2021 - Ezechiël deel 1, aflevering 1: Bronnen en Wijze van Verklaring

dinsdag 22 december

Introductie

Ezechiël is een omstreden boek. Zowel over de vertaling als de verklaring bestaan veel strijdpunten tussen Bijbelgeleerden. Opvallend is dat die maar weinig voortkomen uit verschil van mening over de betekenis van de grondtekst. Velen zijn namelijk van mening dat die niet betrouwbaar is. Theologen hebben dat als vrijbrief opgevat om de eigen visie in hun vertaling of verklaring te verwerken.

Voorgaand standpunt wordt in dit boek fel bestreden. Want de huidige grondtekst (en dan bedoelen we op de Codex Leningradensis) staat dicht bij de oorspronkelijke van Ezechiël en wij zijn overtuigd dat die door God is geïnspireerd. Dus is die tekst de basis voor onze exegese, niet omgekeerd.

Met het boek Ezechiël worden nieuwe deuren geopend die soms, vaak onverwachts, het stralende landschap van de Raad Gods tonen, een glimp van Gods plan met Israël en de mensheid. Het was de schrijver van dit boek tot heil. Hopelijk geldt dat ook voor u, als u het boek Ezechiël bestudeert.

De profeet en zijn boek

Ezechiël neemt een prominente plaats in tussen de boeken van het Oude Testament. Dat komt niet alleen door de omvang; veel meer door de boodschap. De meeste aandacht gaat uit naar de wonderlijke visioenen over de verschijning van de Heerlijkheid des Heren, ook troonwagen visioenen genoemd. Daarin voert de zucht naar sensatie soms de boventoon. Maar, die eenzijdige aandacht is onterecht. Ezechiël legt ook uit hoe de relatie tussen God en Israël op de klippen liep. Dat is een triest verhaal waarin Israël Gods liefde afwijst en Hem diep griefde. Daar toont God zich kwetsbaar en leren we emoties van de Hoogheilige kennen.

Van groot belang zijn de profetieën over de val van Satan, in Ezechiël 28, 29, 31 en 32. Ze zijn zeer omstreden, dat wel, want velen geloven niet meer in zijn bestaan. Toch zijn juist die verzen onthullend.

Na alle misère van het verleden profeteert Ezechiël in de hoofdstukken 36-48 over een omkeer, als God zich weer in genade tot Israël keert. Dat betreft echter een nog onvervulde toekomst.

In het verleden werd het boek Ezechiël vooral geestelijk verstaan. Verklaarders zagen wel dat de profeet over het oude Israël spreekt, maar betrokken dat op het wel en wee van de christelijke kerk. De rol van het volk Israël werd zo ondergeschikt en verdween bijna in de nevelen van de kerkelijke dogmatiek. Dat veranderde met de stichting van de staat Israël in 1948. Veel gelovigen zagen daarin een voorvervulling van Bijbelse profetie en daarom gingen christelijke theologen in toenemende mate naar Joodse exegeten luisteren. Daarbij kwam de vraag op of de tekst toch niet letterlijk verstaan moest worden. Zo ging het boek Ezechiël stap voor stap open en vielen de sloten weg, die door een onjuiste christelijke dogmatiek waren aangebracht, tot heil van Jood en christen.

 

De Carnale Exegese

De methode van Bijbelverklaring, die in dit boek wordt gehanteerd, noemt men ook wel de carnale exegese. Daarmee wordt bedoeld, dat de letterlijke betekenis van de tekst leidraad is bij de verklaring. Dat heeft belangrijke consequenties voor de uitleg van het profetisch woord. De apostel Petrus doet daarover een belangrijke uitspraak. 2 Petrus 1:19-21 (NBG):

Gij doet wel, acht te geven op het profetisch woord als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de Morgenster opgaat in uw harten.

Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.

