2021 - Ezechiël deel 1, aflevering 12: Ezechiël 13

woensdag 23 december

Inleiding Ezechiël 13

In dit hoofdstuk vinden we een aantal Godsspraken, die gericht zijn tegen valse profeten. Dat betreft allereerst de toenmalige tijd. In het boek Jeremia lezen we hoe groot hun kwade invloed was en dat wordt deze ‘profeten’ zwaar aangerekend. In tweede instantie ziet deze profetie tot in het toekomstige Messiaanse Rijk. Dan zal alle Bijbelse profetie vervuld zijn en zit het werk van Gods profeten erop. Er zijn dan ook geen profeten meer nodig. Wie dan nog vragen heeft, kan naar Jeruzalem gaan, waar de hoge koning, Jezus Christus, de Messias resideert. En, als er dan nog iemand profeteert of zegt een profeet te zijn, is die per definitie een bedrieger die door Gods toorn getroffen zal worden.

Er is één woord dat dit Ezechiël 13 nadrukkelijk kenmerkt en dat is Mijn volk. We vinden het liefst zevenmaal in dit hoofdstuk (vers 9,10,17,18,19,21,23). Het is de benaming van Gods volk onder het Sinaïtische verbond. Die relatie gaat teloor en dat verplaatst de schijnwerper van het lijden en de ondergang van Jeruzalem, naar het ‘verdriet’ van de Hoogheilige God zelf. Het belicht het schrijnende verlies dat de Eeuwige oploopt. Daarmee krijgt deze profetie een verdieping die de toenmalige gebeurtenissen ver overstijgt.

Vrs1 Toen kwam het woord des Heren tot mij, zeggende:

Na de aanschouwelijke profetie in hoofdstuk 12, die afgesloten wordt met heilsbeloften, gaat de profetie nu verder met oordeelsaankondigingen over de valse profeten van Israël.

Vrs2 Mensenzoon, profeteer! tegen de profeten van Israël die nu profeteren. Dan zult u tot de profeten, die vanuit hun eigen hart spreken, zeggen: hoor! het woord van Jahweh.

Ook in dit vers spreekt de profeet Ezechiël over geheel Israël, dus alle twaalf stammen. Want de gebeurtenissen betreffen het einde van het Sinaïtische verbond.

Een ware profeet spreekt woorden van God. Deze profeten niet, hoewel ze zeggen dat zij het woord van Jahweh spreken. Dat is een zware zonde die niet zonder gevolgen kan blijven.

Vrs3 Dit zegt de Soeverein Jahweh: Wee over de dwaze profeten die achter hun eigen geest aangaan, terwijl zij daar niets schouwden.

Valse profeten schouwen geen visioenen van God, maar ‘profeteren’ eigen bedenksels. Ten minste; zo wordt dit vers gewoonlijk verklaard. Maar, misschien moeten we dieper gaan. Een eigen geest, zonder God, is ontvankelijk voor inblazingen van de boze. Wellicht hebben de valse profeten wel visioenen gezien en zagen ze denkbeelden van Satan (vers 6).

Vrs4 Uw profeten, o Israël, zijn als jakhalzen tussen de ruïnes.

Jakhalzen leven van kadavers. Die metafoor gaat ook hier op, want het kadaver, waaraan de valse profeten vreten, is het ondergegane Godsrijk van Israël. Deze wordt hier vertegenwoordigd door haar laatste representant, Jeruzalem, de hoofdstad van Juda. En de ruïnes, dat zijn de puinhopen van het Sinaïtische verbond.

Vrs5 U bent niet in de bres gesprongen, opdat de muur voor het huis van Israël hersteld zou worden, zodat zij konden standhouden in de strijd op de dag van Jahweh.

