de ogen van vele vrouwen. Dan zal Ik een halt toeroepen aan uw prostitutie en u zult de vergoeding niet langer betalen.
v42 Dan zal Ik mijn toorn tegen u tot bedaren brengen en mijn naijverige woede zal van u wijken.
Zo zal Ik gekalmeerd zijn en niet langer toornig.
v43 Omdat u niet gedacht hebt aan de dagen van uw jeugd en Mij tot razernij bracht met dit alles en meer; daarom zal Ik zekerlijk uw gedrag op uw hoofd doen neerkomen, spreekt de Soeverein Jahweh. En voegde u niet in wellustigheid toe aan al uw walgelijke praktijken?
Vers 36 Kort vat de Soeverein Jahweh de misdaden nog eens samen die tot het vonnis leiden.
Vers 37 Dan volgt het vonnis. Al de minnaars zullen bijeengebracht worden en als vijanden van Juda en tegen u opgezet worden. Ook zullen de klederen en de sieraden van vrouwe Israël haar afgenomen worden. Dat duidt de bescherming en verzorging van Godswege – Zijn zegeningen. Dan zullen de heidenvolken beseffen dat God niet meer met hen is.
Vers 39 Hoeren en echtbreeksters werden in Israël naakt (naaktheid, vers 37) aan de schandpaal gebonden en gestenigd. Dat is ook het toekomstige lot van Juda. Die naaktheid ziet, zoals reeds gezegd, op het ontvallen van Gods bescherming, dus het einde van het Sinaïtisch verbond. De dood (steniging, vers 40) is de vernietiging van Jeruzalem en het land.
Vers 42 Opvallend is dat Gods toorn niet vanzelf tot bedaren komt. De schuld is kennelijk niet te voldoen, daarvoor is deze te zwaar. Echter, indien God zichzelf niet tot bedaren had gebracht, was er geen mens uit het volk Juda/Israël overgebleven. Dan zou ook de geslachtslijn van de Messias afgebroken zijn en vele profetieën ontkracht. Dat weerhoudt Hem van een volkomen uitroeiing van Juda/Israël: om Zijns Naams wille (Daniël 9:17).
v44 Zie dan! Een ieder die spreuken over u citeert, zal het spreekwoord aanhalen, zeggende: zo moeder, zo dochter.
v45 De dochter van uw moeder bent u die haar echtgenoot en haar kinderen verachtte. Maar ook een zuster van uw zusters, u die hun echtgenoten en hun kinderen verachtte. Uw moeder was een Hethietische en uw vader een Amoriet!
v46 Ja, uw oudere zuster was Samaria. Zij woonde met haar dochters ten noorden van u en uw zuster die jonger dan u was, die ten zuiden van u woonde, was Sodom met haar dochters.
v47 Doch u wandelde niet alleen in hun wegen en (niet alleen) volgde u hun walgelijke praktijken. Al heel snel werd u meer verdorven dan zij in al uw wegen
v48 Zo waarachtig als Ik leef, zo spreekt de Soeverein Jahweh: Nooit deed zij, Sodom, uw zuster, ja zij en haar dochters, overeenkomstig wat u en uw dochters deden.
v49 Zie dan! Dit nu was de zonde van Sodom, uw zuster: arrogantie, zwelgen in voedsel en zorgeloze onverschilligheid. Zo was haar gedrag en dat van haar dochters. Maar de hand van de arme en behoeftige vulde zij niet.
v50 Ja, zij waren hooghartig en deden walgelijke dingen voor mijn aangezicht. Daarom deed Ik hen weg, gelijk u gezien hebt.
v51 En Samaria pleegde nog niet de helft van de zonden die u deed. Ja u deed meer walgelijke dingen; meer dan zij deden en maakte uw zusters rechtvaardig door al de walgelijke dingen die u deed.
v52 Welnu, u zult uw schande dragen, want u verschafte rechtvaardigheid aan uw zusters, vanwege uw zonden, die u meer dan zij verachtelijker maakte. Zij lijken meer rechtvaardig dan u. Wees daarom beschaamd! Draag uw schande! Want het deed uw zusters rechtvaardig lijken.
v53 Nochtans zal Ik een keer brengen in hun lot: het lot van Sodom en haar dochters en het lot van Samaria en haar dochters en ook het lot van u, te midden van hen.
Vers 44-45 De moeder is een Hethitische waar Assyrië uit voortgekomen is en dat ging kort voor de val van Juda ten onder. De dochter stelt Israël voor. Dus: Zo moeder, zo dochter. De appel valt niet ver van de boom. U is Jeruzalem, haar kinderen zijn de andere steden van Juda. De zusters van Jeruzalem zijn Samaria en Sodom (vers 46) en hun kinderen de overige steden van die landen (Zie ook: vers 3).
Vers 46 Nemen we de tekst letterlijk dan was Samaria (= Israël) er reeds voordat Juda ontstond. Dat klopt precies, want het Tienstammenrijk was rechtens erfgenaam van het rijk van Salomo. Alle twaalf stammen wezen namelijk koning Rehabeam af (2 Kronieken 10:16). Daarna ontstond het koninkrijk Juda; het was een afgescheiden deel van Israël. Dus was Samaria inderdaad de oudere zuster.