Volgens de apostel Petrus is profetie dus een letterlijk gedicteerde boodschap van God zelf. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de historische Bijbelboeken die van Schriftgelovige zijde wel door God geïnspireerd worden bevonden, maar niet gedicteerd. Aangezien God volmaakt is geldt dat ook voor Zijn boodschap. En als er toch onduidelijkheid ontstaat over de betekenis, dan is de bron gewoonlijk niet de boodschap zelf, maar de vertaling of twijfel aan de betrouwbaarheid van de grondtekst.

 

Vertalen is mensenwerk

De vertalingen van Ezechiël tonen vrij grote verschillen. Deze hebben de volgende oorzaken:

  1. Tussen de grondteksten bestaan verschillen die het gevolg zijn van onnauwkeurig overschrijven*.
    * Joodse overschrijvers bleken veel nauwkeuriger dan de niet-joodse kopiisten.
  2. Veel afwijkingen hebben een exegetische basis. Ze zijn een correctie van de kopiist die daarmee de tekst naar eigen inzicht wilde verduidelijken.
  3. Niet van elk Hebreeuws woord staat de betekenis vast. Vaak is bepalend wat de exegeet of vertaler er in leest. Dat leidt vaak tot kleine en soms zelfs tot grote verschillen tussen vertalingen.
  4. Een vierde oorzaak is gelegen in de aangehangen dogmatiek waardoor vertalers beïnvloed werden. Dikwijls blijkt dat niet de grondtekst, maar de eigen exegese de vader van de vertaling is geweest.

Het zal duidelijk zijn dat het achterhalen van de meest zuivere versie van de oorspronkelijke tekst van doorslaggevend belang is. Dat is de Codex Leningradensis. Die wetenschap danken we aan vondsten van oude manuscripten in de afgelopen decennia (Dode-Zeerollen). Heden geloven Bijbelgetrouwe wetenschappers dat we heel dicht bij de oorspronkelijke grondtekst zijn gekomen.

In dit boek houden we ons aan de letterlijke interpretatie van de grondtekst. Volgens deze methode heeft de bijbel altijd het laatste woord en dient de exegese daar vanuit te gaan. Vandaar dat consequent gezocht wordt naar vergelijkbare teksten in de Bijbel, om van daaruit de tekst te verklaren. We noemen die methode: Schrift met Schrift vergelijken.

 

De Allegorische Exegese

Veel Bijbelvaste verklaarders beschouwen de profetieën van Ezechiël voor het grootste deel, of zelfs

geheel, vervuld. Waar dit duidelijk niet het geval is, betrekken zij de profetie op de kerk van Christus of op de zaligheid na dit leven. Dat tekst iets heel anders zegt, wordt kennelijk niet als een bezwaar gezien. We noemen deze manier van uitleg: de allegorische exegese. Die ontstond in de eerste eeuwen na Chr. en ging hand in hand met een toenemende vijandschap tussen Joden en christenen.

Het westerse denken en zijn cultuur zijn diep geworteld in het oude Romeinse Rijk. Dat was echter geen oorspronkelijke cultuur, maar een mengvorm van bestaande culturen. Groot militair vernuft en meedogenloze hardheid, overgoten met een saus van het hellenisme (Griekse denken), smolten samen tot een vrijwel onverslaanbare en dominerende wereldmacht. Na de ondergang van het Romeinse Rijk bleef die cultuur in stand, hoewel ook christelijk-bijbelse invloeden een rol gingen spelen.

De goden van de Romeinen waren klonen uit de Griekse godenwereld. Die goden hadden alle zeer menselijke trekjes en blonken vooral uit in onbetrouwbaarheid. Zij spraken voornamelijk in raadselen of op zodanige wijze dat de uitleg altijd voor tweeërlei uitleg vatbaar was. Dat moest ook wel, want indien die goden klare taal gesproken hadden was al snel duidelijk geworden, dat zij menselijke bedenksels waren die in feite niet bestonden.