Dit vers heeft een onmiskenbaar geestelijk betekenis. Natuurlijk denken we in eerste instantie aan de vestingmuur rond Jeruzalem. Echter, dat kan niet bedoeld zijn, want er werd geen bres in de muur geslagen. Die muur kon koning Nebukadnezar niet tegenhouden. Dat kon wel de bescherming van God, maar die is opgeheven, omdat het Sinaïtische verbond verbroken werd. Dus kan men ook niet meer standhouden op de dag van Jahweh, als de oordelen Gods vallen. De tekst spreekt over scheuren in het Sinaïtische verbond die gerepareerd dienden te worden. Dat is ook een veel logischer verklaring. Zo zagen veel Joodse rabbi’s het, onder anderen Rashi en Radak en vele anderen met hen. Ook de tekst van Jeremia 6:14 en 8:11 (NBG) ondersteunt deze stelling; daar staat:

Zij trachten de breuk van de dochter mijns volks op het lichtst te genezen door te zeggen: Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is.

De valse profeten hebben verzuimd ‘woorden van God’ te spreken, waardoor Israël wellicht het oordeel had kunnen afwenden. Zij toonden zich aasgieren van het verbond. Daarin waren zij dienaren van Satan en Gods volk was hun prooi.

Vrs6 Zij zagen een bedrieglijk visioen en deden een leugenachtige waarzegging. Die zeggen: Zo spreekt Jahweh, terwijl Jahweh hen niet gezonden heeft. Toch verwachten zij dat dit woord vervuld zal worden.

Opvallend is, dat de valse profeten verwachten, dat dit woord vervuld zal worden. Dat duidt erop, dat zij wel degelijk iets gezien hebben. Uit vers 3 weten we echter dat zij niets schouwden en dus geen goddelijk visioen hebben ontvangen. Dan blijft slechts over dat zij inblazingen van Satan gezien hebben – occulte visioenen.

Vrs7 Hebt u dan geen bedrieglijk visioen geschouwd en een leugenachtige waarzegging uitgesproken, toen u zei: “zo spreekt Jahweh”, ofschoon Ik niet sprak.

Vers 7 bevestigt voorgaande stelling. De valse profeten/profetessen hebben een bedrieglijk visioen geschouwd en dus een leugenachtige waarzegging uitgesproken. Die valse profetie werd verpakt als het woord van Jahweh. Dat is een herkenbare methode van Satan. In de Eindtijd zal hij deze methode zo verfijnd hebben, dat een groot deel van de wereld de Antichrist als de Messias zal zien en zijn handlanger, de Valse Profeet, zal volgen.

Vrs8 Daarom, zo spreekt de Soeverein Jahweh: Omdat u bedrieglijk sprak en om het leugenachtige visioen, dat u schouwde, daarom: Zie, Ik ben tegen u! luidt het woord van de Soeverein Jahweh.

De Eeuwige zet de valse profeten ondubbelzinnig neer als Zijn vijanden. Hij verklaard hen de oorlog. Dat is geen profetie die in de tijd van Ezechiël tot vervulling kwam. Er is ons niets bekend van een jacht op profeten. Dit deel van de profetie ziet dan ook op de Eindtijd als God zelf af zal rekenen met alle valse profeten en profetessen. Voor hen zal dan gelden: vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God! (Hebreeën 10:31).

Vrs9 En het zal geschieden, dat mijn hand tegen de profeten zal zijn, die een bedrieglijk visioen schouwen en die leugenachtige waarzeggerij uitspreken. Zij zullen niet in de verborgen kring van mijn volk zijn, noch in het register van het huis van Israël worden opgetekend, noch zullen zij het land van Israël binnengaan. Dan zult u weten, dat Ik de Soeverein Jahweh ben.

Dit is een zogenaamde drievoudige vervloeking. Het gaat om drie begrippen:

  1. De verborgen kring van mijn volk.
  2. Het register van het huis van Israël.
  3. Het binnengaan van het huis van Israël in het land van Israël.

1. Zij zullen niet in de verborgen kring van mijn volk zijn

Zoals de tekst al aantoont, is hier sprake van iets of in dit geval van een kring/vergadering die geheim is. Niet bekend bij de mensen, wel bij God. Letterlijk spreekt de profetie in deze context over het ware Israël. Dat zijn zij, die God trouw dienen en gediend hebben en alleen door God zelf gekend worden. Dat kan dus zowel op de levenden zien, als op gelovigen die reeds overleden zijn. Alleen die verklaring doet de tekst en de betekenis van de twee volgende begrippen daadwerkelijk recht.