Vers 47 De inwoners van Jeruzalem zondigden veel zwaarder dan Samaria en Sodom. En van Sodom werd gezegd, Genesis 18:20: Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar groot, en haar
zonde is voorwaar zeer zwaar. Voor velen zal dus de vraag opkomen: Waarom was God dan zo lang geduldig met Jeruzalem als het zo zwaar zondigde? Het antwoord is: Omdat daar de tempel Gods stond en de Almachtige daar zijn woonplaats had. Ter wille van Zichzelf, dus van zijn heilige Naam onder de heidenvolken, werd de stad Jeruzalem (dus ook Juda) meer genade geschonken dan Sodom of Samaria.
v54 Aldus, dat u uw schande moge dragen en beschaamd moge zijn over alles wat u deed toen u hen plezierde.
v55 Wat uw zusters betreft: Sodom zal, met haar dochters, wederkeren tot hun voormalige staat en Samaria zal, met haar dochters, wederkeren tot haar voormalige staat. En u en uw dochters; u zult wederkeren tot uw voormalige staat.
v56 Ook kwam het niet voor dat Sodom, uw zuster, door uw mond genoemd werd, ten dage van uw trots,
v57 vóór het moment dat uw verdorvenheid werd onthuld. Dus de tijd van de schande van de dochters van Aram en allen die rondom haar waren; (zoals) de dochters van de Filistijnen. Al diegenen rondom die haar verachtten.
v58 Wat betreft uw wellustigheid en uw walgelijke praktijken: u, ja u zult het dragen, zo spreekt Jahweh.
v59 Voorwaar, zo spreekt de Soeverein Jahweh: Zekerlijk zal Ik met u handelen, gelijk u verdient, want u verachtte mijn eed door het verbreken van het verbond.
v60 Toch zal Ik, ja Ik, mijn verbond met u gedenken uit de dagen van uw jeugd. Dan zal Ik een eeuwigdurend verbond met u grondvesten.
v61 Dan zult u zich uw wegen gedenken. En u zult beschaamd zijn als u uw zusters ontvangt, degenen ouder dan u samen met degenen jonger dan u. En Ik zal ze aan u geven als waren het dochters. Echter niet op basis van het verbond met u!
v62 Aldus zal Ik mijn verbond met u grondvesten en u zult weten dat Ik Jahweh ben.
v63 Opdat u zult gedenken en u beschaamd zult zijn. Dan zal er nooit meer een mond over u geopend worden vanwege uw vernedering, ten dage dat Ik uw bedekking bewerk voor alles wat u deed, zo spreekt de Soeverein Jahweh.
Vers 54-56 De bevolking van Sodom werd uitgeroeid (Genesis 19:24-25) dus kunnen zij niet bedoeld zijn. Ezechiël bedoelt de landstreek en die lag in het gebied van de Dode Zee, ver onder zeeniveau. Volgens Ezechiël 47:8-11 en Zacharia 14:4 zal die in de Eindtijd opgeheven worden waardoor de Dode Zee leeg zal stromen in de Rode Zee. De tempelrivier zal de streek gezond maken en tot zegen zijn.
Op Sodom keek elke rechtgeaarde Israëliet minachtend neer. Die stad stond voor een dieptepunt in goddeloosheid en verdorvenheid. Nu heeft Israël zich een zo slechte naam verworven dat hun status zelfs onder die van Sodom is gezakt. Zo werd de profetie uit Deuteronomium 28:37 vervuld:
Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert.
Vers 60 Ondanks de zware schuld van Israël blijft het eerste verbond, dat met Abraham was gesloten, staan. Het woord gedenken heeft daarin de betekenis van bestendigen. Die belofte moet nog vervuld worden. Heden zien we de eerste tekenen daarvan nu de Joden weer terug zijn in Kanaän. De Messias, moet echter nog komen. Pas dan breekt de ware vervulling aan; de stichting van het Messiaanse Rijk.
Vers 61 De ontvangst ziet op de jaarlijkse bedevaarten van de eens vijandige buurvolken die in het Messiaanse Rijk zullen plaatsvinden. Dat is nog onvervulde toekomst, ook voor ons. De profeet Zacharia spreekt daarover in verrassend duidelijke bewoordingen, hoofdstuk 14:16
En het zal geschieden: Alle overlevenden uit de volken, die Jeruzalem aangevallen hebben, zullen naar hun getal van jaar tot jaar opgaan, om de koning, de Here der heerscharen, te aanbidden en om het loofhutten feest te vieren.
Die zegeningen zijn niet in het oude, Sinaïtische verbond geworteld, maar in het Eeuwige verbond – Berit Olam. Dat is een eenzijdige verbondsbelofte van God waar Israël niet aan bijdraagt.
Vers 63a Het beschaamd zijn ziet niet op vers 52-54. Daar betreft het zelfverwijt omdat de rampspoed door eigen schuld was ontstaan. Vers 63 duidt op toekomstige schaamte; in de Eindtijd. Want als het Messiaanse Rijk gesticht wordt zal de herinnering aan het verleden niet verdwijnen. Dan zal een bekeerd volk terugblikken op een trieste periode in hun geschiedenis, waarin God diep gekrenkt werd.
Vers 63b De profetie sluit magistraal af. Na berouw (gedenken) en bekering (beschaamd) volgt vergeving (dat Ik uw bedekking bewerk). Dat proces leidt tot de stichting van het Messiaanse Rijk. En daar zal niemand meer over de schande van Gods volk spreken (Dan zal er nooit meer een mond over u geopend worden vanwege uw vernedering), zoals in vers 44. (Lees: Jesaja 52:13 tot 53:12)
Terug naar overzicht