De God van het Oude Testament was geheel anders. Die sprak klare taal die geen ruimte voor twijfel bood. Ook de God waar Jezus Christus over sprak, was niet anders. In de vierde eeuw echter sloop het hellenistisch denken het christendom binnen. Dat creëerde een god die weer in raadselen sprak, als eens het orakel van Delphi. Die god was dan ook een vertrouwd beeld voor heidenen. Dus was de overgang (in naam) naar het christendom nu veel gemakkelijker geworden.

Zo werd deze god breed aanvaardbaar en konden Bijbelteksten naar eigen inzicht aangepast worden door middel van de allegorische interpretatie. Maar ... is die God wel zo veranderd?

De allegorische interpretatie was een kind van z’n tijd. In 324 na Chr. zegevierde Constantijn de Grote in een burgeroorlog om de macht in het Romeinse Rijk. Nadat hij keizer geworden was werd het rijk in naam christelijk. Daarmee leek het beloofde Godsrijk aangebroken. In triomf werd het 1000-jarig rijk uitgeroepen en kort daarna door de  kerkvader Augustinus theologisch gefundeerd. Dit standpunt was  begrijpelijk. Men had zo veel geleden. En nu was het dan zover, het Romeinse Rijk was verslagen.

Verslagen? Beslist niet. Het Romeinse Rijk bleef machtig en wreed, net als tevoren. Weinig christenen zagen de werkelijkheid, namelijk, dat het Romeinse Rijk sterk afweek van de profetieën over het komende Godsrijk. Maar ... dat is interpretatie, nietwaar? Bovendien boden hooggeleerde theologen als Origines en Augustinus uitkomst door middel van de allegorische interpretatie.

Geruisloos werd het volk Israël uit de profetie geschrapt en vervangen door de christelijke kerk. Die lastige Joden hadden afgedaan. Ze waren bovendien vijanden van het christelijk geloof en ... stond er niet geschreven: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen! (Mattheüs 27:25). En ... was die profetie niet overduidelijk uitgekomen?

Maar, de almachtige God is onveranderlijk en zo is zijn Woord. Dat dienen we dan ook te verstaan als ‘klare taal’. Indien we dat doen, gaat de tekst leven. Begrijpen we dan alles? Natuurlijk niet, maar het is niet zo erg om te erkennen: ik weet het niet of misschien is het zus of zo. Als de tijd daar is zal de Heilige Geest het ontbrekende openbaren.

De allegorische interpretatie is, tot op de huidige dag, dominant in verklaringen aanwezig. Dat heeft ook z’n sporen nagelaten in de verklaringen over Ezechiël. De schrijvers van de kanttekeningen van de Statenvertaling bijvoorbeeld en vele anderen leggen dit boek op belangrijke onderdelen allegorisch uit. Daarmee vervalt dan de mogelijkheid de woorden van de profeet naar de letter te verstaan. Of, anders gezegd: als gangbare begrippen die een logische en voor de hand liggende betekenis hebben plotseling iets geheel anders kunnen betekenen, dan is een Bijbeltekst van bijna elke verklaring te voorzien die een exegeet voorstaat. Zo wordt enige band met de realiteit van het geschreven woord verbroken en kan men elke verklaring, tot de meest bizarre toe, op eenvoudige wijze rechtvaardigen. Aldus is niet Gods woord de norm, maar dat van de exegeet.

De allegorische denkwijze staat haaks op de Joodse exegese. Daarmee ontstond in de derde en vierde eeuw na Christus een dusdanige kloof tussen Joden en christenen, dat een dialoog nog maar nauwelijks mogelijk bleek. Het christendom, dat oorspronkelijk als variant van het Jodendom werd beschouwd, verwijderde zich zo van z’n wortels en stelde zich in toenemende mate vijandig op ten opzichte van de Joden. Binnen de christelijke kerk heeft de allegorische denkwijze eveneens een verwoestende uitwerking gehad. Want deze opende de deur voor allerlei afwijkende denkwijzen waardoor vele sekten ontstonden die miljoenen tot dwaling leidden, tot op de huidige dag. En zij allen rechtvaardigen

hun afwijkende (allegorische) denkwijze en exegese uit dezelfde bijbel.