2. het register van het huis van Israël

We kunnen ook vertalen met de opgetekenden. Het betreft dus een register, waar de namen in staan van de leden van het huis van Israël, met uitzondering van – ja, van wie eigenlijk? In ieder geval met uitzondering van de valse profeten waar de tekst over spreekt.

In hoofdstuk 9:2 bespraken we een dergelijk boek; Het gedenkboek van hen die de Here vrezen. Dit boek bevat waarschijnlijk de namen van alle gelovigen, uitgezonderd de leden van de Gemeente van Christus. Enig alternatief voor die uitleg vormen de lijsten van de teruggekeerde ballingen die we in Ezra en Nehemia vinden. Dat vond echter na de ballingschap plaats, dus valt die verklaring af.

Het is waarschijnlijk dat in 538 voor Christus de eerste, kleine groepen Joden naar Kanaän terug- keerden en dat pas tegen 520 (de start van de herbouw van de tempel) van grotere aantallen gesproken kon worden. Aangezien de profetie van Ezechiël kort voor de verwoesting van Jeruzalem speelde (587 voor Christus) is er dan minimaal al 49 jaar, of, wat waarschijnlijker is, 60-70 jaar verstreken. Gaan we ervan uit dat de valse profeten (vers 9a) minimaal 30 jaar oud zijn geweest ten tijde van de profetie, dan zouden zij ten tijde van de terugkeer tussen de 79 en 100 jaar of zelfs ouder geweest moeten zijn. Verreweg de meesten van hen zouden dan reeds overleden zijn. Ook deze optie kunnen we schrappen. Bovendien worden in Ezra 2 en Nehemia 7 nergens gesproken van personen die uitgesloten worden van de lijst c.q. het register. De conclusie is dan ook dat Ezechiël over een onderdeel van het gedenk- boek van hen die de Here vrezen spreekt, namelijk het register van het huis van Israël. Tevens stellen we vast dat deze profetie universeel is, dus alle tijden geldt. Voor valse profeten is dus de zaligheid in het geding. Daar worden ze van uitgesloten.

3. noch zullen zij het land van Israël binnengaan

Zoals reeds aangetoond, is het onwaarschijnlijk dat de valse profeten oud genoeg zijn geworden om de terugkeer van de Joden van Babylon naar Kanaän nog mee te maken. Bovendien is niets bekend over enige belemmering voor terugkerende ballingen. De profetie ziet dan ook veel verder, tot in de Eindtijd.

De uidrukking land van Israël ziet dan ook op het toekomstige Messiaanse Rijk. In dat rijk zullen geen profeten geduld worden, want dan is alle profetie vervuld. Dus is daarmee een ieder, die dan als profeet optreedt, per definitie een valse profeet!  Zacharia 13:2-3 is daar heel duidelijk over.

Dus ook hier is sprake van een universele betekenis. De profetie sluit uit dat valse profeten, ten tijde dat het Messiaanse Rijk wordt gevestigd, dat rijk mogen binnengaan.

Vrs10 Daarom en doordat zij mijn volk op het slechte pad brachten, door te zeggen: sjalom, terwijl er geen sjalom heerst. Alsof men een broze muur bouwt en - zie toch! - deze met witkalk bedekken.

De meeste vertalers lezen vrede, maar sjalom houdt meer in. Dat begrip duidt dat de hele maatschappij doortrokken is van Goddelijke invloed; dat er sprake is van balans en welbevinden. Het is de relatie met God die hier in het geding is. Die is ernstig aangetast, dus kan er geen sjalom heersen. Die relatie is als een broze muur die met witkalk bestreken is om de breuken en scheuren te verdoezelen.

Vrs11 Zeg tot hen die met witkalk overdekken, dat zij zal vallen. Er zal een stortvloed van regen komen en Ik zal hagelstenen zenden, die neer zullen kletteren en een hevige stormwind zal losbarsten.

Die broze muur (vers 10) kan het oordeel niet tegenhouden.

Vrs12 Zie het moment! Als de muur bezwijkt. Zal men u dan niet vragen: waar is de witkalk, waarmee u het overdekte?

Is dit goddelijke ironie? Waarschijnlijk wel.

Vrs13 Daarom, zo zegt de Soeverein Jahweh: Ik zal zekerlijk een hevige stormwind in mijn wraak ontketenen en een stortvloed van regen in mijn woede. Ook hagelstenen zullen vallen in (mijn) toorn; hagelstenen, om te verdelgen.

Het oordeel van God is aanstaande. Dat is geen tuchtiging die tot herstel moet leiden. Het is bedoeld om te verdelgen, als genoegdoening voor de (terechte) Goddelijke toorn.

Vrs14 En Ik zal de muur, die u overdekte met witkalk, neerhalen en deze met de grond gelijk maken. Aldus zullen de fundamenten blootgelegd worden. Wanneer die dan valt zult u binnen in haar vernietigd worden. Dan zult u weten, dat Ik Jahweh ben.

Vrs15 Zo zal Ik mijn wraak volbrengen tegen de muur en tegen hen die hem overdekten met witkalk. Dan zal Ik tot u zeggen: De muur is verdwenen en verdwenen zijn zij, die hem wit kalkten.

De stadsmuur van Jeruzalem en de geestelijke muur (Gods bescherming over de stad) worden onder één noemer gesteld. De geestelijk muur is gevallen. Het Sinaïtische verbond is opgeheven. Daarmee heeft Satan vrij spel gekregen. Als koning Nebukadnezar komt, is er niets meer te redden. Jeruzalem wordt dan ook ingenomen en verbrand, haar bewoners gedood en de grote vestingmuur wordt tot de grond toe afgebroken.

Vrs16 Profeten van Israël, die profeteren tot Jeruzalem en visioenen van sjalom voor haar schouwen, terwijl er geen sjalom was; de Soeverein Jahweh heeft gesproken.

Vrs17 Wat u betreft, Mensenzoon: keer uw aangezicht tegen de dochters van mijn volk, die profeteren vanuit hun eigen verbeelding en profeteer tegen hen!

Vrs18 Dan zult u zeggen: Zo spreekt de Soeverein Jahweh. Wee zij! die betoverende bekoringen in kussentjes onder hun oksels naaien en die sluiers van elke lengte voor hun hoofd maken, om levens te strikken. Zult u de levens die mijn volk toebehoren, strikken, maar uw eigen levens bewaren?

Het ambt van profeet en profetes van afgoden werd uitgeoefend in afgodische tempels. In feite waren

dat bordelen, vandaar dat van betoverende bekoringen gesproken wordt. Aantrekkelijke vrouwen hebben zich verleidelijk uitgedost en proberen (tegen betaling) de inwoners van Jeruzalem te verleiden met hun lichaam, vleiende waarzegging en zoetklinkende profetie.

Vrs19 Zo ontheiligt u Mij onder mijn volk, door voor enige handen vol gerst en voor stukjes brood te doden; levende wezens die niet zouden moeten sterven, en door levende wezens te sparen die niet zouden moeten leven, doordat u tegen mijn volk liegt dat naar leugen hoort.

Het belegerde Jeruzalem zucht onder een zware hongersnood. Toch blijkt dat de inwoners nog steeds voedsel over hebben als betaling voor deze valse profeten en profetessen. Allen die op de verleidingen ingaan koketteren met de dood, want zij kunnen het schaarse voedsel voor zichzelf of voor hun gezin niet missen. Dat had niet zo mogen zijn, want zo sterven levende wezens, die niet zouden moeten sterven. Zij die gespaard worden zijn de valse profetessen, die dankzij het voedsel dat zij ‘verdienen’, aan de hongerdood kunnen ontsnappen. Dat zijn zij, die niet zouden moeten leven, doordat u tegen mijn volk liegt.

Dat naar leugen hoort: Het volk van Juda is ver van God afgeraakt. Zij prefereren leugens boven de waarheid van Gods woord, zoals die zo vaak uit de mond van de profeet Jeremia geklonken had.