Nu hoeft allegorie niet per definitie afgewezen te worden. De Talmoed laat de weg naar allegorie open, mits die altijd wordt voorafgegaan door de carnale exegese, dus de letterlijke betekenis. Bij die mening sluit de auteur zich gaarne aan. Zo kunnen we toch Matthew Henry en Spurgeon lezen. Beiden oprechte kinderen van God die in het wel en wee van het volk Israël de moeilijke weg zagen van de Gemeente van Christus en de individuele gelovige. Want de voortdurende strijd tegen het kwaad en de worsteling om God juist te dienen is een herkenbaar patroon. Daarin vergaat het de Gemeente niet anders dan Israël.

 

Hoe ziet ú De Bijbel?

De visie op het Oude Testament is zeer verschillend. We kunnen die als volgt indelen:

Een dunne Bijbel

In sommige kerken is de Bijbel niet meer dan het Nieuwe Testament. De functie van het Oude Testament blijft beperkt tot de teksten die een passage uit het Nieuwe Testament ondersteunen.

Een selectieve Bijbel

De meeste christenen gebruiken het Oude Testament als aanvulling op het Nieuwe Testament. Daarnaast levert het Oude Testament nog boeiende verhalen die een motiverende en corrigerende functie hebben voor de gelovige. Ook voor hen is het Oude Testament een ‘bijboek’.

Dé Bijbel

Een minderheid beschouwt het Oude Testament als het hoofdboek. Dat boek was af, toen de Joodse canon compleet was. Voor hen is het Nieuwe Testament een aanvulling; een supplement.

De derde stelling is juist en wordt bevestigd door Jezus Christus zelf. Mattheüs 5:17 en 18 (NBG):

Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden, maar om te vervullen.

Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.

Jezus Christus spreekt dus over een Bijbel (Oude Testament) die voltooid is. Hij kwam die Bijbel te vervullen. Toch wordt het Nieuwe Testament geschreven. Waarom? Omdat Hij verworpen werd. Dus zocht Hij zich een nieuw volk. Dat werd de Gemeente van Christus en daarom werd Bijbel aangevuld.

Het Oude Testament is niet te verklaren vanuit het Nieuwe Testament. Het Nieuwe Testament is wel vanuit het Oude Testament te verklaren. Daar ligt de basis.

 

Het boek Ezechiël

We weten maar betrekkelijk weinig van de profeet zelf af. De naam van zijn vader blijk Buzi te zijn en

zijn eigen naam komt slechts tweemaal voor, in Ezechiël 1:3 en 24:24. Zijn woonplaats was Tel Abib, niet zo ver van Babel en hij was een tijdgenoot van Daniël.

Zijn bediening begon in het vijfde jaar van de ballingschap van koning Jojachin (Ezechiël 1:2). De laatste melding van een datum vinden we in hoofdstuk 40:1 (het vijf en twintigste jaar van onze ballingschap). Verder is niets bekend over wat er na die periode met hem gebeurde. De overlevering zegt dat hij in Babylon stierf en in Kefil, bij Birs Numrud begraven werd, dat tussen de rivieren de Kebar en de Eufraat ligt. De traditie wil dat koning Jojachin, nadat hij door Evil-Merodach was vrijgelaten, op die plaats een schitterende tombe oprichtte. Die plaats is eeuwenlang door zowel mohammedanen als christenen vereerd.

De naam Ezechiël betekent God sterkt. Ook een mogelijkheid is God verhardt, wat een stuk minder aantrekkelijk klinkt. Gezien het ‘spelen op de naam Ezechiël’, wat we in hoofdstuk 3 vinden, is de tweede betekenis waarschijnlijk juist.

Ezechiël is ook een boek van oordeel. Qua volume en intensiteit is het een geschrift dat bol staat van donkere gerichtsprofetieën. Huiveringwekkend zijn de details van de geprofeteerde oordelen en de intensiteit van het lijden, dat ze vertegenwoordigen.