Vrs20 Daarom, zo spreekt de Soeverein Jahweh: Zie! Ik keer Mij tegen uw betoverende verleidingen, waarmee u de mensen daar verstrikt, gelijk gevleugelden. Dan zal Ik het van uw armen afrukken en Ik zal de mensen vrijmaken - de mensen die u verstrikte - gelijk gevleugelden.

Het beeld van de vogelvanger met zijn net was algemeen bekend in Israël. Het land lag aan de belangrijkste doortrekroute van vele soorten trekvogels, tussen Europa en Azië en Europa en Afrika. De grote aantallen langstrekkende vogels vormden een rijke bron van vlees. Ze konden betrekkelijk makkelijk gevangen worden, omdat de zwermen vogels vaak vermoeid neerstreken en te traag waren om te kunnen ontsnappen.

Ik zal de mensen vrijmaken - de mensen die u verstrikte: Deze woorden zijn moeilijk te verstaan. Wellicht wordt hier geduid op allen die het teken Taw op het voorhoofd kregen (Ezechiël 9:4), dus de ware gelovigen. Ook een mogelijkheid is, dat hier Messiaanse profetie staat geschreven. In het Messiaanse Rijk zal geen valse profetie meer geduld worden (Zacharia 13:1-4). Daarmee krijgt deze profetie een geheel andere, meer universele dimensie die in vers 21-23 bevestigd wordt.

Vrs21 Ook zal Ik uw sluiers afrukken en Ik zal mijn volk redden uit uw hand. Zo zullen zij niet langer als een prooi in uw macht zijn. Dan zult u weten dat Ik Jahweh ben.

Bedoeld wordt, de valse profeten en profetessen ontdoen van hun beroepskleding; hen ontmaskeren. Dat is onversneden Messiaanse profetie die de verre toekomst beschrijft. Zacharia spreekt daarover in hoofdstuk 13:4. De ontmaskering van alle valse profeten (uw sluiers afrukken) is dus profetie die pas in de Messiaanse tijd geheel tot vervulling zal komen. Daarvoor valt de Grote Verdrukking en in die periode zal de Antichrist de wereld in zijn greep hebben en de Valse Profeet zal (ten onrechte) als spreekbuis van God worden gezien. Ook dan zal seksuele verwildering onderdeel zijn van de afgoden- dienst; dan rond het beeld van het beest (Openbaring 13:15). Het is uit hun hand, dat God de ware gelovigen van het volk Israël zal redden.

Vrs22 Omdat u het hart van de rechtvaardige met leugens ontmoedigde, terwijl Ik hem geen smart gebracht heb en de handen van de goddeloze aanmoedigde zich niet van zijn boze weg af te keren, om zijn leven te redden,

De valse profeten blijken pure instrumenten van het kwaad te zijn, die het recht verkrachten en het kwaad en de leugen verspreiden. Zij zijn instrumenten van Satan.

Vrs23 daarom zult u geen visioenen en waarzeggerij meer in onwaarheid zien. Ook zult u niet langer waarzeggerij plegen. En Ik zal mijn volk uit uw hand redden. Dan zult u weten, dat Ik Jahweh ben.

Eens zal God een einde maken aan  alle profetie, waarzeggerij en occult gedrag uitgebannen worden. Dat was ten tijde van Ezechiël niet het geval. En heden lijkt het wel of de wereld steeds meer naar het occulte afglijdt. In de Eindtijd, als het Messiaanse Rijk gevestigd is en Jezus Christus regeert, zal dat alles uitgebannen worden. Dan wordt het vuil van Satan van de aarde verwijderd; Zacharia 13:4

Te dien dage zal het geschieden, dat de profeten beschaamd zullen worden, ieder om de visioenen, die hij profeteerde. Nooit meer zullen zij een harige mantel aantrekken om te misleiden.

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar:  De Profeet Ezechiël 1 door G.A. van de Weerd.

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2021 - Ezechiël deel 1, aflevering 12: Ezechiël 13