De profeet werd opgedragen enige van die doemprofetieën aanschouwelijk uit te beelden. Zo bracht hij over een periode van 430 dagen, dagelijks een aantal uren in een uiterst ongerieflijke houding door. Ook moest hij gedurende die periode onsmakelijk voedsel eten en tot overmaat van ramp stierf zijn vrouw en ... werd hem door God verboden om voor haar rouw te dragen. In diezelfde periode werd de tempel verwoest, de stad Jeruzalem platgebrand en Juda als staat vernietigd.

Donker was zijn leven. In dat opzicht is alleen Job zijns gelijke. En evenals Job zal hij het uur van zijn geboorte wellicht verwenst hebben. Toch eindigt ook hij met heilsprofetie. En zoals eens aan Mozes het beloofde land werd getoond (Deuteronomium 34), zag de profeet Ezechiël het beloofde land van de Eindtijd, het Messiaanse Rijk.

In het boek Ezechiël leren we de Hoogheilige God beter kennen. Hij onthuld niet alleen gegevens over zijn verschijning, maar ook over zijn emotionele binding met de mens. Het is een grote verrijking om dat te ervaren.

 

De wereld van Ezechiël

In 722 v. Chr. was het noordelijke rijk, Israël, veroverd en verwoest. De overlevenden waren door de Assyriërs weggevoerd en onder de heidenvolken verspreid. Zo verdween dit volk uit de geschiedenis.

Het kleinere Juda hield het langer vol, maar in 609 v. Chr. brak ook daar ‘het begin van het einde’ aan.

Ongeveer 100 jaar na de ondergang van Israël was Assyrië als grootmacht opgevolgd door Babylon. Die overgang deed een vacuüm ontstaan in de regio, waar ook Juda lag. De Egyptenaren, onder Farao Necho, waren na de val van Assyrië begonnen hun macht naar het noorden uit te breiden. Juda was in 609 v. Chr. verslagen, waarbij koning Josia de dood vond. Sinds die tijd was het vazal van Egypte. Bij Karkemish stuitte de Egyptenaren op het leger van Nebukadnezar en werden verpletterend verslagen.

In 612 v. Chr. was  Ninevé verwoest. Daarmee werd de kracht van het Assyrische wereldrijk gebroken en nam Babylon deze heerschappij over. In 606 v. Chr. viel Haran, het laatste bolwerk van Assyrië.

Na de val van het Assyrische Rijk, werd het Babylonische rijk de nieuwe grootmacht en begon het zijn gebied naar het zuiden uit te breiden en maakte Juda tot zijn vazalstaat. Ook nam hij een aantal gijzelaars van hoge afkomst mee. Onder hen was de profeet Daniël. Dat was de eerste wegvoering.

Weer kwam Babylon in conflict met de Egyptische rivaal en versloeg het (2 Koningen 24:7). Toen de macht van Egypte gebroken was trok koning Nebukadnezar met een groot leger tegen Juda op en sloeg in 598 v. Chr. het beleg voor Jeruzalem. De stad viel in 597 v. Chr. en een groot deel van de bovenlaag van de bevolking werd in ballingschap weggevoerd (2 Koningen 24:10-16). Daaronder bevond zich ook de profeet Ezechiël. De nieuwe koning, Zedekia, bleef Nebukadnezar maar korte tijd trouw. Hij koos de kant van Egypte. Koning Nebukadnezar trok vervolgens weer op tegen Juda en in 586 v. Chr. werd zowel de stad als de tempel in brand gestoken en verwoest. Deze keer trad Nebukadnezar heihard op en liet een groot deel van de bevolking van Juda afslachten. Van de overlevenden werd een deel in ballingschap gevoerd. Dat was de derde wegvoering.

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar:  De Profeet Ezechiël 1 door G.A. van de Weerd.

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2021 - Ezechiël deel 1, aflevering 1: Bronnen en Wijze van Verklaring